We komen bij de douane, waar we achteraan de rij mogen aansluiten. Het woord rij
suggereert dat er sprake is van een orde in ruimte en in tijd. In een rij
organiseren de mensen zich zodanig, dat degene vooraan het eerst aan de beurt is
en de tweede in de rij daaropvolgend. Zodoende weet iedereen waar hij of zij aan
toe is en kan alle energie van het personeel en van de mensen in de rij aangewend
worden in een vlotte en efficiënte afhandeling van het proces. In die zin
kunnen we niet spreken van een rij. De chaotische menigte staat in een grote halve cirkel
voor de twee loketten en er wordt gevochten om posities. Ik zou dus niet moeten zeggen dat
we achteraan de rij aansluiten maar dat we ons achteraan voegen in de menigte. Het is
ieder voor zich. Ondanks dat we al vroeg in de morgen landden in Addis Abbeba, duurt het
twee uur voordat we deze eerste horde hebben genomen. Vervolgens moeten we de fietsen zien
te vinden, de fietsen in elkaar sleutelen en moeten we voor twee weken Ethiopische Birrs
pinnen. Nog eens twee uur later zijn we klaar voor vertrek en begeven ons in de
gigantische Afrikaanse stad.
Addis Abbeba ligt hoog, op zo'n 2.000 meter. Dat betekent niet dat het koud is. De
zon schijnt uitbundig en de eerste zweetstralen lopen zonder noemenswaardige inspanning al
over mijn gezicht. Zo te zien aan mijn vrienden ben ik niet de enige.
Addis Abbeba is de zinderende hoofdstad van Ethiopië. De stad strekt zich chaotisch
en incongruent uit naar alle kanten. Telkens als de stad lijkt op te houden, blijkt
daarna weer een nieuw centrum van bedrijvigheid zich aan te dienen. Bedrijvigheid
moet hier gelezen worden als een chaotische menigte exploderend van energie. De wegen
zijn breed en zijn goeddeels gevuld met (oude) auto's, maar daarnaast bevinden zich
ook fietsers, wandelaars, ezels en ander vee op de wegen. Alles en iedereen beweegt.
Zelfs een groot deel van de flatgebouwen bewegen. De bevolkingsgroei van de stad
neemt zulke grote vormen aan, dat honderden flats uit de grond worden gestampt. De
flats in aanbouw worden omgeven door een soort flexibel net, dat deint met de wind.
Waarschijnlijk dient het net voor de veiligheid van de daarbinnen werkende arbeiders.
Addis Abbeba kan dus druk, vol, energiek of chaotisch worden genoemd in verhouding
tot andere plaatsen op onze planeet, maar de stad kan ook rustig, sereen, laidback en
overzichtelijk genoemd worden in relatie tot de Merkato. Vele tienduizenden mensen
krioelen als mieren door de nauwe doorgangen van de grootste markt van Afrika.
Daarbij wordt geen millimeter onbenut gelaten. Net als de mieren zijn deze mensen in
staat om gigantische gewichten en volumes boven zich mee te torsen, zelfs als de
driedimensionale ruimte dat geometrisch niet lijkt toe te staan, blijkt dit toch
te lukken. Het is overigens de vraag of we de Merkato wel als markt moeten zien. Het
overgrote deel van de kooplui bevinden zich in kleine winkels, omgeven met muren.
Strict genomen hebben we hier dus eerder met een winkelcentrum te maken. Het meest populair
blijken de plastic bloemen te zijn. Met name plastic tulpen in felle, glimmende kleuren
doen het goed.
We zijn niet naar Ethiopië gekomen om te shoppen. Een andere Nederlandse gewoonte
zetten we wel voort in Ethiopië. In de buitenwijken van Addis gaan we zitten voor
onze eerste Ethiopische koffie. Waar in Nederland het predikaat 'vers' nogal is gedevalueerd
als het gaat om koffie, daar wordt dit predikaat in Ethiopië meer dan waargemaakt,
overigens zonder dat men het nodig vindt om dit predikaat te gebruiken. De Ethiopiërs
zullen niet snel op het idee komen om filterkoffie als vers te bestempelen, laat staan
automaatkoffie, iets dat in Nederlandse kantoorgebouwen steeds vaker te zien is.
Hier worden de verse koffiebonen ter plaatse gemalen, ingebrandt, gedroogd, opgelost
in water en ingedampt: een proces dat minimaal enkele tientallen minuten duurt. Het
resultaat is dan ook een klein Afrikaans paradijsje. Ik heb het gevoel dat ik de
Afrikaanse Aarde zelf aan het drinken ben. Puur, krachtig, boordevol van smaaksensaties.
Een compleet andere wereld, maar tegelijkertijd volstrekt vanzelfsprekend. Ik
kom met terugwerkende kracht tot de conclusie dat onze Nederlandse filterkoffie het
predikaat 'vers' niet verdient maar dat deze het predikaat 'koffie' eigenlijk ook
niet verdient.
Direct ten noorden van Addis Abbeba ligt een grote heuvelrug. Een geasfalteerd
weggetje loopt steil omhoog tegen de beboste flanken. Na ruim twee jaar bijna niet
te hebben gefietst, wordt mijn lichaam flink wakker geschud. Dat geldt voor ons
allemaal. Moe maar voldaan komen we boven.
Aan de andere zijde van de pas ligt een bonkige onverharde weg met grote keien.
Willem, Marco en Marc hebben verende mountainbikes en dalen vlot en zeker af. Ik
heb met mijn trekkingfiets een serieus nadeel en stuiter alle kanten op. Erger nog,
ik heb te dunne banden meegenomen, welke zich blijken in te graven in de stenen.
Ik zwalk van links naar rechts en regelmatig moet ik een voetje bij plaatsen om
niet om te vallen. Nog nooit heb ik zo beroerd op mijn fiets gezeten. In de verte
zie ik Willem, Marco en Marc staan. Ik denk dat ze op me wachten, maar als ik aankom,
zijn Willem en Marc al terug omhoog aan het fietsen. Marco draait zich ook om en legt
me uit dat we verkeerd zijn gereden.
Omhoog gaat het niet veel beter dan omlaag. Mijn fiets zwalkt naar boven al net
zo veel als naar beneden en ik zink diep weg tussen de stenen. Als we na een half
uur weer boven zijn, vervolgen we over de juiste weg. Nog steeds zink ik weg in de stenen.
Ik heb duidelijk het verkeerde materiaal meegenomen. Dat is me niet eerder overkomen.
Op een steil stukje snijdt mijn achterwiel zich nog dieper in en glijdt weg. Ik vlieg over
de kop, maar land op mijn voeten. Marco, die vlak achter me aan daalde, wordt door
mijn stuiterende fiets gekatapulteerd en valt over mijn fiets heen. Gelukkig is
Marco ook ongedeerd.
Ik twijfel of ik de komende dagen door moet gaan over deze wegen met deze fiets.
Het is niet leuk zo en ook niet ongevaarlijk. Bovendien ben ik in de afdalingen veel
langzamer dan mijn maten. Terwijl we in de schemer het dorpje Dire binnen fietsen,
trekken deze scenario's door mijn hoofd. Eerste zaken eerst: we moeten iets te eten
zien te vinden. en indien mogelijk: een plek om te slapen. Het dorpje heeft echter
noch een restaurant, noch een hotel of een camping. Na enig rondvragen, brengen enkele
kinderen ons bij een huis, waar gekookt wordt voor groepjes mensen. Toch een soort
restaurant dus. Bovendien mogen we onze tent in de binnenplaats opslaan.
Dag 2: Dire - Muke Turi 67 km
Bij zonsopkomst word ik wakker. Ik besluit om eens rond te kijken in de omgeving
en gebruik te maken van het mooie ochtendlicht om wat sfeerplaatjes te schieten van
het dorp. Als ik de tent open doe, blijken er mensen in de binnenplaats op ons
te wachten. Rustig, stil, geduldig. Ik vraag me af hoe lang deze mensen al hebben gewacht.
Het betreffen een oudere man, een jong-volwassene en twee jongens van een jaar of zeven.
Nu er eenmaal iemand buiten is, is dat het sein dat er mag worden gesproken. Een van de
jongens stelt in vloeiend Amhaars een vraag. Ik haal mijn schouders met mijn handen in de
lucht, een universeel gebaar dat ik de vraag niet heb begrepen. De boodschap komt over, want
hij stelt dezelfde vraag nogmaals, maar nu langzaam en zeer goed gearticuleerd. Ondanks
zijn inspanning weet ik nog steeds niet wat de vraag is. Ik probeer verbaal de boodschap
over te brengen:
>> No Amhari!!
De boodschap komt over en de jongen schakelt even makkelijk over op het Engels:
> You bicycle?
De jongen wijst naar me om zeker te zijn dat het echt mijn fiets is.
>> Yes, that's my bicycle.
> You bicycle me bicycle??
Nu wijst de jongen naar zichzelf. Hij kijkt me met vragende ogen aan.
Ik denk even na. Misschien hoopt de jongen dat ik de fiets achteloos weggeef, maar
waarschijnlijk wil hij alleen een proefritje rijden. Dat is op zich wel okay, ware het niet
dat inmiddels een hele volksstam zich om de tenten heeft verzameld en mijn vrienden nog liggen
te slapen. Ik besluit dat het circus zich maar eens moet verplaatsen en loop van de binnenplaats
naar de grote weg, buiten het directe gehoor van mijn vrienden. Marc blijkt inmiddels ook
wakker te zijn geworden en hij komt bij me staan. Om beurten entertainen we de menigte en maken
foto's. Het is een levenslustig sfeertje en er is elk moment wel iets te zien of te beleven.
Of het dorpsleven voor de mensen zelf ook zo interessant is, is nog maar de vraag. Van
jong tot oud: iedereen lijkt het razend interessant te vinden wat we doen. En het verveelt
geen moment! De mensen hebben duidelijk niks beters te doen dan de ontwikkelingen op de
voet te blijven volgen. Het perspectief van de dorpelingen is volledig tegengesteld aan die
van onze eigen samenleving. De mensen hebben geen werk, ze hebben heel veel tijd om leuke
dingen te doen maar dan weer geen geld om dat ook daadwerkelijk te kunnen doen.
Na een uur zijn Marco en Willem ook wakker en kunnen we ons kampement opbreken.
We staan niet alleen voor de klus. Wel honderd mensen willen meehelpen. Een klusje als
het afbreken van een tent duurt normaliter zo'n twee minuten, maar met zo veel hulp
duurt het aanzienlijk langer. Ons aandringen dat de hulp echt niet nodig is, wordt opgevat
als beleefdheid en die beleefdheid wordt weer zo op waarde geprezen dat de mensen nog een
extra stapje voor ons willen doen. Als we onze fietsen gepakt hebben en wegfietsen, worden
we geduwd. Lang hoeven ze niet te duwen, want we moeten nog watervoorraden inslaan. Daarna
is het langverwachte afscheid toch echt daar. We fietsen definitief weg uit Dire. We laten
ons een paar honderd meter voortduwen en versnellen dan, zodat we zelf ook nog wat aan
beweging doen vandaag.
Het landschap is heuvelachtig en nog altijd verrassend groen. Ik had verwacht dat
het landschap ten noorden van Addis Abbeba droog tot woestijnachtig zou zijn,
maar vooralsnog komt mijn verwachting net uit. Met name de eucalyptusbomen doen
het goed op de hellingen. Gelukkig is de weg beter dan die van gisteren, hoewel
de weg nog steeds als ontoegankelijk beschouwd kan worden met grote, losse keien.
Mijn lichaam krijgt rake klappen te verduren terwijl mijn vrienden zich op de mountainbikes
beduidend makkelijker door het landschap voortbewegen. Vooralsnog tel ik echter
mijn zegeningen. Op deze weg kom ik redelijk goed uit de voeten en de wielen zinken
niet weg tussen de losse stenen. Daar is de onderweg te veel voor platgereden. Bovendien
ligt er een meer permanente oplossing voor me klaar. Marc heeft aangeboden om zijn reservebinnen-
en buitenband aan me uit te lenen. Als ik die achterop plaats, scheelt dat enorm in het stuiteren
over de keien en ligt de fiets aanmerkelijk stabieler tussen grote losse keien.
We fietsen op een min of meer doorgaande weg, weliswaar zonder verkeer, maar wel een weg die ergens
naar toe gaat. Namelijk naar Muke Turi, aan de grote ringweg die Addis Abbeba verbindt met
alle grotere steden in het noorden. De ringweg is een rondje van een kleine tweeduizend kilometer.
Daar hebben we geen tijd voor. Bovendien is de weg geasfalteerd. Dat is geen plan met de
mountainbikes. Zeker niet voor Marc, die niet op asfalt kan fietsen. Als het parcours niet
uitdagend is, vindt Marc het niet meer leuk en bakt er niks meer van. Als de weg zo slecht
is dat er bijna niet meer op te fietsen is, is Marc in zijn element en draait hij de pedalen
soepeltjes rond, als ware het asfalt. Al met al kunnen we maar het beste op slechte wegen
fietsen, dan zijn we veruit het beste af. En dat is dan ook wat we van plan zijn. Tussen de
westelijk tak van de rondweg en de oostelijke tak is een lange onverharde weg naar Dessie,
die niet op de kaarten staat maar wel op digitaal kaartmateriaal. Van daar willen
we over een vergelijkbare weg doorfietsen naar de spirituele stad Lalibela, de stad
waar kerken uit de en in de rotsen zijn uitgehouwen.
Anders dan gisteren passeren we regelmatig dorpjes. De dorpen staan op geen enkele
kaart, zelfs niet op de digitale kaarten van mij GPS. We trekken weer veel aandacht
en ieder van ons is omringd door de nodige kinderen die met ons meerennen. Er zijn de
nodige afschrikwekkende verhalen op internet van kinderen die een regen van stenen
werpen naar voorbij trekkende fietsers. Doorgaans wordt dit begeleid met het woord 'Ferenzi',
de Ethiopische variant van gringo. Wij hebben in geen van de dorpen problemen. De sfeer is
hectisch maar verder prima en ik heb het naar mijn zin. De mensen zijn vriendelijk en
open. Vermoedelijk zijn hier geen problemen omdat we niet op een doorgaande verbinding
fietsen. De mensen komen nooit in contact met buitenlanders en het zit niet in hun systeem
dat we mogelijkerwijs een probleem zouden kunnen zijn en hebben dan ook niet het gevoel
dat we verjaagd moeten worden. Als we gaan zitten in een uitspanning voor een kop koffie
verzamelen alle kinderen van het dorp om ons heen. We fotograferen de kinderen en laten de
foto's zien. Steeds meer volwassenen verzamelen zich om ons en de kinderen en al gauw ziet
het zwart van de mensen.
We trekken weer verder over steeds drogere landschappen. Het terrein is licht golvend
en open; we hebben de heuvels definitief achter ons gelaten. De wind heeft vrij spel in het
relatief vlakke en open landschap. Door de tegenwind, de hitte en het gestuiter over de keien
is het fietsen zwaar. We verliezen veel vocht en drinken de nodige liters water om dit te
compenseren. We passeren een omgevallen bus aan de kant van de weg. Marc neemt uit curiositeit
poolshoogte. Tot onze stomme verbazing klimmen er mensen uit de bus. Blijkbaar hebben deze mensen
de omgevallen bus als woning in gebruik genomen.
We bereiken Muke Turi, aan de geasfalteerde weg van Addis Abbeba naar Gonder. Deze
geasfalteerde weg zullen we niet nemen. In plaats daarvan zullen we de weinig begane
weg naar Alem Ketema en Dessie volgen. Voor vandaag zit het er echter op. In
Muke Turi nemen we een simpel hotelletje. Dat zal waarschijnlijk de grootste
luxe zijn totdat we in Dessie aankomen. We nemen het er van. Ik krijg van Marc een reserve
binnen- en buitenband zodat ik vanaf morgen minder zal wegslippen. Niet dat ik er vandaag
veel last van had, maar het is mogelijk dat we de komende dagen weer net zulke slechte wegen onder
onze wielen krijgen als gisteren. Uit voorzorg plaats ik toch maar de brede binnen- en
buitenband. Ik voel me klaar voor wat er komen gaat. We doen een korte sightseeing toer
door Muke Turi en gaan uit eten in een van de plaatselijke restaurantjes.
Dag 3: Muke Turi - Kampplaats in de eerste kloof 70 km
Na een halve geasfalteerde kilometer gaat de weg naar Alem Ketema en Dessie over op
een steenweg. We gaan er van uit dat de weg zo zal blijven tot Dessie. Het parcours is
vlak. We bevinden ons op een uitgestrekte hoogvlakte met gele en bruine akkers. Bomen
zijn er maar weinig. Vrijwel het gehele landschap is in gebruik genomen voor de landbouw.
Ethiopië heeft een agrarische samenleving. Behalve Addis Abbeba zijn er geen hele
grote steden maar toch is het land dichtbevolkt. Op dit moment wonen er bijna honderd miljoen
mensen. En dat terwijl een derde van het land bestaat uit woestijn.
De weg voert goeddeels als een rechte streep door het landschap. Bij tijd en wijle
is er een kleine depressie in het landschap en dalen we enkele slingers naar beneden
om vervolgens met enkele slingers weer uit de depressie te klimmen. Vervolgens voert de
weg weer in een rechte lijn tussen de okergele en aardebruine akkers. Veel gemotoriseerd
vervoer is er niet op de weg. De verhouding auto's : wandelaars : vee is naar schatting
1 : 100 : 1.000. Ofwel op elke auto zijn er honderd wandelaars en duizend koeien, ossen
of ezels. De mensen zijn goedlachs, ondanks de armoede. De mensen leven van wat
het land opbrengt en dat is precies genoeg om in leven te blijven.
Na een paar uur fietsen bereiken we een groot dorp, waar we koffie drinken. Het is
de ideale plaats voor een koffiestop. Het dorp ligt aan de rand van de hoogvlakte.
Direct na het dorp stort het landschap meer dan een kilometer hoogteverschil de diepte
in. Die hoogtemeters moeten we aan de overzijde ook weer terugklimmen, waarna een nieuw
stuk hoogvlakte op ons wacht. Op de route naar Dessie zal er nog een dergelijke
kloof liggen en als het ons lukt om in de ons resterende dagen naar Lalibela te fietsen,
zullen er nog twee diepe kloven op onze weg liggen. Naast de vier kloven zijn er ook
twee bergruggen op de route naar Lalibela, een tussen Alem Ketema en Dessie, de ander
hebben we al overgestoken direct na Addis Abbeba.
Dan zijn we bij de kloof. Een adembenemend landschap strekt zich voor ons uit. Een ingewikkelde
driedimensionale mozaïek van steile en vlakke stukken ligt voor en vooral onder ons.
Op de vlakke stukken wordt landbouw bedreven en op de middensteile stukken zijn terrassen
gemaakt, waardoor ook hier landbouw mogelijk is. De afdaling slingert zich in vele bochten over en
tussen de flanken naar beneden.
Op de lange afdaling ben ik duidelijk in het nadeel ten opzichte van de mannen met mountainbikes.
Achteloos zoeven mijn maten met grote snelheid naar beneden, waar ik zelf moeizaam stuiterend
een weg naar beneden zoek. Met de band van Marc kan ik overigens wel aanmerkelijk harder en
soepeler naar beneden dan anders het geval zou zijn. Positief geformuleerd ga ik veel sneller
en zekerder naar beneden dan op de lange afdaling van de eerste dag. Al met al ben ik niet heel
veel later dan Marco en Willem beneden en de beste daler van ons, Marc, is nog niet eens beneden.
We wachten nog steeds op Marc. Na een half uur is hij er nog steeds niet. We discussiëren
wat te doen. We besluiten dat er iemand naar boven moet om poolshoogte te nemen. Willem
voelt zich sterk en en gaat op weg. Na nog eens meer dan een half uur komen beide mannen
er eindelijk aan. Marc blijkt een dubbele lekke band te hebben gehad een scherpe steen heeft zowel
de voor- als de achterband lek gestoten. We hebben al de nodige lekke banden gehad op deze reis
maar Marc voert na deze dubbelklapper de lekkebandenlijst aan.
We gaan weer op pad, maar nu blijkt Marco een lekke band te hebben. We kunnen weer in de
klus- en wachtstand en inmiddels tikt de tijd door. Het idee was om de nodige
hoogtemeters uit het kloofdal te klimmen. Dat zou een koelere nacht betekenen.
Het is jammer dat het zo is gelopen, maar nu het zo ver is, moeten we er het beste
van maken. Dat is niet zo heel moeilijk, want na tien minuten klimmen vinden we een prachtige
kampeerplaats. We zetten onze tenten op en koken een eenvoudige maar voedzame pastamaaltijd.
Marco is handig met vuur en zodoende stoken we een mooi vuurtje van de aanwezige acaciatakken.
Bovendien krijgen we hulp van twee Ethiopische jongens die nog handiger blijken te zijn in de
edele kunst van het fikkie stoken. De jongens zouden het daarnaast ook goed doen bij een
opsporingsdienst, want het is een raadsel hoe ze ons hebben kunnen vinden ondanks onze
voorzorgsmaatregelen. Gelukkig zijn deze jongens geen kwaads van zin en willen ze alleen
maar 'helpen'.
Dag 4: Kampplaats in de eerste kloof - Alem Ketema - Kampplaats in de tweede kloof 46 km
Bij het krieken van de dag staan we op. We hebben namelijk een lange klim voor de boeg naar de
hoogvlakte en we willen de hitte graag voor zijn. Beneden in de kloof is het zo'n tien graden
heter dan op de hoogvlakte dus het loont de moeite om voor de middaghitte uit de kloof te zijn.
Bovendien hebben we niks om te ontbijten. Het wordt de grote kunst om een hongerklop te voorkomen
of zo lang mogelijk uit te stellen. Hoe eerder we boven zijn, hoe beter. Boven is een plaatsje
waar we vermoedelijk wel wat te eten kunnen krijgen.
Zo vroeg in de morgen is het warm maar wat mij betreft goed te doen. Vooralsnog gaat de klim
prima ondanks dat we niet hebben ontbeten. Gisteravond hebben we echter flink gebunkerd en
op deze energievoorraad klimmen we steeds verder boven het dal. We passeren enkele kleine dorpen,
maar hier zien geen winkeltjes. Zelfs in grote dorpen zijn er niet of nauwelijks winkels
en als er al winkels zijn, dan verkopen die meestal niets eetbaars. Wat betreft voeding zijn
we aangewezen op restaurantjes langs de weg. De moeilijkheid hierbij dat deze restaurantjes
zich niet als zodanig kenbaar maken. De plaatstelijke bewoners weten wie er wel en wie er niet
voor anderen catert en reizigers of andere buitenstaanders zijn er niet. We hebben inmiddels
een derde zintuig ontwikkeld die op basis van indicatoren als de hoogte van de stapel bierkratten
kan opmaken of het lemen hutje een restaurant of een groot gezin behelst. In de kleine dorpen
op de flanken van de kloof is het duidelijk: er is geen restaurant.
Na enkele uren zijn we eindelijk boven. De laatste paar honderd meter klimmen bevond
ik me op de rand van een hongerklop. Ik kon deze ternauwernood voorkomen door bij voorbaat
gas terug te nemen. Door tijdig mijn energieverbruik te verminderen kun je de hongerklop
uitstellen, maar op een gegeven moment komt de man met de hamer toch. Inmiddels bevinden
we ons op de hoogvlakte en fietsen we een groot dorp binnen en zijn we veilig. mits we een restaurant
vinden natuurlijk.
Marc ziet in de verte een hutje met een drie meter hoge stapel bierkratten.
>>> Kijk, een restaurant!
roept Marc enthousiast. We dringen onze fietsen langs een onduidelijk hekje naar een binnenplaats en
gaan zitten, in de stellige verwachting dat er iemand aankomt om de bestelling op te nemen. Na een minuut
komt er inderdaad iemand aan. Een vriendelijke jongen vraagt ons wat we willen.
>>> Wat heb je te eten??
> Injera.
Het nationale gerecht van Ethiopië is doorgaans het enige dat geserveerd wordt.
De injera zijn een soort dikke zure pannenkoeken, waarop stukken groenten, vlees of
vis met een kruidige saus gedrapeerd wordt. Zodoende eten we elke dag gemiddeld twee keer injera.
En het verveelt nooit! Althans, dat geldt voor Marco en voor mij. Willem en zeker Marc zijn
wat minder enthousiast voor de curieuze Ethiopische lekkernij. Het blijkt dat de injera elke keer opnieuw
anders smaakt. Net zoals de Indiase keuken vele tientallen soorten curry's heeft die elk hun
eigen charme hebben, zo geldt dat ook voor de injera. Voor de fietsreiziger is er nog een
groot pluspunt van de injera: het zit boordevol energie en je kunt vele uren blijven fietsen
op een goede injeramaaltijd. Te meer daar de porties doorgaans zeer ruimhartig zijn. En mocht
de saus op zijn, dan geldt net als Amerikaanse fastfoodketens het recht van de 'refill'. Dan
wordt extra saus bijgegoten. Vandaag is de injera nog beter dan normaal. Wat mij betreft
krijgt dit restaurant drie Michelin sterren: reden voor een hele grote omweg naar Ethiopië!
Na recordbrekende hoeveelheden injera te hebben verorberd zijn de fietsers uit de
Laaglanden weer helemaal geprepareerd om een nieuwe hoogvlakte over te steken. Deze
hoogvlakte is overigens maar een kleintje. Na een kilometr of twintig zullen we Alem
Ketema bereiken, de grootste stad van de route van Muke Turi naar Dessie. Daarna volgt
meteen de afdaling in de tweede kloof. Vlak voor Alem Ketema heeft Willem een lekke band.
Op een terrasje wordt dit euvel verholpen en verenigen we het nuttige met het aangename door
onderwijl de nodige Ethiopische koffie naar binnen te werken. Vervolgens proberen we
wat voorraden in te slaan, maar dat mislukt enerzijds door het beperkte aanbod en anderzijds
de honderden mense die om ons heen zwerven en onze handelingsruimte ernstig inperken.
We hebben een beetje de omgekeerde sensatie die Mozes en Aaron moeten hebben ondergaan bij
de Rode Zee. Bij elke stap die we doen sluit een haag van mensen zich voor onze neus
zodat we er niet door kunnen. je zou er claustrofobisch van worden! We beginnen maar gewoon
aan de afdaling. Met een rondgang suizen we de stad uit, achtervolgd door honderden enthousiaste
kinderen en volwassenen die ons komen 'uitzwaaien'.
Lang suis ik niet naar beneden. Zelden ben ik zo hard op een steen gestuiterd als
nu en in een seconde is mijn band leeg. Na een klein half uur is mijn fiets opgelapt
en kunnen we weer verder. Verderop in de afdaling rijdt Marc lek en beneden ben ik
weer aan de beurt. We zitten feitelijk weer in dezelfde situatie als gisteren. We moeten
ons plan opgeven om een stuk uit de kloof te klimmen en we belanden opnieuw op een kampplaats
in de bodem van het dal bij de rivier.
Na het opzetten van de tenten is het tijd om een kampvuur te stoken. Het is inmiddels al
donker als we acaciatakken sprokkelen. Desalniettemin vinden we snel en makkelijk geschikte
takken. Het ligt hier dan ook vol met acaciatakken. Nog een keer ga ik op pad voor een
laatste stapel takken. Als ik terug loop, schiet er ineens een duizelingwekkende pijn door mijn
rechtervoet. Ik heb geen idee wat er aan de hand is. Dan zie ik dat er een enorme tak achter mijn
voet aan sleept. Ik heb in een acaciatak gestaan. Onmiddellijk pak ik de tak beet om deze ineens
weg te trekken. Net voordat ik aan de slag ga, schiet er een gedachte door me heen: als ik nu
aan de tak ga trekken bijft de doorn van de acacia zitten. En zal het dan nog lukken om deze
uit mijn voet te krijgen? Ik zal de pijn moeten doorstaan en met meer beleid te werk moeten
gaan. ik inspecteer de situatie en constateer dat een doorn zich dwars door mijn schoen in mijn
voorvoet heeft geboord en dwars door mijn voorvoet heen aan de andere kant naar buiten steekt.
Ik probeer de tak van onderuit uit mijn schoen te trekken, in de hoop dat de doorn volledig meekomt.
Dit plan werkt boven verwachting. Na enkele tellen is de doorn volledig verwijderd. De pijn
wijkt onmiddellijk. Ik blijk enorm geluk te hebben gehad. De doorn heeft zich een weg gebaand
tussen een middenvoetsbeentje en een pees en lijkt niets vitaals te hebben geraakt.
Dag 5: Kampplaats in de tweede kloof - Maranya 36 km
Wederom worden we geconfronteerd met de situatie dat we zonder etensvooraden zitten
en dat we pas na een lange klim uit de kloof mogelijkerwijs weer iets kunnen eten.
Anders dan gisteren is op de flanken van deze kloof geen enkel dorp, zelfd geen nederzetting
en weten we nu zeker dat er niks te eten zal zijn. Rustig aan omhoog is dus het devies: energie
sparen. Anders dan gisteren klimmen we nu niet ineens uit de kloof, maar klimmen we eerst
tweehonderd meter om daarna af te dalen in een zijkloof om pas daarna aan de echte klim te
beginnen. Al met al zullen we ongeveer 1.500 meter moeten klimmen voor een ontbijt. Wat
op zo'n moment niet meehelpt, is dat Marco op de voorklim al een lekke band heeft.
Vervolgens ben ik tweemaal aan de beurt met een lekke band, beide beneden in de zijkloof.
Dat is dus drie lekke banden voordat we aan de echte klim beginnen!
Na de valse start blijven we verder van pech verschoond. Na de afdaling van de voorklim zijn we
in een nieuwe kloof terecht gekomen, een zijdal van de 'tweede kloof'. Dit dal is
de mooiste tot nu toe op de reis. Een schitterend landschap strekt zich voor ons uit in okergele,
aardebruine en olijfgroene teinten. Door de lekke banden hebben we de nodige tijd verspeeld
en is het inmiddels laat in de ochtend.
Het landschap ligt er warmpjes bij en we zweetproductie draait overuren op de
steile klim. Inmiddels is niet alleen de voedselvoorraad problematisch maar ook
de watervoorraad. Tegelijkertijd klimmen we alle vier makkelijk vandaag. De weg slingert
zich omhoog over de steile flanken en bieden steeds nieuwe uitzichten over het mysterieus aardse
landschap. Plotsklaps bereiken we een stuk nieuwe weg dat weliswaar niet geasfalteerd is, maar
dat zo goed aangeharkt is dat het net zo gemakkelijk fietst als asfalt. We lijken wel omhoog
te vliegen. Na een half uur komen we aan op een bergrug, waar nota bene een dorp ligt
met aan weerzijden steile uitzichten naar beneden. Misschien is er zelfs wel iets te
eten en te drinken!
Het dorpje ligt als een adelaarsnest op de smalle bergrug. Het dorp bestaat uit
dertig huizen links van de weg en dertig huizen rechts van de weg. Voor een van de
huizen staan grote stapels bier- en colakratten. Dat moet een restaurant zijn!
We openen de deur en treden een donkere kamer binnen. Als onze ogen gewend zijn aan
de lichtarme ruimte zien we dat we in een soort paardenstal staan met een lemen
ondergrond met hooi. Overal staan stapels met kratten bier. We gaan zitten op een bankje
dat bestaat twee stapels stenen met een plank bovenop de stapels. Aan de overzijde
is een jonge vrouw in een traditioneel wit gewaad koffie aan het zetten. Ze gebaart
ons om te zitten en heet ons van harte welkom. Vervolgens gaat ze door met de koffie.
Als de koffie klaar is bedient ze ons en begint vlees te snijden. Het betreft vers vlees
van een zojuist geslachte os. Het ossenvlees is krachtig en pittig en ontzettend vers.
We zijn weer eens in een drie sterren Michelin restaurant beland: reden voor een hele
lange omweg en zelfs voor een lange reis speciaal om hier te zijn. Anders dan andere drie
sterren restaurants hoef je niet een aantal maanden te sparen voor deze uitspatting.
Zowel de koffie als het ossenvlees blijken een geschenk te zijn. Dit alles ter viering
van het Ethiopische nieuwjaar, dat enkele dagen later valt als ons eigen nieuwjaar.
Na het verlate ontbijt kunnen we er tegenaan. We moeten nog een kleine tien kilometer fietsen
naar Maranya, waar we vermoedelijk wel een hotelletje kunnen vinden. Gelijk na het dorp
gaat de weg steil omhoog. We zijn niet alleen. Als we wegfietsen uit het dorp, worden
we door enkele tientallen kinderen uitgezwaaid. De kinderen zijn enthousiast en volhardend.
Na een kilometer rennen ze nog steeds achter ons aan. Dan volgt een kleine afdaling en geven
we gas. De aandacht is reuze gezellig maar het is ook fijn om rustig van de natuur te genieten.
En er valt het nodige te genieten. We zijn bijna bovenop de hoogvlakte en hebben duizelingwekkende
uitzichten over het kloofdal ruim duizend meter lager. In enkele vlakke of licht klimmende
kilometers draaien we de hoogvlakte op en fietsen we Maranya binnen.
Er blijkt inderdaad een hotelletje te zijn in Maranya, welke wegens de fysieke gelijkenis wordt
omgedoopt in de 'Paardenstal'. De kamer bestaat behalve muren en een plafond uit niets anders
dan een houten brits met lakens die vermoedelijk nog nooit een wasbeurt hebben genoten en
een deur die niet dicht kan. Na onze stalen rossen in onze stal te hebben geparkeerd, gaan
we even neuzen in het dorp.
Nederland is een vergrijsde samenleving waar het straatbeeld wordt overheerst door vijftig-
en zestigplussers. In Ethiopië treffen we vooral kinderen en daarnaast de nodige
tieners. Volwassenen lijken er maar weinig te zijn en ouderen zijn een zeldzaamheid.
In Maranya benadert het aandeel kinderen de honderd procent. Als een soort rattenvangers
van Hamelen verzamelen we alle kinderen van het dorp. En dat blijken er heel veel te
zijn! Zeker als we de kinderen beginnen te entertainen en met ze gaan dollen, raken
de kids volledig buiten zinnen. Zowel de kinderen als zeker ook wijzelf hebben het
prima naar de zin. Na een uur of twee optreden valt de nacht en wordt het tijd om de
show te beëindigen. Na een daverende toegift gaat ons publiek naar huis. Het
zou nog lang onrustig blijven in Maranya.
Dag 6: Maranya - Degolo - Were Ilu 67 km
De afgelopen dagen gingen we zonder ontbijt op pad, maar dat zal ons vandaag niet
overkomen. Dat was althans het voornemen. We speuren het hele dorp af, maar alles
blijkt dicht. Totdat blijkt dat we in ons eigen hotelletje kunnen ontbijten. We
moeten wel even wachten, maar ach God heeft de tijd geschapen maar hij heeft het
nooit over haasten gehad.
Vandaag staan er geen lange klims en afdalingen op het programma. Er ligt zeventig
kilometer hoogvlakte voor onze wielen. De weg blijkt over het algemeen van een behoorlijke
kwaliteit en we schieten goed op. Dat mag ook wel, want tot nu toe zijn we, mede door
de vele lekke banden niet erg hard opgeschoten en we dreigen Lalibela niet meer te halen.
Rond het middaguur fietsen we het stadje Degolo binnen. We hebben goede vorderingen
gemaakt en het lijkt mogelijk om vandaag nog het volgende stadje te halen: Were Ilu.
Maar eerst lunchen we in een restaurantje in Degolo. Uit de radio klinkt de muziek
van Mahmoud Ahmed.
In het begin van de jaren zeventig, in de periode van Haile Selassie, bloeide een typisch
Ethiopische muziekstijl op, welke ook wel wordt aangeduid met 'Ethiopische soul'. De veelal
uptempo ritmes worden kracht bijgezet met partijen blazers. De saxofoons en trompetten klinken
soms als krachtige soularrangementen maar vaak ook klinken de blazerspartijen broeierig,
intens of diep mysterieus. De geweldige emotionele diepte van de ritmes en arrangementen
zijn slechts de achtergrond voor de uitmuntende vocalisten. De bekendste van deze vocalisten
is Mahmoud Ahmed. Op zijn bekendste plaat 'Era Mela Mela' maar ook op al zijn andere platen
beslaat de 'Nachtegaal van Addis Abbeba' een enorme emotionele range. Lenig en vloeibaar
en schijnbaar achteloos beweegt de muziek zich door de explosieve coctail van emoties.
Na Mahmoud Ahmed hebben diverse andere artiesten furore gemaakt, ook buiten de Hoorn van
Afrika. Misschien wel de bekendste van deze artiesten is Aster Aweke, die beurtelings traditionele
platen en fusion platen met westerse stijlen maakt.
We gaan op weg naar Were Ilu. We zijn wat lang wezen plakken in het restaurant en
nu moeten we opschieten om Were Ilu te halen. Op de open vlakte waait een stevige
tegenwind ons tegemoet. Het wegdek is ook minder dan vanochtend. We moeten dus aan de bak.
Gelukkig hebben we vandaag engeltjes op onze banden en ze rijden niet eenmaal lek:
een unicum! Kilometer na kilometer trekken we over de rechte weg door het lege landschap.
Hoewel: leeg? In de verte doemen hoge bergen op. Daaronder bevindt zich ook de bergketen die we
morgen over willen steken.
Enkele kilometers voor Were Ilu bereiken we het einde van de grote rechte weg. Na de
grote vlakte volgt een kleine afdaling. Aan het einde van de afdaling draait de weg
naar rechts. Een nieuwe, kilometer brede vlakte ligt voor ons met een weg die
over de gehele lengte gevuld is met een bont gekleurde stoet van mensen. Een
oudtestamentisch tafereel ontvouwt zich voor onze ogen. Honderden ezels, ossen
en mannen en vrouwen in hun mooiste kleren trekken langzaam voorbij. Het blijkt dat
er vandaag een grote markt is geweest. Nu gaat iedereen naar huis. Gedurende een half uur
zien we de stoet voorbij trekken terwijl we zelf onderwijl langzaam richting Were Ilu
fietsen, afgewisseld met een praatje hier en een fotootje daar. Daarna rijden we het
stadje binnen.
Were Ilu is groter dan verwacht en de hoofdstraat is zelfs geasfalteerd. Nog sterker:
er is zelfs een hotel met bijna Europese allure. De prijs is wel een stuk lager.
We nemen het er vanen gaan vervolgens uit eten. Onderweg naar het centrum springt
een man voor Marco en probeert hem pijlsnel in een greep te krijgen. Marco ziet het
gevaar en rukt zich even snel los en kijkt de overvaller recht in de ogen. Marco
straalt in alles uit dat de overvaller vandaag geen zaken gaat doen en deze druipt
snel af om zich niet weer te laten zien. We vervolgen onze weg en vinden een
restaurant waar ze puike injera's fabriceren.
Dag 7: Were Ilu - pas (3.700 meter) - Dessie 107 km
Vandaag gaan we op weg voor de dak van de koers. Een gebergteketen scheidt ons van Dessie.
Deze bergen moeten we dus oversteken. De pas ligt op ongeveer 3.700 meter hoogte. Idealiter dalen we
vandaag ook nog af naar Dessie om nog mogelijkheden te hebben om Lalibela te bereiken. De terugvlucht
van Marco en van mij is over zes dagen gepland, wat betekent dat we nog vijf fietsdagen hebben.
We schatten dat we minimaal vier dagen nodig zullen hebben om van Dessie naar Lalibela te fietsen,
dus dat betekent automatisch dat we vandaag Dessie moeten bereiken. De provinciestad ligt echter iets
meer dan honderd kilometer van Lalibela. Aangezien we nog geen dag boven de zeventig kilometer hebben
gefietst, is het bereiken van Dessie normaliter een mission impossible.
We houden ons dan ook maar niet bezig met het doel om Lalibela te halen. Dat is
ook nergens voor nodig, want het is buitengewoon mooi hier. Anders dan alle voorgaande
dagen hebben we vandaag geen landschap van hoogvlaktes met eventuele kloofdalen, maar hebben
we klassieke berglandschappen van dalen met omringende bergen. Het landschap is nog wel open
en weids. De dalen zijn breed en de bergen zijn weliswaar tot vierduizend meter hoog, maar
steil zijn deze bergen niet. Zowel de bergen als de dalen worden verbouwd. De enige bomen
die we veelvuldig zien zijn de uitheemse eucalytusbomen. Al met al doet het landschap
erg aan het zuiden van Peru denken. Pas als we de dorpen binnen fietsen, realiseer ik me
dat we toch echt in Afrika zijn en niet in Zuid-Amerika.
De bergdorpen ademen een Afrikaanse atmosfeer uit, maar door de hoogte is het onafrikaans fris.
Het prettige klimaat zorgt voor een sfeer die net even anders is dan de lager gelegen dorpen.
De mensen lijken net even wat afwachtender te zijn. Daarnaast lijken de dorpen en de omringende
akkers relatief goed georganiseerd. Het ziet er allemaal opvallend netjes uit. Het is hier zeker niet
zo aangeharkt als een Hollands gazonnetje, maar het gaat een heel klein beetje in die richting.
Als we in een restaurantje wat eten, blijken de kinderen uit hun schulp te komen. Van buitenaf proberen
ze contact met ons te leggen. Als we het restaurantje verlaten, heeft een groot deel van de kinderen
van het dorp door dat er buitenlanders zijn of ferenji, en wordt het een spektakel waar de
mensen nu nog over napraten. Tientallen kinderen blokkeren de doorgang. Ik doe met Marc voor hoe
de polonaise in zijn werk gaat en onderwijl nodigen we de kinderen uit om mee te doen. We
lopen weg van het restaurantje zodat de weg vrij is voor Willem en Marco. Na de polonaise
verdelen de kinderen zich over Marco en Willem en over Marc en mij, maar hebben we voldoende
ruimte om met de fietsen het strijdtoneel te verlaten. Enkele topatleten in de dop weten ons
nog enkele kilometers van de klim te volgen, voordat we op een vlak stukje een tempoversnelling
plaatsen.
De weg is niet bijzonder steil, maar al met al komen we snel hoger. De weg is ook
behoorlijk goed en we hebben nog maar twee lekke banden gehad, een relatief goede score
ten opzichte van het gemiddelde. Ik ben dan ook goed geluimd. Het valt me op dat zelfs
in de hoogste delen van het land veel mensen wonen. Er wonen bijna honderd miljoen mensen
in Ethiopië en daarvan woont het overgrote deel op het platteland. Dat zien we op
onze reis terug. Overal komen we mensen tegen maar in driehonderd kilometer fietsen hebben
we geen enkele stad van enige omvang doorkruist. Maar liefst tachtig procent van
het bruto nationaal product wordt dan ook verdiend met landbouw. Het gros van deze
productie is voor eigen gebruik. Het land levert veel op, maar het is maar net genoeg voor
bijna honderd miljoen mensen. Als de natte seizoen een keer een jaartje overslaat, zal
de oogst mislukken, wat tot zeer grote problemen kan leiden.
De weg loopt nu steil omhoog en we klimmen snel boven het omringende landschap uit.
Een uur klimmen we op deze manier totdat we bijna op pashoogte zijn. We komen
op een voorpas, waarna we afdalen naar een soort kleine hoogvlakte op 3.500 meter hoogte.
Als we willen wegfietsen van de voorpas, blijk ik een lekke band te hebben. Ik moet dus
eerst nog een band plakken. Twintig minuten later kunnen we weer door. Na een kilometer
bereiken we een kruising. Tot onze verrassing is de weg vers geasfalteerd. We slaan rechtsaf
richting Dessie. Over het asfalt klimmen we relatief snel omhoog en om een uur of vier
staan we op de pas. We moeten nog vijftig kilometer fietsen, maar nu de weg geasfalteerd
blijkt, ligt Dessie ineens binnen handbereik.
Een kleine anderhalf uur later staan we beneden. Het is nu nog maar enkele kilometers
naar Dessie. Helaas blijken dat wel klimmende kilometers te zijn. We blijken nog drie-
tot vierhonderd meter te moeten klimmen. Het loopt nu voor geen meter meer en als een slak
klimmen we omhoog over het gladde asfalt. Halverwege de klim passeren we een stalletje
waar cola verkocht wordt. Marc heeft een ernstige energiedip dus we moeten rust hebben,
ondanks dat de schemer invalt. Nu we toch moeten wachten, vul ik mijn eigen energievoorraad
ook maar aan met cola.
In het halfdonker klimmen we de laatste kilometers en in het donker fietsen we Dessie
binnen. Dessie is een stad met een kleine hondervijftigduizend inwoners en het kent bar
weinig hoogtepunten. Het lukt zelfs niet om een hotel te vinden met een douche. Pas na twee uur
zoeken hebben we uiteindelijk toch een heel behoorlijk hotel, waar ook een restaurant aanwezig is.
En zo blijkt Dessie toch een hoogtepunt te kennen.
Dag 8: Dessie - Nederzetting in de derde kloof 35 km
Voordat we vandaag op pad gaan, zullen we eerst de voorraden moeten aanvullen. We lopen
naar het centrum om zaken te doen. Op weg naar het centrum passeren we misschien wel het kleinste
koffiehuis van de wereld. Het optrekje is ongeveer twee bij twee meter. We passen er
met zijn vieren precies in met de gastvrouw en de koffiebrander. Met en gulle lach gaat
de gastvrouw aan het werk en na een half uurtje wordt met even gulle lach de koffie
geschonken. De koffie is met liefde bereid en dat proeven we. Na enige malen bijschenken
is het cafeïneniveau dermate hoog en de suikerspiegel dermate laag dat het hoog tijd wordt
om de koffieceremonie te beëindigen en een ontbijtceremonie op te starten.
Na het ontbijt vullen we de voorraden aan, pakken onze fietsen en gaan op weg naar Lalibela, dat
we over vier dagen hopen te bereiken. Vandaag moeten we het gebergte oversteken, welke we gisteren
ook overstaken. In tegenstelling tot gisteren is de pas laag en hoeven we maar enkele honderden meters
te klimmen. De weg is onverhard maar niet slecht. We fietsen door een bebost landschap. Alleen
in de smalle dalen zijn er akkertjes. Voor het eerst op de reis hebben we ook grijze luchten boven ons.
De lucht is een soort dikke, vochtige pap. Het zou me niet verbazen als het vandaag hard gaat regenen.
We bereiken al gauw de pas en we mogen gaan dalen naar de derde kloof. Helaas zijn Chinese maatschappijen
bezig met de weg en is het grootste deel van de afdaling geheel omgewoeld. Bovendien moeten we
geregeld wachten voor wegwerkzaamheden. Als we uiteindelijk het kloofdal bereiken, hebben we toch weer
blauwe lucht boven onze hoofden. Boven onze hoofden ligt ook de weg, maar die is voor ons niet
beschikbaar. De Chinese wegwerkers zijn over een lengte van twintig tot dertig kilometer bezig
met de weg en het is geen half werk. Overal zijn lelijke machines aan het werk, die lelijke dingen doen
met het landschap. De weg is niet beschikbaar en wij moeten ons een weg naar voren zien te banen
over een karrenspoor in de riviervlakte.
Na twee uur zijn we uit de zone van de wegwerkzaamheden en hebben we weer een normale,
maar niet al te goede weg onder onze wielen. Veel problematischer is een gitzwarte lucht
die onze kant op komt. Zelden heb ik een zo dreigende lucht gezien. Even voordat
de bui los zal barsten, passeren we een nederzetting die bestaat uit enkele open
huisjes van takken met wat plastic zeilen er overheen. Er is hier zelfs geen geld
voor golfplaten daken. Marco pleit om hier te proberen om een overnachting te regelen,
een plan waar geen redelijke tegenwerpingen tegen te maken zijn. We gaan in een
theestalletje zitten, maar na een half uur worden we nog steeds niet geholpen. Nu
het nog altijd droog is, proberen we het in een theestalletje aan de overkant. Dit
is zo te zien meteen onze laatste kans. We gaan zitten en bestellen een thee. Daarna
vragen we of ze iets te eten hebben. Ook dit lukt, want even later hebben we verse
injera's met een simpele saus. So far so good. We vragen of het ook mogelijk is om
hier te slapen in onze eigen slaapzak. Ook dat blijkt geen probleem. We kunnen op
de houten bankjes liggen of op de grond. Aangezien we matrassen hebben is de grond
te prefereren. Terwijl de onweer en de regen tegen het dak tikt, liggen we heerlijk droog
te slapen. Nu maar kijken hoe het weer morgen zal zijn...
Dag 9: Nederzetting in de derde kloof - Wegel Tena 41 km
Als we opstaan regent het nog steeds. We dralen een beetje omdat het niet aanlokkelijk is
om de regen in te stappen om een stuk te fietsen. Op het moment dat we de moed bij elkaar
hebben verzameld, houdt het ineens op te regenen. De buien maken geen plaats voor
opklaringen. Het dreigt een natte dag te blijven. Maat voor het moment is het droog
en aangezien we in het moment leven, is er dus geen enkel probleem. We vervolgen onze
weg door het kloofdal, dat ook fraai is onder de dreigende zwarte luchten. Gedurende
een uur of twee vervolgen we onze weg door het dal. Daarna begint de grote klim de kloof uit,
een klim van een kleine 1.500 meter hoogteverschil.
Ik klim met Marco uit de kloof. Enkele minuten achter ons aan klimmen Marc en Willem.
Op het bochtige parcours hebben we een goed overzicht, dus kunnen we elkaar niet kwijt
raken. Na enkele honderden meters klimmen rijd ik lek. Inspectie leert dat de binnenband
is uitgescheurd, vlakbij het ventiel. Een precisie-operatie is vereist. Ik knip een lange
plakker, die ruim om de scheur heen past. Marc en Willem hebben ons inmiddels ingehaald
als we de klim vervolgen. Een kilometer verderop rijd ik opnieuw lek. Opnieuw is er een
scheur ontstaan, nota bene in de plakker die ik zojuist heb aangebracht. Na de reparatie
rijd ik al gauw opnieuw lek. Het is een scheur op de dubbele plakker. Ik besluit
nu de beide plakkers te verwijderen, een gevaarlijk klusje dat wonder boven wonder
goed gaat. Daarna breng ik opnieuw een plakker aan, de laaste grote plakker die
ik kan produceren. Een kilometer verderop sta ik echter opnieuw geparkeerd met een
lekke band. Blijkbaar staat er teveel druk op de binnenband, wellicht omdat de
buitenband te breed is voor mijn velg. Dit is de buitenband die ik van Marc heb
geleend en die eigenlijk bedoeld is voor mountainbikes en niet voor een fiets met
een smalle velg. Ik moet weer een lange plakker fabriceren. Die krijg ik van Marco,
die eveneens door zijn plakkervoorraad heen is aangezien ook hij al veel lekke banden
heeft gehad. Ik besluit mijn eigen buitenband weer te gebruiken. Dat betekent dat ik
weer stroever over de keien stuiter, maar dat betekent ook dat ik verder van de
tsunami van lekke banden verstoken zal blijven.
Zonder verdere problemen klimmen Marco en ik weer verder. Wel hebben we twee uur
verloren met de lekke banden. Als we een dorpje binnenfietsen zien we Marc uit een
restaurantje komen. Willem en Marc hebben hier gewacht. De koffie en de injera's
zijn inmiddels ook al besteld.
Na de lunch beginnen we aan deel 2 van de klim. Langzaam maar zeker krijgt de zon
steeds meer ruimte en als we boven komen werpt de ondergaande zon een oranje gloed
over de kloof.
Eenmaal op de hoogvlakte is het plotsklaps helemaal vlak. De weg voert door een
weids akkerlandschap. Na een paar kilometer fietsen we het stadje Wegel Tena binnen.
Het eerste gebouw van het dorp is meteen een hotel. We zetten onze fietsen binnen op de
binnenplaats en pakken onze spullen uit. Juist als we ons hebben geïnstalleerd komt
de bediende ons zeggen dat de prijs dubbel zo hoog is als in eerste instantie met ons
afgesproken. Hij had de prijs nog eens nagevraagd bij de baas.
> Zeg maar tegen je baas dat we het extra bedrag niet gaan betalen.
>>> Dat zal niet gaan. Dat is namelijk de prijs. Daar kan ik niet onder zitten.
> In dat geval zullen we een ander hotel gaan zoeken.
>>> Ja maar...
> Ga maar naar je baas, dan maken we met hem wel afspraken.
Tot nu toe hebben we alleen maar vrolijke en levendige mensen gezien in Ethiopië
maar het blijkt dat zelfs in Afrika norsheid en ontevredenheid bestaat. Het levende bewijs
wordt door de geleverd door de baas, die met barse toon e onderhandeling start:
>>> Wat is nou het probleem?
De baas kijkt ons met een even uitdagende als onbeschofte blik aan.
> Wij hebben geen probleem.
De baas heeft een gezicht als een oorwurm. Nu moet hij de eerste zet doen.
>>> Ik heb van mijn bediende begrepen dat jullie niet willen betalen.
> We willen wel betalen, maar alleen het bedrag dat we hebben afgesproken.
>>> Ik heb met jullie niks afgesproken. Jullie moeten gewoon de prijs betalen.
Vanzelfsprekend hebben we geen trek om nieuwe afspraken te moeten maken omdat deze
man denkt meer geld te kunnen vangen.
> Nu ja, dan gaan we wel een ander hotel zoeken.
>>> Maar dat kan zo maar niet. Jullie hebben afgesproken om hier te overnachten.
> We hebben met jou niks afgesproken.
We pakken onze fietsen en vertrekken. Terwijl we naar de uitgang lopen,
blijkt een groep vrouwen van lichte zeden zich te hebben verzameld in het cafe
op het complex. Dat hadden we achteraf bezien kunnen verwachten in een hotel
buiten de stad. Als we door de uitgang lopen, komt de baas ons achterna gerend.
Als laatste bod komt hij met een lagere prijs. We lopen door zonder antwoord te geven.
Er volgt nog een allerlaatste bod van de oorspronkelijke prijs. Als we wegfietsen,
schreeuwt de baas ons na wat nu precies het probleem is. We laten hem in zijn eigen
- vieze - sop gaarkoken.
We fietsen nog even door en in het stadje zelf vinden we een hotel waar wel een
fijne sfeer hangt.
Dag 10: Wegel Tena - vierde kloof - Qom 65 km
We lopen door de stad op zoek naar een plek om te ontbijten. Dat valt nog niet mee.
Er is geen enkel etablissement dat open is. Terwijl we door de straten lopen, valt op
dat we links en rechts door jan en alleman worden ingehaald. Terwijl we er toch flink
de pas in hebben. We worden niet door een enkele gehaaste jongen ingehaald. Iedereen loopt
sneller. Als we de mensen ziet lopen, moeten we concluderen dat ze zich ook niet haasten.
integendeel: ze lijken in een lamlendig tempo te slenteren. Als die mensen er wel de pas
in hebben, houden we ze al helemaal niet meer bij. Deze mensen zijn echt veel sterker
dan wij Europeanen. Ik vraag me af hoe Europeanen ooit nog een marathon moeten winnen
van deze mensen.
We beginnen vandaag met het overbruggen van vijfentwintig kilometer over de hoogvlakte.
Na een lekke band van Marco kunnen we aan de bak. Het parcours is relatief eenvoudig
en na anderhalf uur bereiken we de rand van de kloof. Daar treffen we enkele bavianen.
Gelukkig komt het niet tot een treffen. Bavianen zijn slim en buitengewoon sterk.
Na enkele kilometers de kloofrand te volgen bereiken we een minuscule nederzetting
met een gigantische markt. Het is een volstrekt raadsel waar al die mensen vandaan
komen. Uit Wegel Tena? Dat lijkt niet voor de hand te liggen. Maar in de directe
omgeving wonen niet zo veel mensen. Hoe het ook zij, na de markt draait de weg naar
rechts, de kloof in.
We duiken naar beneden, de vierde en laatste kloof in. Voor de laatste keer stuiteren
we naar beneden. Na anderhalf uur zijn we beneden. We steken de brug over en we
kunnen omhoog. We hebben een paar uur om boven te komen voordat de nacht zal invallen.
Even geen lekke banden dus, is het devies.
De klim gaat gelukkig voorspoedig en de gebruikelijke lekke banden blijven uit. Om
een uur of half vier bereiken we een nederzetting op een vlak stuk in de kloofwand met
omringende akkers. In de nederzetting is een winkeltje, waar we cola bestellen,
een beetje welverdiende brandstof voor de tweede helft van de klim.
Met nieuwe energie klimmen we weer verder. Na een uur hebben we toch nog een lekke band.
Deze keer is Marc weer de klos. Ondanks de malheur bereiken we bij licht de hoogvlakte.
Vervolgens fietsen we door naar het stadje Qom, waar we een eenvoudig hotelletje vinden.
Dag 11: Qom - Geshena - Lalibela 77 km
Over de golvende hoogvlakte fietsen we naar het stadje Geshena, waar een grote
markt gaande is. Na Geshena wordt het landschap interessanter. De hoogvlakte eindigt
abrupt en we hebben een fraai uitzicht over het grillige landschap dat zich voor
ons uitstrekt. Enkele tientallen kilometers verder liggen grote bergruggen die als
brede muren oprijzen uit de diepte. Aan de voet van de meest imposante bergrug moet
Lalibela liggen, het spirituele Christelijke centrum van Ethiopië.
We dalen een paar honderd meter af en komen in het grillige landschap dat we van boven zagen.
Tal van kleine heuvelruggen liggen verspreid, waar we tussen door slingeren of soms ook overheen
moeten klimmen. Op een heuvel hebben we een mooi uitzicht op een schilderachtig gelegen
dorpje met een grote markt. Hier kunnen we ons opladen voor het laaste stuk naar Lalibela.
Mijn maag voelt vandaag niet goed dus ik sla de koffie deze keer over, maar de injera's
laat ik niet staan.
In dit grillige, mysterieuze landschap zijn we in een wereld dat ver af staat van onze
contemporaine westerse wereld maar dat even ver weg staat van andere culturen, zelfs van andere
Afrikaanse culturen. Nu al tweeduizend jaar is Ethiopië een eenzaam Christelijk bastion
tussen inheemse godsdiensten en later vooral ook de Islam.
We zijn inmiddels bij de slotklim beland. In tien kilometer moeten we een paar honderd
meter klimmen. De klim is geasfalteerd en is dan ook niet zwaar. Overal om ons heen verheffen
zich imposante rotsmuren. De inmiddels laagstaande zon en de grillige wolkenpartijen
maken de laatse kilometers tot een grootse apotheose. Uiteindelijk komen we boven en
fietsen we Lalibela binnen. Het spirituele centrum van Ethiopië is niet direct als zodanig
herkenbaar. De fameuze kerken bevinden zich in afgesloten gedeelten en zijn niet
zichtbaar vanuit de straten van de stad zelf. Ik zie ook nergens priesters rondlopen
in de stad. Op het eerste gezicht is er dan ook niets bijzonders aan lalibela, hoewel
het een fijne sfeer heeft en gewoonweg een fantastische ligging heeft, op een plateau boven
het omringende landschap maar even verderop een rotswand die anderhalf duizend meter boven
de stad uit torent.
Dag 12: Lalibela 0 km
Vandaag nemen we de tijd om Lalibela te verkennen. Lalibela heeft twee bijzondere
karakteristieken: de vele kerken die zijn uitgehouwen uit en in de rotsen enerzijds
en de traditionele ronde lemen huizen anderzijds. We hebben de hele dag de tijd. Pas
morgenochtend zullen vliegtuigen ons terug brengen naar Addis Abbeba en Nederland.
We lopen tussen de traditionele ronde huizen omhoog. Dergelijke huizen hebben we
ook elders gezien, maar in Lalibela zijn hele heuvelflanken vol met deze huizen.
Een schitterend gezicht. Maar het belangrijkste fenomeen van Lalibela zijn toch
wel de kerken. De kerken zijn niet zo zeer uit de rotsen gehouwen. De rots is weggehaald
een kerk achterblijft als een soort eiland in het omringende weggehakte landschap.
Ethiopië is altijd al een wereld op zichzelf geweest en is goeddeels aan de
Europese koloniale greep ontkomen. Pas in de jaren dertig en veertig is Ethiopië
gedurende enkele jaren een kolonie van Italië geweest. Bepaalde gedeelten van
Addis Abbeba herinneren nog aan deze tijd maar verder zien we niets van de Italiaanse
overheersing terug in de steden of in het landschap. De mythische figuur van Ethiopië
van na de tweede wereldoorlog was zonder twijfel Haile Selassie, geboren onder de
naam Ras Tafari. Op het moment dat Ras Tafari in 1930 werd gekroond tot koning Haile
Selassie, was vrijwel geheel Afrika onder koloniale bezetting. De wereldwijde impact
van dit moment was gigantisch en leidde zelfs tot een nieuwe godsdienst, de Rastafari.
Haile Selassie werd gezien als een profeet met de status van Mozes, als de nieuwe
Christelijke leider die Afrika en de hele wereld naar een rechtvaardige, harmonieuze en
spirituele samenleving kon leiden. Zonder geloof en vertrouwen kom je nergens, maar deze
verwachtingen waren wel erg hooggespannen. Ze konden dan ook niet worden waargemaakt.
Haile Selassie was redelijk succesvol met het indammen van de Italiaanse koloniale macht,
die in 1935 begon met een invasie vanuit Eritrea, maar al in 1941 eindigde. Daarna volgde een
betrekkelijk stabiele periode maar Ethiopië wist in die periode niet voldoende te hervormen
om de terugkerende hongersnoden de baas te worden. Het land leed daarnaast aan corruptie en na
de grote hongersnood van 1972 tot 1974 was het krediet van Haile Selassie verspeeld. De
communistische Derg wierp het regime omver in 1974 en leidden een waar schrikbewind.
Politieke tegenstanders werden vermoord en de hongersnoden waren heviger dan ooit tevoren.
De hongersnood in Tigray, in het noorden van Ethiopië is misschien wel de wereldwijd
zwaarste hongersnood ooit geweest, waarbij een miljoen mensen omkwamen. Enkele jaren later
werd ook het regime van de Derg omvergeworpen. Al gauw diende het volgende probleem zich aan.
Eritrea splitste zich af met een burgeroorlog. Tot op de dag van vandaag zijn de spnningen
groot tussen Ethiopië en Eritrea. Onderwijl maakte Ethiopië langzaam maar zeker
de transitie naar een democratische samenleving. maar tot de dag van vandaag zijn er
grote uitdagingen, zoals de spanningen met Eritrea en het fundamentalistiche en
terroristische broeinest Somalië en de eeuwige dreiging van hongersnoden. Positief
gesteld kunnen we tegelijkertijd concluderen dat de Islamieten en de Christenen vredig
samenleven en dat er ondanks de reusachtige bevolkingsexplosie van de laatste jaren geen
hongersnoden zijn.
We betreden de eerste zone met kerken. De UNESCO heeft reusachtige ijzeren stellages met
behulp waarvan grote witte zeilen de kerken overspannen. Het idee is dat deze zeilen de
rotskerken beschermen tegen erosie door regenval. Wat mij betreft is het geen goed idee om iets
moois te beschermen door er iets lelijks tegenaan te bouwen. ik prefereer de erosie. In ons eigen
cultuurgebied doen we evenmin dit soort drastische maatregelen bij bijvoorbeeld de Notre Dame,
die toch ook schade ondervindt van erosie. Binnenin de kerken betreden we een mystieke wereld
die nergens anders op lijkt. Priesters trekken rond in witte gewaden of zijn diep
weggezonken in studies van eeuwenoude exemplaren van de Bijbel. We hebben alle geluk
van de wereld dat we een ceremonie mogen bijwonen. Met trommels wordt een diep ritme
geproduceerd, waarover een twintigtal in wit gehulde priesters begint te chanten. Het
ritme en de zang creëren een diepe kadans, tegelijkertijd boordevol van energie en
zo kalm als een rimpelloze zee. Minutenlang bevindt iedereen zich in een trance, totdat
de ritmes langzaam afgebouwd worden en de chants versterven in een harmonieuze stilte.
Na de adembenemende ceremonie bezoeken we enkele andere kerken en gaan vervolgens
naar een andere zone met kerken. Hier is de UNESCO nog niet langs geweest en zijn
de kerken zichtbaar zoals ze al vele honderden jaren zichtbaar moeten zijn geweest.
Een van de kerken is uitgehouwen in de vorm van een kruis. Als je van boven kijkt,
zie je een gat in de vlakte met daarin een groot kruis. We dalen af naar de uitgehakte
uitsparing in de rots en betreden de kerk. Opnieuw is er een ceremonie. Na enkele
uren verlaten we ook deze zone en keren terug naar ons hotelletje.
Het is inmiddels namiddag en we hebben de belangrijkste kerken van Lalibela gezien.
Het is nu tijd om te vieren dat we het eindpunt hebben gehaald. Het zag er lange tijd
niet naar uit dat we Lalibela nog zouden halen, dus dat mag best gevierd worden. Althans dat
is de conclusie die we alle vier delen. In een mooi terrasje temidden van tientallen soorten
inheemse bloemen en talloze speciale boomsoorten drinken we een biertje. En nog een.
We zijn nog geen twee weken onderweg geweest in Ethiopië maar we hebben indrukken
verzameld voor wel een jaar reizen. Wat een land!