Dag 1: Igoumenitsa - Butrint - Ksamil - Sarandë 86 km
"Word je daar niet neergeschoten?"
"Zijn daar wel wegen dan?"
"Dat ligt toch in Afrika?'"
De reacties op mijn plan om met mijn vrienden Willem Hoffmans, Marco Duiker en Marc
Dirkx in Albanië te fietsen, maken duidelijk dat er veel negatieve vooroordelen
bestaan over de bergstaat in de Balkan en het feit dat de reacties in de vorm van
een vraag verpakt gaan, maakt duidelijk dat niemand zich een werkelijk beeld kan vormen
van dit nog altijd door de Lonely Planet genegeerde land. Wat hebben Ottomaanse
overheersing, Italiaanse overheersing, het langdurige eigenzinnige communistische
bewind van Enver Hoxha gedaan met dit land? We zijn allemaal erg nieuwsgierig. De
mysterieuze waas die nog altijd over het land gehuld gaat, is reden genoeg om een
kijkje te nemen.
Gisteren zijn we met het vliegtuig aangekomen op Corfu. Door slecht weer hebben we
4 uur vertraging opgelopen en konden we ternauwernood de boot halen naar Igoumenitsa,
het vasteland van Griekenland. Vandaag kunnen we dan aan de fietstocht beginnen.
Eerst nog even ontbijt met frappé. We zien het leven in het Griekse stadje voorbij trekken.
Een hoop karakteristieke gezichten trekken aan ons gezichtsveld voorbij. Mannetjes.
Marc Dirkx neemt de ene na de andere op de foto wat hem zelf ook tot Manntje promoveert.
Eigenlijk zijn we allemaal mannetjes. We doen grote inkoop (we weten niet of er
voldoende eten te krijgen is in Albanië), tanken olie voor de brander en
gaan op weg naar het land van de adelaar.
De bergen hangen in de wolken. Een mengeling van dunne wolken, donkergrijze cumuluswolken
en een spaarzame lap blauwe lucht zorgt voor een spookachtig spel van licht en donker met
een sterke nadruk op het laatste. Over een opgepoetst, glad asfaltdek worden we
voortgeblazen door een straffe wind in de rug. De route voert soms langs de kust,
soms door het binnenland. Het Griekse traject eindigt met een klim naar een kleine
pas, welke de grens met Albanië vormt. Twee politiebusjes met Albanese vluchtelingen
passeren ons tijdens de klim. De poltiemannen kijken chagijnig, er kan geen lachje af.
We passeren de Griekse grens, moeten dooreen diepe waterbak heen en bereiken de
Albanese grens. Mannetjes! De vluchtelingen staan rustig bij elkaar. Wachten. Het is niet
duidelijk waarop gewacht wordt, het lijkt onderdeel van het spel. Wij moeten zelf ook wachten.
Douaneformaliteiten worden hier serieus opgepakt en er komt een hoop administratie
bij kijken. Ondertussen proberen de vluchtelingen een praatje met ons te maken, waarop
de politie acuut in de stress schiet. Er wordt hard op de vluchtelingen gescholden. Druk
gebarend wordt de groep bij elkaar gedreven ondanks dat ze al netjes bij elkaar stonden.
De vluchtelingen zijn niet in het minst geïmponeerd en blijven rustig staan.
Nu ja, dan gaat het praatje niet door.
De douane is ook buitengewoon geïnteresseerd in wat we doen. De administratieve
bezigheden worden regelmatig onderbroken voor wat vragen of andere grappen en
grollen. Na een uur hebben we de felbegeerde stempels in onze
paspoorten en betreden we het mysterieuze land. Al op de grens zagen we een enorm
brakke, roodbruine modderweg omhoog lopen. Op het nieuwe pasje hebben we een mooi
uitzicht over de vallei en de bergen voor ons. Manoeuvrerend tussen de plassen en potholes
stuiteren we naar beneden. We passeren cactussen en de onvermijdelijke betonbunkertjes.
Het land is bezaaid met deze eenpersoons schuilplaatsen die Hoxha aan het land heeft
geschonken voor het geval er een (kern)oorlog zou uitbreken. Achteraf natuurlijk een
zinloze investering van de beperkte financiële middelen; communistische staten
blinken nu eenmaal niet uit in strak financieel beheer.
Het landschap is een gezellige rommel. Er zijn drie soorten huizen:
huizen in aanbouw, huizen in verval en een amorfe tussengroep van huizen die nooit
zijn afgebouwd en reeds in dermate stadium van verval zijn dat dit er ook niet meer
van zal komen. In de grenszone waar we nu fietsen is deze derde categorie nogal
oververtegenwoordigd. In de dorpen zijn niet alleen veel mannetjes maar ook veel vrouwtjes.
Marc mist er geeneen en zet ze allemaal op de foto.
Vlak voor Butrint krijgen we een gigantische bui over ons heen. We schuilen bij de
entree van het archeologische complex. Het complex is UNESCO werelderfgoed en dus van de grootste
importantie. De Oud-Griekse stenen worden met cement en andere recente kunstgrepen bij
elkaar gehouden. "Ik heb het altijd snel gehad met die oude stenenhopen", verzucht
Marco. Al na vijf minuten heeft de verveling toegeslagen. Een paar minuten later probeert
Marco nogmaals duidelijk te maken dat hij niet bepaald gegrepen wordt door de magie
en mysterie van lang vervlogen tijden: "Er is niet veel meer van over van die
gebouwen, hè?". Een paar minuten later houdt Marco het echt niet meer uit
en gooit de knuppel definitief in het hoenderhok: "Teruggaan dan maar?".
Na een kwartier staan we al weer buiten het complex en zitten we weer op de fiets.
De zon breekt door en het is gelijk warm. We klimmen naar Ksamil, waar zojuist een groep
Nederlandse toeristen is gedropt door de buschauffeur. Er heerst een melige sfeer in de groep
en we worden de oren van het hoofd gevraagd. Als klap op de vuurpijl komt er een
televisieploeg aangesneld. Ik word uit de menigte gepikt en krijg een microfoon voorgeschoven.
Een mooie jongedame stelt in het Albanees vragen die naar het Engels getolkt worden door
een man.
"Waar komen jullie vandaan gefietst?"
"We zijn gisteren met het vliegtuig aangekomen op Corfu en vandaag zijn we van Igoumenitsa op
weg naar Sarandë."
"Wat is bijzonder aan fietsen?"
"Je ziet, hoort, voelt, ruikt, proeft het land en de mensen op de meest direkte manier.
Het is de ideale manier om bekende en onbekende plaatsen te bereizen."
"Houd je van Albanië?"
Gemakkelijke vraag. "Ja!"
"Wat bevalt je het meest?"
"De mensen". Een brede glimlach trekt over mijn gezicht.
"Wil je een boodschap geven aan het Albanese volk?"
"Albania, here we come!"
Wauw! De adrenaline spuit door mijn lichaam. Komende zondag maak ik mijn televisiedebuut
voor het Albanese Top Channel!
Na mijn spetterende televisieoptreden trekken we voort naar Sarandë. Al snel
breekt Marc de crank van de trapas. De laatste kilometers naar Sarandë
moet Marc zich laten voorttrekken door mijn achtertas vast te houden. Ik trap gewoon
voor twee. In Sarandë gaan we naar een garage. Met de weinige repartiespullen
die voorhanden zijn, weten ze toch een nieuwe crank vast te klooien. Nu kunnen we op
zoek naar een camping. Er staat een camping op de kaart. Ruime een uur lang speuren
we alle onverharde wegen om de stad af. We treffen oneindig veel flats in aanbouw aan
maar een camping is niet te vinden. We breken de zinloze queeste af en trekken in een hotel in
en gaan flaneren op de boulevard.
Dag 2: Sarandë - Delvinë - Campsite in het Gjerë Massief 45 km
We weten beslag te leggen op hemels lekkere Byreki broodjes. Daarna gaan we op weg naar Giroksastër
in het binnenland. We klimmen omhoog naar de pas waar we gisteren overheen kwamen.
We bedenken als we boven komen, dat dit niet de juiste pas is. We fietsen terug en
pakken nu wel de juiste klim. Op de pas kijken we uit over een brede vlakte met
daarachter een scherpe, verrassend hoge bergkam. Na enig klimwerk over een geasfalteerde weg
bereiken we het plaatsje Delvinë, een gezellig dorp met veel cafés. We
krijgen uitstekende frappés. De stemming is uitgelaten. We besluiten de hoge
onverharde route te nemen over de scherpe bergkam.
De weg klimt van acquit met brute hellingspercentages. Dat mag ook wel want zo te zien op
de kaart klimt de weg zeker 1.000 meter. In ieder geval op de kaart waarop de weg vermeld staat.
De weg staat op slechts een van de drie kaarten die we hebben. Aangezien de Bradt reisgeids
de route als een 'goede optie voor mountainbikers' beschrijft, is er geen reden voor twijfel
over de kwaliteit van de route, ook niet als de weg na Leferohor, het enige dorp op de route,
onmiskenbaar slechter wordt. We informeren voor de zekerheid bij een aantal werkers naar de staat
van de weg en of de weg niet vastloopt onderweg.
"Kunnen we over deze weg Girokastër bereiken?"
"Nee, dan moet je via Delvinë rijden."
"Ja dat weten we, daar komen we net vandaan. Maar is het misschien ook mogelijk om over deze weg,
die ginds door het gebergte voert, Girokastër te bereiken?"
"Nee."
"Nee?"
"Nee."
"Wat we eigenlijk bedoelen is: de weg is natuurlijk heel slecht, maar is het niet mogelijk om
eventueel met stukken lopen Girokastër te bereiken?"
"Dat is op zich mogelijk, maar ik zou het niet aanbevelen."
"Maar het is wel mogelijk?"
"Het is mogelijk."
Gerustgesteld door de antwoorden gaan we door. Het zou toch zonde zijn om na een
paar honderd meter klimmen onverrichterzake te moeten terugkeren. We zien de weg
voor ons omhoog slingeren, de weg klimt nog vele honderden meters zo te zien. De
weg heeft modderpassages maar veel pregnanter zijn de stenenpassages waar de wielen in wegzakken
en wegslippen. Lopen met de fiets aan de hand is deze wegslippassages de enige maar wel heel
zware optie met heelingspercentages van tegen de 20 %. Opschieten doet het natuurlijk niet zo.
We ploegen en ploeteren, glijden en glippen over de stenen omhoog. Om 5 uur bereiken
we eindelijk de pas. Tot onze schrik klimt de weg aan de andere kant van de pas nog gewoon
door. Het schiet door mij hoofd heen dat de weg misschien we naar de televisietorens
op de top van het massief loopt. Het zal toch niet waar zijn?
Na een aantal kilometer komen we even onder de zendmasten uit. De weg draait naar de
top. Dit kan nooit goed zijn. Wat nu? Willem speurt berg en dal af en ziet verderop een
streep in de bergen dat het vervolg moet zijn. Een veelbelovende optie. Een iel
begroeid paadje loopt naar de plek toe. Met veel moeite is een oude weg zichtbaar
maar die is zeker 50 jaar niet gebruikt. Dwars door het veld fietsen we nu. Als we
na een half uur de 'weg' bereiken blijkt het de verwachtingen niet waar te maken. Even
verderop fietsen we weer door het veld naar de volgende 'veelbelovende' optie.
Langs een steile helling loopt nog iets van een weg maar er liggen stenen overheen die in de
loop van de jaren van de bovenliggende helling op de weg zijn gestort. Een half uur
lopen we met de fiets aan de hand totdat we op een pasje komen. We zien op het eerste
gezicht geen weg maar na enig speuren zien we steeds meer geitenpaadjes die ondertussen ook al het
predikaat 'veelbelovend' krijgen, in de afwezigheid van een echte uitweg.
Na een afdaling komen we bij een veedrinkplaats die reeds lang verlaten is. Een
klim naar een nabijgelegen top laat zien dat zelfs geen doorlopende geitenpaadjes
meer zichtbaar zijn. We kunnen er nu echt niet meer omheen: de route is een
meedogenloze vastloper. Het schemert en we zetten de tent op en ik zuiver water
uit de veedrinkplaats met mijn waterfilter. Het is de eerste keer dat ik de waterfilter nodig heb.
Tijdens het pompen word ik sufgekwaakt door de kikkers, reden genoeg om de campsite te noemen naar
de carnavalsnaam van mijn woonplaats Bunnik: 'Kikkerloo'. Een uurtje later eten we
onze een provisorische maaltijd in de wetenschap dat we morgen dezelfde route
terug moeten.
Dag 3: Campsite in het Gjerë Massief - Delvinë - Girokastër 66 km
Het regent zachtjes als we opstaan. We beginnen zonder te ontbijten aan de lange
terugweg.
We duwen de fietsen tegen de berg omhoog. Daarna volgt de lange passage
over de steile helling. Na vervolgens een uur te veldrijden tussen de planten komen we weer
bij de televisiemasten en een uur later staan we op de pas. Na de pas gaat het steil naar
beneden over de losse stenen. Mijn fiets glijdt steeds weg in de dipe stenen en ik
heb alle moeite om controle te houden. Onzeker laat ik me gaan. "Laufen lassen!", is
het devies. Na 10 minuten afdaling ontbijten we. Na het ontbijt wordt de weg iets beter,
in ieder geval zakken mijn banden niet weg in de stenen. Ik begin het leuk te vinden.
Wel krijgen Marco en Marc de nodige lekke banden maar uiteindelijk bereiken we om half 2
Delvinë.
Delvinë. Vierentwintig uur geleden zaten we op dezelfde plaats aan de frappë. Een lange
vrouw komt naar ons toegelopen en begint voorzichtig in het Nederlands tegen ons te praten.
Ze had gehoord dat er Nederlanders waren. Ze blijkt met haar zus ruim vijf jaar in Delvinë
te wonen. Ze doen missionarissenwerk. We worden bij de dames uitgenodigd. Een Albanese
jongeman schuift ook aan, die is gegrepen door het woord. Er wordt eten gehaald en er ontpopt een
interessante discussie met de man over Europa: "Daar willen we niet eens bij horen,
ze willen ons toch niet", over Groot Albanië (Noord Griekenland, Kosovo, West Macedonië en
Albanië): "De onderhandelingen lopen. Er moeten nog een paar bureaucratische hobbels
genomen worden maar binnen anderhalf jaar zal het zo ver zijn". Zouden deze landen
(vrijwillig?) grondgebied afstaan? Zouden de Grieken voelen om onderdeel van
Albanië te worden?). Het lijkt onwaarschijnlijk maar de toekomst zal het leren...
De Zeeuwse missionarissen leggen uit dat het zelfs na al die jaren moeilijk is
om te verplaatsen in de mensen. Ze reageren soms op een onverwachte wijze op
situaties. Er zijn overal moskees maar de Islam wordt doorgaans niet fanatiek
bedreven. De Turken brachten de Islam maar die zijn er niet meer. De Ottomaanse,
Italiaanse en communistische overheersing hebben de mensen argwanend en fatalistisch
gemaakt. Het zal niet makkelijk zijn voor de dames om tegen deze achtergrond mensen
te overtuigen. Dan is het als vrouw praktisch nog eens extra moeilijk; het is niet
gebruikelijk in de regio om als vrouw zonder mannelijke escorte over straat te
gaan. Toch hebben ze de nodige projecten en de telefoon gaat geregeld over. Als
we vertrekken bidt een van de zussen hardop voor ons, een intense ervaring. Natuurlijk
heeft in dit land de man des huizes het laatste woord. De Albanese man voert een
afscheidsrede waar een aantal duidelijke leermomenten maar zeker ook humor inzit.
Het is bewolkt en broeierig als we op weg gaan naar de dubbelpas die ons scheidt van
Girokastër. We klimmen over een geasfalteerde weg door bossen, velden en sfeervolle
boerendorpen. Na de laatste pas volgt een spectaculaire afdaling met grootse
vergezichten over het brede Drinos dal en het steile Hunxhërisë Massief.
In het Drinos dal hebben we de wind mee en met tegen de dertig kilometer per uur
stomen op Girokastër af. Een lekke band van Marc zorgt nog voor enig oponthoud maar
juist voor de schemering invalt, bereiken we de Stenen Stad. De bijnaam van de Albanese schrijver
is gerechtvaardigd. De stad bestaat uit massieve huizen met muren en daken van
zware, donkere stenen en vormt een organisch geheel met het omringende landschap. De weg
slingert tussen een heuvel links met de donkere citadel en een heuvel rechts met even
donkere stenen huizen die steil boven op elkaar tegen de heuvel geplakt zijn. Het doet denken
aan Granada met het Alhambra op de heuvel tegenover de Moorse wijk Albaicin. In
plaats van witte huizen zijn de huizen echter donkergrijs wat een unieke atmosfeer aan
de stad geeft.
We bereiken de kronkelende straten van de oude binnenstad, waar we worden
toegeschreeuwd door de plaatselijke restaurant- en hoteleigenaars. We zijn
wellicht de enige toeristen en zodoende wordt om ons gevochten. Een schreeuwlelijk rent
wel een kilometer achter ons aan. We laten de brulboei lekker brullen en kiezen zelf een
mooi hotel met plafonds met fraai houtsnijwerk. Na de lange enerverende dag vormt de
voortreffelijke maaltijd in het restaurant een waardige afsluiting. De lokale Feta-
en Tzazikivarianten zijn subliem.
Dag 4: Girokastër - Këlcyrëre - Meerzicht 69 km
's Morgens verkennen we de stad van Girokastër. We bezoeken de citadel en we slenteren
over de oude straatjes. Marc en ik raken aan de praat met een mannetje van 80 jaar.
Hij heeft een coole zonnebril (zie de fotopagina) en vertelt dikke verhalen. Hij heeft van alles meegemaakt
hoewel niet helemaal duidelijk wordt wat. Zijn zoons studeren in ieder geval.
Hij neemt telkens opnieuw afscheid, drukt ons tegen het hart. Een supermannetje!
Na een uitgebreid bezoek aan de stad, moeten er banden worden geplakt en kunnen we
op weg. Een steile afdaling brengt ons in het nieuwe gedeelte van de stad dat net zo leuk is
als het oude gedeelte. Het is markt en alles leeft en beweegt. Marc heeft een binnenband
nodig, praat met een aantal lukrake mensen en drie minuten later heeft hij een binnenband.
En goedkomertje!
Na dit snelle succes gaan we weer op weg waar Marc al snel een lekke band heeft. Na
het plakken gaan we door maar nu heeft Marco een beginnende kabelbreuk en staan we
weer langs de kant. We trekken weer door. Er wordt aan de weg gewerkt; de weg is
opgebroken. De vrachtwagens stuiven voorbij en doen ons stofhappen. Na een uur doorbijten
hebben we stoflongen maar we kunnen de weg verlaten voor een secundaire weg naar Këlcyeë.
De rust is eindelijk weergekeerd op de stille weg totdat een groep honden luid blaffend
achter ons aan rent. Sommige honden naderen agressief maar kunnen op afstand gehouden worden door
dreigende werpbewegingen met onze bidons.
De weg brengt voert ons door een nauwe vallei naar Këlcyeë. Këlcyeë
is een sfeervol allegaartje van vervallen houten schuurtjes, oude stenen gebouwen en
communistische betonnen flats. Op een terrasje zien we het lome leven langzaam voorbij
trekken. Een man met melkbussen komt voorbij op een ezel. Een paard met wagen voert een
aantal passagiers mee. Oude mannetjes en oude vrouwtjes schuifelen voorbij. Het
grijze weer accentueert de tijdloze melancholie. De vele kinderen brengen de
nodige vrolijkheid op straat. Het is al met al goed toeven, zeker als we de hand weten te
leggen op de laatste goed gevulde Feta byreki's uit de plaatselijke bakkerij.
We trekken verder noordwaarts en koersen af op Berat. Na tien kilometer wordt de weg
onverhard en klimt uit het dal omhoog naar een pas van 900 meter. Even verderop kamperen
we bij een meertje; toepasselijk dopen we de campsite met de naam 'Meerzicht' en dopen onszelf in
het water.
Dag 5: Campsite 'Meerzicht' - Buz - Berat 56 km
Uit de Bradt Guide Albania:
"If you are touring on mountain-bikes, there are several interesting ways you
could approach or leave Berat. One option is the 'road' which is signposted from Këlcyrë
on the Vjosa River. This is a dirt track for most of the way. - about 80 kilometer
- and it is hard going even in a 4 x 4, but it would certainly be worth considering
by well-equipped cyclists... You should certainly take enough food and drinking
water for several days."
Misschien was het handig geweest als we deze passage hadden gelezen voordat we
aan de weg begonnen waren. De weg bestaat uit grote stenen die dwars op de
weg liggen. Het is verbazingwekkend hoe de stenen precies zo geordend liggen dat je
er als fietser maximaal last van hebt. Sckokkend en stotend over de brakke weg klimmen
we omhoog. We worden voor het harde werken wel beloond met prachtige vergezichten.
De weg voert min of meer over de kam, beurtelings wisselend tussen de west- en oostzijde.
Aan de oostzijde hebben we uitzichten over de 2.400 meter hoge Çuka Partiçan.
Er is nog sneeuw rond de top van de berg. Het is nu begin mei; waarschijnlijk zal
de sneeuw over twee weken wel zijn weggesmolten.
We bereiken de nederzetting Buz, waar we gastvrij door de dorpsoudste worden ontvangen.
Willem speelt een potje snooker met de oudste zoon en Marc deelt fluitjes uit aan de kinderen.
Iedereen moet op de foto, we beloven alles op te sturen. Anderhalf uur later zijn
onze tassen gevuld met zakken chips, pakken koeken en biscuitjes en flessen frisdrank.
De jaarcijfers van de winkel zullen spectaculaire reslutaten laten zien als gevolg van ons
bezoek! De rust keert weer terug in het dorp en het leven neemt weer zijn gewone gang.
We stuiteren verder over de weg. Omhoog en omlaag gaat het over de kam van de bergrug.
Botsend en stotend, hotsend en klotsend banen we ons een weg naar Berat. Marc rijdt lek. De zoveelste
slangenbeet. We stuiteren weer verder. Na een langere klim zien we Berat al liggen ver onder ons
maar voorlopig blijft de weg nog bovenlangs over de bergkam.
We beginnen dan eindelijk aan de lange afdaling. De weg is erbarmelijk. Ik word helemaal
suf geschud, ik heb het gevoel dat ik in een centrifuge zit. Ik begin zo langzamerhand
moe te worden. Ik glijd zelfds in een bocht onderuit, een val in stilstand zonder erg.
Uiteindelijk bereiken we Berat, de bewoonde wereld! De stad blijkt uitermate sfeervol
met een citadel en oude witte huizen op de bergflank. Ook het nieuwe centrum is erg
leuk met levendige cafés. We drinken op de goede afloop op het centrale plein,
waar de mooiste vrouwen langslopen. Oude Mercedessen scheuren voorbij. Meer dan
80 % van de autos's in Albanië is een antieke Mercedes uit de jaren vijftig
of zestig. Hoe kan het dat die oude auto's nog steeds rijden? Een Albanese man
legt het kernachtig uit: Een Mercedes wordt wel ziek, maar gaat niet dood.
Dag 6: Berat - Kuçove - Gostimë - Gramsh - Kodovjat 84 km
Over de grote weg fietsen we de laagvlakte van Albanië in. Niet voor lang want we besluiten om bij
Kuçove een onverhard binnendoorweggetje te nemen. Over lage heuvels klimmen en dalen we naar
het Devollit dal. Langs de rivier fietsen we over een onverharde weg naar Gostimë.
We trekken weer eens alle bekijks van de kids.
Langs een niet meer in gebruik zijnde stuwdam fietsen we nu weer over asfalt naar Gramsh. De stad ligt er
lelijk bij van een afstand gezien. Als we een kwartier later Gramsh infietsen, blijkt
de stad er van dichtbij niet beter uit te zien. Voor het eerst komen we in een authentiek grauwe
communistische sfeer. Is Girokastër de Stenen Stad, dan is Gramsh de Betonnen Stad.
Hoewel we hadden besloten vandaag niet verder te fietsen dan Gramsh, voelt niemand er voor
om in Gramsh te blijven. We fietsen door in de richting van Korçë. Na enkele
kilometers wordt de weg onverhard. Weer enkele kilometers verder heeft Marco een hooikoortsaanval.
Zijn gezicht is rond zijn ogen opgezwollen en ziet er vochtig uit. Het fietsen loopt steeds
stroever en even later zitten we langs de kant. Wat nu te doen? Een uur terug fietsen
naar Gramsh? Op de gok door? We hebben geen etensvoorraden en de dorpen stellen niets voor.
Na langdurig wikken en wegen staat de weegschaal nog altijd in de besluiteloze evenwichtsstand.
Alle opties zijn even ontoereikend. De allerslechtste optie is echter niets doen,
dus we besluiten maar door te fietsen. Bij het eerste dorp dat we tegenkomen gaan Marc
en ik op onderzoek uit om minimaal aan voedsel en water te komen en waar mogelijk een
overnachtingsplaats. Het dorp ligt vijftig meter steil boven de weg. Enkele afgetrapte
voetpaadjes lopen recht over de helling naar het dorp. Als we daar aankomen is het armoede
wat de klok slaat. Kippen en varkens rennen over de straten. Een ezel graast in het portiek van een
vervallen flatgebouw. De hangende kinderen en jongeren vertellen ons dat er niks te
koop is in het dorp en dat er ook niks is tot aan Korçë. Er wordt na enig
geregel wel twee waterflessen geregeld voor ons. De gastvrijheid van de mensen is
hier enorm. De jongeren willen geen geld van ons aannemen. De informatie van de
jongelui was echter wat minder adequaat; twee kilometer verder rijden we Kodovjat binnen,
een veel groter dorp, waar we alle voorraden kunnen bijvullen. Een slaapplaats is er niet.
We zetten de tent even buiten het dorp op.
Dag 7: Kodovjat - Nikollare - Maliq - Korçë 92 km
Als we opstaan en onze tent en spullen inpakken, staan de kinderen al voor de tent.
Ik ben het eerst klaar en besluit de jongens te entertainen zodat Marc, Marco en willem
ongestoord door kunnen met inpakken. "Dan doen we allemaal de haendjes in de lucht en
zeggen we Oo - Hoo...". De jongens zijn door het dolle heen. Als we na een paar minuten allemaal
onze fietsen gereed hebben, zijn de jongens al aardig bedreven in het kunstje en als
we wegfietsen, horen we tot op honderden meters de zwakke echo "Oo - Hoo, Oo - Hoo".
We bestellen espresso in het dorp en slaan voorraad in voor de dag. Marc fotografeert nog een aantal
mannetjes en daarna kunnen we definitief vertrekken voor de lange weg naar Korçë.
We klimmen over de onverharde weg omhoog tussen terrassen met graanvelden. Aangestoken
door Marc neem ik twee mannetjes op de foto. Het is prachtig fietsen in het prille morgenlicht.
Het is eindelijk zonnig en de temperaturen zijn al buitengewoon aangenaam. Na enkele
kilometers komen we in een spectaculair kloofdal met rode rotsen. De flanken zijn
dichtbegroeid. Marc rijdt lek in een afdaling en ik sprint naar beneden om Marco
in te halen voor een reserveband. Pas na anderhalve kilometer haal ik Marco in en klim
het stuk terug naar Marc. We plakken de band en een half uur later voegen we ons bij
Marco en Willem.
Bij de passage van een militair terrein word ik aangevallen door een hond. Nu gebeurt dit
in dit land wel vaker maar deze hond is agressief en laat zich niet zo maar verjagen.
Ik stop om stenen te rapen. Ik dreig met gooien, waarop de hond enkele meters terugschrikt
om gelijk weer in wilde aanval te gaan. De hond hoort bij een soldaat die met zijn
geweer staat te patrouilleren. De soldaat grijpt niet in maar kijkt wel hoe het drama
zich verwikkelt. Ik durf geen stenen naar de hond te gooien, ik vertrouw de soldaat
nog minder dan zijn hond. Uiteindelijk win ik het dreigspel en druipt de hond af.
Opgelucht stap im op mijn fiets en vervolg mijn weg. Als ik goed en wel op gang ben, meen ik toch
nog stappen te horen. Ik kijk om en zie dat de hond alsnog de achtervolging heeft ingezet en me
bijna te grazen heeft. Ik grom met alle kracht en maak me groot, waardoor de hond verschrikt
terugspringt. Dat geeft me precies genoeg tijd om de fiets te stoppen en een grote steen te pakken.
Het kat en muis spel begint van voren af aan. Ondertussen komen Marc en Willem eraan, die
het hele schouwspel hebben gezien en de nodige stenen hebben verzameld. We komen uiteindelijk
zonder kleerscheuren door de hondenpassage.
In een van de spaarzame nederzettingen drinken we wederom een frappë. Enkele
kilometers verder slaan we een verkeerd dal in, zo blijkt althans als we in de volgende
nederzetting de weg vragen. We moeten vier helse kilometers terug. Als we weer de
juiste weg bereiken, bemerk ik dat ik Marco's tent heb verloren. De pakbanden moeten
ergens op de stuiterweg losgetrild zijn. Ik vloek een paar keer en vlieg dan omhoog,
terug naar boven over de abominabele weg. Ik zie de tent echter niet meer liggen.
Misschien is die langs de wand naar beneden, de rivier in gerold. Misschien ook dat ik
de tent al eerder verloren heb. Ik besluit dat er weinig anders op zit dan te aanvaarden
dat we de tent kwijt zijn.
Naast het feit dat ik andermans spullen heb verloren, hebben
we nu ook beperkte uitwijkmogelijkheden als we geen overnachting kunnen vinden of teveel
oponthoud hebben. En laat dat laatste nu juist het geval zijn. we zijn nog pas halverwege
Korçë en het is al 4 uur. Terug op de goede route valt de goede kwaliteit van
de weg op. Onbegrijpelijk dat we hier verkeerd hebben gereden.
Ineens ligt er asfalt onder onze wielen. Het schiet een stuk beter op. Als de weg op een gegeven moment geasfalteerd is, schiet het nog veel meer op.
Bij Maliq eindigt het kloofdal en komen we in de bewoonde wereld. We rijden het desolate,
decennia verlaten industriecomplex van Maliq binnen. Het lijkt alsof er een nucleaire
ramp heeft plaats gevonden.
Voorbij Maliq verandert het landschap dramatisch en door een breed dal
fietsen we naar Korçë. De 30 jaar oude Mercedessen scheuren als in elke
Albanese stad links en rechts langs ons heen, een teken dat we het centrum naderen.
Inderdaad staan we niet veel later op het centrale plein van de stad.
We overnachten in het ongezellige, communistisch aandoende Turist Hotel. In de
hotelkamer staat een soort Balkanversie van MTV aan. De Balkanmeiden in de clips
hebben alle vervelende cliché's van hun Amerikaanse collega's overgenomen en
etaleren in de Balkanstampers een vergelijkbare onbeschofte, absurdistisch ijdele sfeer. Een zinloze beat verveelt zich
door de nummers heen en er moet in elk 'liedje' zonodig een rapper opdraven om de lelijke sfeer
nog wat verder op te poken. De liedjes hebben nog wel een dun balkansausje maar dat
maakt de syntetische hap er nauwelijks beter verteerbaar op.
Dag 8: Korçë - Ersekë - Leskovik 94 km
De eerste uren van de morgen verkennen we Korçë. De Turkse Bazaar is gezellig druk maar ik ben blij als
we de stad hebben verlaten en weer in de natuur zijn. Door een brede vallei tussen twee
bergruggen trekken we naar het zuiden. Het is een prachtige dag met een vrijwel wolkenloze
hemel. Al na een paar kilometer heeft Marco een lekke band. Nadat de band geplakt is, klimmen
we naar een pas vanwaar we een mooi uitzicht hebben over een keten van besneeuwde toppen.
We dalen af naar een breed dal dat voor deze besneeuwde toppen langs voert. Wederom
prachtige kilometers. Dan rijdt Marco weer lek. We kunnen nog juist doorrijden tot een café .
Als Marco klaar is met plakken, kunnen we weer door. Althans, we zien dat Marc's band lek is. Als ook
dit lek geplakt is, kunnen we definitief op weg, ware het niet dat... de band nog altijd lek blijkt
te zijn. We plakken een reserveband en nu is alles wel goed, ware het niet dat... Marc's crank
speling heeft. In Ersekë moeten we daar maar mee naar de garage gaan.
We fietsen door een brede vallei met graslanden naar Ersekë. Ten oosten van ons
ligt een prachtige bergketen met besneeuwde bergtoppen, welke de grens met Griekenland
vormt. In Ersekë lukt het om de crank van Marc beter vast te krijgen.
Na Ersekë blijft het landschap erg mooi. De weg klimt over diverse bergruggen
om in evenzo velen valleien af te dalen. Het is reeds laat als we volgens onze kilometertellers
de 27 kilometer naar Leskovik hebben overbrugd. Van een stad is echter geen sprake.
Prachtige ruige natuur zonder mensen, alleen de verlaten weg suggereert dat hier
ooit mensen zijn geweest. Als we na enkele kilometers toch mensen tegenkomen, vragen
we hoe ver het nog is. Ons Albanees is niet zo best, het moet drie of dertig kilometer zijn.
We gaan voor het gemak van het eerste uit. Na drie kilometer is er echter in de wijde omgeving
geen menselijke aanwezigheid zichtbaar.
We klimmen en dalen door prachtige verstilde landschappen als de zon langzaam maar
onafwendbaar achter de bergen van de horizon schuift. Op een pas hebben we weer een nieuw uitzicht
over de omgeving. Meerdere besneeuwde bergruggen strekken zich voor ons uit. Daarvoor
ligt een diep dal dat naar Griekenland toe doorloopt. Met de besneeuwde bergtoppen
en diepe dalen lijkt het alsof ik me in de Himalaya bevind. Op een bergkam ligt als een
adelaarsnest dan eindelijk het stadje Leskovik, compleet afgesneden van de rest van de wereld.
We horen in de stad de kinderen al spelen, heel anders dan in Nederland waar je auto's
hoort rijden als je een stad nadert.
Het schemert reeds als we de stad binnenrijden. Onmiddellijk gaan we op zoek naar een
hotel. We vragen aan diverse mensen maar er blijkt geen hotel te zijn.
Een man biedt aan om bij hem thuis te overnachten. We gaan op het aanbod van het
vriendelijke mannetje in. De inrichting van het huis is erg spaarzaam. Onze
slaapkamers bestaan uit weinig meer dan onze bedden.
Ook het diner is basaal. De vrouw des huizes heeft net een twee persoons pot witte
bonen opgewarmd, de maaltijd voor vanavond voor het gezin. Wij gaan eten in het
restaurant, dat betere waar biedt. Na de uitstekende maaltijd lopen we in het
donker terug naar ons gastgezin om te genieten van onze nachtrust.
Dag 9: Leskovik - Ioannina 96 km
We bedanken on gastgezin hartelijk en laten al onze levensmiddelen uit onze tassen achter bij
het gastvrije gezin. We verlaten het bergstadje en binnen een mum van tijd zijn
we weer temidden van grandioze berglandschappen.
Een lange, prachtige afdaling brengt ons in een breed rivierdal, welke de grens
met Griekenland vormt. Langs de rivier fietsen we naar de Griekse grens. De
douaneformaliteiten gaan dit maal snel en zo eindigt ons Albanese avontuur eerder
dan verwacht. Wat een land. In sneltreinvaart vlogen de indrukken door me heen;
elke stad en elk dorp was een wereld op zichzelf; telkens nieuwe problemen
moesten we overwinnen en ook telkens weer waren er verrassende goedkomers; nooit
kon ik me een voorstelling maken wat we achter de horizon aan zouden treffen in
dit zo ongerepte en onbekende land.
Dat alles ligt nu achter ons. We moeten ons nu richten op het heden. Willen we overmorgen
het vliegtuig terug halen, dan zullen we vandaag Ioannina moeten halen. De eerste obstakel
is een lange klim op het heetst van de dag. Voor het eerst is get echt warm. Het is
ongeveer 33 graden. Marco en ik hebben geen bezwaar tegen de uitbundige zon maar
Marc vindt het helemaal niets. Ineens is de lol er helemaal af voor Marc. Sowieso
valt Griekenland tegen na Albanië. Dit zou een ruig, achtergebleven deel van Griekenland
moeten zijn maar in alle dorpen staan nieuwe huizen zonder sfeer. Als we de laatste
dertig kilometer over een brede doorgaande vrachtroute rijden, is de aardigheid er helemaal af.
Ik ben blij als we de camping van Ioannina halen, waar we direkt in het meer springen
voor afkoeling.
Dag 10: Ioannina - Keramitsa - Igoumenitsa - Corfu 101 km
De laatste dag. We moeten een kleine 100 kilometer overbruggen naar Corfu. Het zal
een bergachtig parcours zijn. Onverharde wegen zullen we echter niet aantreffen.
Dit deel van Griekenland blijft tegenvallen. Als we de drukke weg
verlaten voor hoge route over kleine weggetjes, is het landschap wel mooi maar
de magische momenten van Albanië blijven achterwege. We reizen vandaag niet,
we zijn aan het koersen. Bij elke klim houden we wedstrijdjes wie het eerst boven is.
Zelfs op de vlakke passages wordt soms gedemarreerd en gesprint. Al met al wordt het
zo toch een leuke dag.
Na de bootovertocht naar Corfu volgen misschien wel de tien lelijkste fietskilometers
die ik heb gefietst naar de eerste camping. De camping heeft weinig sfeer. Gelukkig
is er een legendarisch goed familierestaurant, waar we op passende wijze de vakantie besluiten.
Kaart van de route
Statistieken
Feiten en Cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Gefietste afstand
Afstand / Dag
Grootste afstand op een dag
Grootste hoogteverschil op een dag: klimmen
Grootste hoogteverschil op een dag: dalen
Hoogste punt op de fiets
% slechte wegen in Albanië
% friendly people on the road
10
10
793 km
79 km
101 km
1.600 m
1.650 m
1.500 m
60 %
100 %
Hoogtepunten
Albanië
Girokastër
Këlcyrë - Berat
Devollit Vallei
ZO Albanië
Overal in Albanië zijn vriendelijke en openhartige mensen te vinden
De Stenen Stad, indrukwekkende donkere stenen huizen, steil tegen de berg
Nederzettingen in het hart van Albanië die vrijwel zijn afgesloten van de rest van de Wereld
Indrukwekkend kloofdal en woeste berglandschappen met kleurrijke rotsformaties