Dag 0: Hjørring - Hirtshals (Denemarken)/ Stavanger (Noorwegen) 40 km
Reizen in het openbaar vervoer kan een stressvolle aangegelegenheid zijn als je een fiets mee moet nemen.
Niet in Duitsland en Denemarken. Ondanks de vele overstaps heb ik aan het einde van
de dag keurig het hele stuk tussen mijn woonplaats in Nederland en Noord Denemarken
overbrugd. Ik had besloten om mijn fietsreis naar de Noordkaap in Zuid Noorwegen
te beginnen om op deze manier zo veel mogelijk tijd in de mij zo geliefde berglandschappen
door te brengen alvorens meters te maken richting de Noordkaap.
Het is een uur 's nachts als ik Hjørring bereik. Treinen gaan niet verder noordwaarts
naar Hirtshals, de plaats waar de veerboot vertrekt. Ik stap uit en zal op zoek moeten
gaan naar een overnachtingsplaats.
Ik beland in Hjørring niet bepaald in een warm bad. Er zijn alleen maar mannen
op straat, allemaal dronken. Ik besluit om een zoektocht naar een hotel onmiddellijk
af te breken. Ik zal maar vast een stuk in de richting van Hirtshals fietsen.
Het valt nog niet mee om op de onverlichte wegen de weg te vinden. Ik kan de borden
niet lezen en fiets lukraak door de heuvels totdat ik een goede kampplaats vind op
de top van een heuvel bij een zendmast.
Na een korte slaap word ik wakker van het vroege morgenlicht en fiets de laatste
kilometers naar Hirtshals. Ik ben veel te vroeg voor de eerste bootovertocht naar
Stavanger om 9 uur. Het plan om in Kristiansand te beginnen valt af aangezien
ik dan nog 4 uur langer zou moeten wachten.
En zo bereik ik om half zes in de avond het centrum van Stavanger, de stad met zijn
houten huisjes. Er schijnen er meer van te zijn dan welke andere stad in Europa.
Het is een goede plaats om aan de reis te beginnen.
Dag 1: Stavanger - Tau - Jørpeland - Preikestolen - Preikestolhytta 26 km
In tegenstelling tot de fietsreis in de Indiase Himalaya met Willem Hoffmans en
Jeroen van Meijgaarden vorige jaar, zal ik deze keer voornamelijk in mijn eentje
fietsen. In Trondheim zal ik wel andere vrienden, Menno Faber en Klaartje Arntzen,
ontmoeten. Menno, Klaartje en ik zullen een paar dagen samen fietsen maar verder
zal ik het alleen moeten doen. Het wordt mijn eerste solotocht sinds mijn avonturen
in Zuid-Amerika in 2003.
De fietsreis begint met... een nieuwe bootovertocht! Een blauwe hemel bedekt de blauwe zee.
De veeroversteek voert langs tal van kleine eilanden. Een oude man vertelt me dat
op het kleine eiland dat we rechts voorbij varen, toch nog twee boerengezinnen weten te overleven. Een veerverbinding
gaat twee maal per dag op en neer. De veerboot baant zich een weg tussen de eilanden
en vaart recht op een wild heuvellandschap af. Verder landinwaarts worden de bergen
alleen maar hoger. Dat ziet er goed uit voor de komende dagen. Vandaag zal ik niet verder
fietsen dan de Preikestolhut, vanaf waar ik omhoog zal lopen naar de beroemde Preikestolen,
een gigantische rotsklif boven het Lysefjord.
Ik kom aan land in Tau. Langs de kust fiets ik naar Jørpeland en verder door naar
Jossang door groene heuvels. Vanaf Jossang leidt een steile weg in vijf kilometer naar
de hut. Ik eet mijn eerste maaltijd Rømmegrøt en begin de wandeling naar
de 706 meter hoge Preikestolen.
Het is geweldig goed weer. Het is bijna dertig graden en er is geen wolkje aan de hemel.
Het is zondag en veel Noren zijn eveneens op weg naar de Preikestolen. Ook zonder
de de rots en zonder het fjord is de wandeling naar de Preikestolen erg mooi. De weg
voert door wild, groen heuvellandschap. Na een paar kilometer bereik ik een pas
en heb een eerste blik in de dieptes van het Lysefjord. Daarna gaat de weg op en
neer langs de kam van de bergrug. Soms zijn er spectaculaire uitzichten naar het
fjord in de diepte. Het bereiken van de Preikestolen is een spectaculair moment. Wel honderd mannen en vrouwen zitten op elkaar gepakt op het
kleine rotsblok dat ruim zevenhonderd duizelingwekkende meters verticaal boven het
turquoise fjordwater hangt. Vanaf het blok is er een schitterend uitzicht over de
hele lengte van het fjord. Het uitzicht is het eerste Noorse hoogtepunt, een tweede
Rømmegrøt maaltijd in de Preikestolhut en wild kamperen aan de oever van
het meer zijn respectievelijk het tweede en derde hoogtepunt.
Dag 2: Preikesolhytta - Kvalåg - Forsand - Lysebotn - Sirdal 68 km
Het uitzicht over de Preikestolen was een geweldig voorproefje van wat komen gaat.
Vandaag zal ik eerst terugkeren naar het Lysefjord. Ik wil over de hoogvlaktes naar
het Setesdal reizen. Met een veerboot zal ik naar het einde van de Lysefjord varen
om van daar naar de hoogvlakte te klimmen. Maar eerst zal ik naar het Lysefjord moeten
fietsen.
Een laag van wolken hangt boven de bergen en de zee. De weg naar het Lysefjord voert
langs kleine vissersdorpen. De hoofdroute is me te druk maar de kronkelige weg langs
de kust bij Kvalåg heeft een speciale atmosfeer. Ondanks dat ik langs de kust fiets,
klimt en daalt de weg continu over kleine heuvelruggen. Ik trek door donkere bossen,
open grasvlaktes, kleine baaien en soms vang ik een glimp op van het berglandschap
landinwaarts. Ik ontmoet twee aardige, interessante Zwitserse fietsers. Ze hebben
onder meer in Szechuan in China gefietst. Samen fietsen we naar de grote brug over
het Lysefjord. Daar nemen we alweer afscheid. Zij zijn op weg naar het zuiden, ik
fiets oostwaarts. In Forsand wacht ik op de veerboot naar het einde van het fjord in
Lysebotn.
De veerboot naar Lysebotn voert door een duizelingwekkende verticale wereld. Ik zie de
Preikestolen opnieuw, deze keer van beneden. Even voor Lysebotn springen basejumpers bijna
duizend verticale meters naar beneden vanaf een steile klif om de parachute op het
laatste moment uit te klappen boven een kleine weide. Lyse is het Noors woord voor licht.
Een gedempt lichtgrijs licht valt tussen de donkere kliffen en reflecteert
glinsterend wit op het golvende wateroppervlak. Het contrast met het volle turquoise
van gisteren kon niet groter zijn.
Na een paar uur bereikt de veerboot Lysebotn, het einde van het fjord. Nu begint het echte
werk. Met 26 haarspeldbochten klimt de weg naar een uitzichtpunt op 800 meter hoogte.
Onderweg is er een tunnel van meer dan een kilometer. De weg voert met gemiddeld 10 %
stijging omhoog. Dat is steiler dan Alpenpassen en een goede test van mijn conditie.
Ik bereik na 8 kilometer het uitzichtpunt. Daarna wordt de klim nog steiler. Twee kilometer
verder sta ik al op 1.000 meter hoogte, dik boven de boomgrens. Dan vlakt de klim af
en even later sta ik op de hoogvlakte. De Lyseheiene is een groot granitisch plateau.
Een wilde mozaïek van kale rots, grasland en meren, steile heuvels en pokdalige
depressies ligt voor me. De Hoogvlakte is dus zeker niet vlak. De wolkenlaag direkt
boven de vlakte begint te breken. Flarden wolken jagen om me heen. Als ik
oostwaarts trek, verdwijnen ook de laatste wolkenresten maar niet de wind. Die jaagt vrij
en onbelemmerd over de vlakte. Na de moordklim is het beste er wel af bij mij.
Het is al in de avond als ik afdaal in het prachtige Sirdal waar ik een fijne camping vind.
Dag 3: Sirdal-Valle-Bykle-Hovden-Haukeli 144 km
Avondmaaltijden zijn veelal niet zo bijzonder in Noorwegen maar het ontbijt is superieur.
Zodra de winkel opent, koop ik vers brood dat vol van smaak is. Salades zijn ook erg
lekker evenals jam. Noorse kazen zijn doorgaans wat saai.
Ik heb nog steeds geluk met het weer. Er is geen wolk aan de hemel. Na het doorkruisen van
de vlakte, daal ik af in het Setesdal. Ik begin de dag met een klim terug naar de
Hooglanden. Deze klim is niet zo lang omdat ik al hoog begin. Na 45 minuten bereik
ik de Sirdalsheiene, de hoogvlakte tussen het Sirdal en het Setesdal. Dit is een echte
hoogvlakte: vlak, wijds, eindeloos. Opnieuw is er veel water. Kleine meren, grote
meren. Nergens in het landschap is geen water zichtbaar. Na een lange afdaling,
bereik ik de vallei om een uur in de middag.
Het Setesdal loopt vanaf de Hooglanden honderd kilometer noordelijk van hier naar het
zuiden om te eindigen in Kristiansand. Ik fiets noordwaarts door het dal, wat betekent dat
ik een lange vals plat klim voor de boeg heb. Het Setesdal is een kilometer breed
en wordt geflankeerd door steile rotswanden. De valleibodem is het terrein van
naaldbomen. Soms is er een dorp dat wordt omring door grasland. Af en toe passeer ik
een langgerekt meer.
Omdat de vallei relatief laag ligt, loopt de temperatuur hoog op. Het is maar
liefst dertig graden, ongewoon warm voor Noorse begrippen. Er staat wel een
stevige tegenwind. De dorpjes zijn lieflijk en er zijn tal van andere rustplaatsen
langs de weg, zo nu en dan maak ik daar dankbaar gebruik van. De kerk van Bykle
is een mooie rustplaats. Een andere keer rust ik aan de rivier. Ik maak goed gebruik
van het mooie weer en fiets lang door. Het is al laat in de avond als ik van Hovden
de hoogvlakte op fiets. De nauwe vallei maakt plaats voor een breed, open landschap.
Er zijn grootse uitzichten over eenzame bergruggen naar het noorden en naar het
oosten. Dat wordt het toneel van de voorstelling van morgen en overmorgen. Ik kijk
er nu al naar uit. Nu volgt echter de afdaling naar Haukeli. Daar breng ik de nacht
door op de plaatselijke camping.
Dag 4: Haukeli - Rauland - Rjukan - Austbygdi 123 km
De weg begint direkt te klimmen als ik Haukeli verlaat. Ik stop op de pas waar ik
ontbijt. Ver beneden ligt het meer van Tatok tussen steile berghellingen met naaldbomen.
Het is nog fris zo vroeg in de morgen maar de zon brengt daar nu snel verandering in.
Als ik uitgegeten ben, is het al warm.
Binnen enkele minuten heb ik afgedaald. Er zijn enkele boerennederzettingen
aan het meer. Langs de oevers fiets ik in complete stilte tussen de groene bergen
en het blauwe meer. Zelfs de wind is afwezig. Het wateroppervlak is rimpelloos.
In Rauland stop ik bij een café. De ober hoort dat ik van plan ben om naar
de Noordkaap te fietsen en enkele minuten later komt de uitbater van het complex
aan mijn tafel. Hij is erg geïnteresseerd in mijn verhaal. Hij vraagt naar
mijn mening over het complex en vraagt zich af hoe hier meer klanten te krijgen. Ik
denk dat het probleem is dat er maar weinig toeristen deze mooie route nemen en
zodoende zijn er ook weinig potentiële klanten. De bekendheid van de route
en van het Meer van Tatok moet denk ik omhoog. Het moet in de toeristenbrochures
komen.
Na Rauland klim ik naar een plateau met uitzicht over de hoger gelegen Hardangervidda
hoogvlakte. Langs het enorme Møsvatnet Meer blijf ik nog lange tijd op hoogte
maar dan verlaat de weg de hoogvlakte en daal ik af in een diepe, steile, groene
vallei. De spectaculaire afdaling voert naar Rjukan, aan de voet van de 1.883 meter hoge
Gaustatoppen. Voorbij Rjukan daalt de weg nog wat verder naar het Tinnsjå Meer,
dat niet hoger ligt dan 200 meter boven zeeniveau. Het is minstens dertig graden als
ik de camping van Austbygdi bereik. Het weer is domweg te goed voor Noorse begrippen.
Een uur na aankomst breekt een onweersbui los aan de andere kant van het meer. De bui
blijft daar hangen, zodat we vanuit de camping wel de mooie uitzichten hebben maar
niet de regen.
Dag 5: Austbygdi - Tessungdalen - Uvdal - Geilo 94 km
De dag opent bewolkt maar als ik mijn fiets heb gepakt, heeft de zon de mist alweer
verdreven. Het is dus opnieuw zonnig. Ik klim steil omhoog door de nauwe Tessungdalen
Vallei. Een fijne lokale weg zonder verkeer voert omhoog door de uitgebreide bossen.
Na een uur bereik ik een brede, eenzame vallei met graslanden en een paar verspreide
boerderijen. Ik ben niet ver onder de boomgrens nu. Ik heb mooie vergezichten door
de vallei naar de rand van de hoogvlakte van de Hardangervidda. Na tien kilometer
verlaat de weg het dal en klimt steil omhoog. Ik bereik een vlak plateau met kale
graslanden. Ik kan wel honderd kilometer voor me uitkijken. Voor het eerst zie ik besneeuwde
bergtoppen, hoewel ver weg. Dat is het terrein van morgen. Eerst volgt een lange afdaling
en een aantal middelgrote klims en afdalingen. Deze laatste vijftig kilometer zijn
niet zo interessant meer maar brengen me in de buurt van de beroemde Rallarvegen,
een onverharde weg die de hoogvlakte van de noordelijke Hardangervidda oversteekt,
een ijskap passeert en daarna daalt in het Aurlandsfjord.
Dag 6: Geilo - Haugastøl - Finse - Flåm 111 km
Ik ontmoet twee Zwitserse fietsers in de bakkerij van Geilo. Zij hebben de Rallarvegen
van de andere kant gefietst. We discussiëren over fietsroutes in Noorwegen en Zuid-Amerika.
Na een uur verlaten we de bakker. Zij trekken voort naar het oosten richting, ik
in tegengestelde richting. In tien kilometer klim ik naar de hooglanden en na nog
twaalf vlakke kilometers langs het Ustevatnet Meer kom ik aan het begin van de
Rallarvegen in Haugastøl. Het meer ligt net boven de boomgrens en er zijn prachtige
uitzichten over het 1.933 meter hoge Hallingskarvet Massief.
De Rallarvegen is waarschijnlijk het meest bekende fietspad van Noorwegen. Een negentig
kilometer lange, onverharde weg steekt het noordelijke gedeelte van de Hardangervidda
over, vlak langs de Hardangerjøkulen ijskap, alvorens de weg steil afdaalt naar het
Aurlandsfjord. De weg was oorspronkelijk in gebruik als constructieweg voor de Flåmsbanen
spoorverbinding. Vandaag de dag wordt de weg voornamelijk gebruikt door fietsers.
Op een mooie zomerdag als vandaag zijn er misschien wel honderd mensen onderweg
op de Rallarvegen.
Het weer zal echter niet zo goed blijven. Althans, dat zijn de voorspellingen. In de middag
zal vanuit het zuiden een uitgebreide storing over het zuiden van Noorwegen trekken. Nu zijn de
Noorse meteorologen wel wat pessimistisch van aard en hebben ze de hele week al slecht weer
voorspeld. Aangezien het weer nog nooit zo goed is geweest, neem ik de Noorse weersberichten
zo langzamerhand met een korreltje zout. Waarschijnlijk worden de meteorologen
geselecteerd op een neerslachtig karakter, wat normaliter de beste voorspellende eigenschap
is in een land waar het weer van de ene op de andere minuut kan omslaan maar waar het toch
het grootste deel van de tijd slecht weer is. Nu het weer dan eens een keer lange tijd
goed is, vallen deze zogenaamde meteorologen natuurlijk genadeloos door de mand.
Het weer zal misschien omslaan maar nu is nu en nu is het goed. Je kunt geen beslissingen
nemen op basis van voorspellingen, zeker niet als ze onbetrouwbaar zijn. Zodoende
verlaat ik het asfalt voor zand en stof en stenen. De onverharde weg is van erg goede
kwaliteit en is nauwelijks minder comfortabel dan asfalt. Veel mensen zijn onderweg op de Rallarvegen,
zelfs gezinnen met kinderen. Langzaam klimt de weg omhoog door de vallei. Het landschap
verandert steeds. Geen dramatische veranderingen maar op detailniveau zodat telkens
nieuwe valleien, graslanden, meren en bergen passeren het blikveld. Dan bereik ik
een veel bredere vallei. Aan de linkerkant van de vallei ligt de Hardangerjøkulen
ijskap die met diverse gletsjertongen door de laagste plaatsen van de bergkam lijkt
heen te breken. De grote ijsvlaktemassa gaat schuil achter de bergkam. De weg klimt
nog wat verder over de vlakte totdat ik het Finsevatnet Meer bereik. Langs het meer
ligt een dorp van hotels, berghutten en buitenhuizen. Finse heeft een treinstation.
Fietsers kunnen de steile afdaling naar het fjord vermijden en met de trein terugkeren.
Ik neem een rustpauze bij de Finsehut. Ik had oorspronkelijk bedacht om hier te blijven
overnachten om de rest van de middag te relaxen maar nu ik hier ben, besluit ik
door te gaan. Nu is het weer nog steeds goed, morgen zal het wellicht veel slechter
zijn.
De weg klimt nog een paar kilometer door. De weg is nu voor me alleen. De meeste
fietsers stoppen in de Finsehut om terug te keren met de trein of om morgen het tweede
deel te doen. De graslanden zijn absent hier. Ook voor gras is het nu te hoog. Het landschap
bestaat uit stenen, rotsen en sneeuwvelden. Het is laat in de middag als ik het
hoogste punt van de Rallarvegen bereik.
Het is een lange weg naar beneden. Ik fiets langzaam omdat de smalle weg louter uit grote
stenen bestaat. Hoe verder ik daal, hoe slechter de weg lijkt te worden. Kilometer
na kilometer daal ik af en nog steeds is er geen boom te zien in de valleien, die ik
doorkruis. De weg is niet breder dan een voetpad als ik over een steile helling boven een
meer fiets. Even geen fouten maken nu. Voorbij het meer valt de rivier met een grote waterval het
ravijn in. Het paadje kronkelt langs ditzelfde ravijn naar beneden. De steile weg
bestaat uit grote stenen. Ik loop dit stuk voor de zekerheid met de fiets aan
de hand.
Het landschap bestaat alleen maar uit verticale elementen. Enorme kliffen rijzen
overal en nergens uit de diepte omhoog. Rivieren persen zich door smalle kloofdalen
om vervolgens honderden meters in de diepte te vallen. Beneden in de diepte ligt
een wat breder dal waar de rivieren samenkomen tot een grote rivier. Daar ben ik
echter nog lang niet. Ik zie gedeeltes van de weg die met tal van haarspeldbochten
tussen de watervallen draaien en keren. Na de eerste steile passage kan ik mijn weg
weer fietsend vervolgen. Het is nog wel een kleine duizend meter afdalen naar het fjord.
Spoedig bereik ik de boomgrens. Sommige passages bestaan uit grote stenen. De klimmetjes
over het stenenterrein moet ik weer lopen. Dan volgt een lange passage waar de weg
met twintig procent helling daalt over een geëxponeerde helling. Bij elke haarspeldbocht
kom ik recht boven een grote waterval. Het is nog wel mogelijk om te blijven fietsen.
Ik haal twee mountainbikers in, die wel hebben besloten om deze lange passage met
de fiets aan de hand lopen. Ik ben nu niet meer de enige in deze contreien. Een kilometer
verderop haal ik meer fietsers in. Dan bereik ik de dalbodem. Ik heb nog niet de
bewoonde wereld bereikt en ik moet nog steeds een paar honderd meter afdalen maar
er zijn nu geen moeilijkheden meer.
Wauw. Dit is samen met de afdaling van de Pico Veleta in de Sierra Nevada de meest
spectaculaire weg die ik heb gefiets in Europa. Ik moet toegeven dat de afdaling
lastiger was dan vooraf gedacht.
Ik haast me naar beneden over het gladde asfalt. Het is negen uur 's avonds als ik
het pittoreske dorpje Flåm bereik. Een kwartier later arriveer ik op de fijne
camping bij het fjord.
Dag 7: Flåm - Laerdal - Borgund - Tyin - Ârdal 178 km
Tegen alle profetieën van de weerdeskundigen is het prachtig weer als ik opsta.
Na de lange fietsdag gisteren wil ik er vandaag een rustige dag van maken. Ik denk eraan om
de veerboot te nemen door het Aurlandsfjord en naar de overzijde van het Sognefjord om dan een
stuk omhoog te fietsen richting Jotunheimen. De eigenares van de camping raadt me
echter aan om de weg over de bergen te nemen naar Laerdal.
'Zeker net zo mooi als de Rallarvegen maar dan anders, omdat je recht boven
het fjord omhoog klimt.'
En zo gebeurde het dat ik na de zware dag van gisteren al vroeg op de dag flink in
de weer ben met een tien procent steile klim. Inderdaad klimt de weg recht tegen de flank
boven het fjord omhoog. Tot een hoogte van 800 meter fiets ik boven het fjord. Dan
draait de weg om de schouder van de bergrug en kom ik in een dal. De weg blijft echter
nog net zo hard door klimmen. Aan het einde van het dal neemt de weg weer een paar nieuwe
haarspeldbochten.
De top van de klim ligt boven de 1.300 meter, zo laat het bord op
de pas zien. De weg daalt een paar kilometer maar begint dan weer opnieuw te klimmen
langs een imposante berg met witte gletsjers en zwarte kliffen. Na een tweede pas van
ruim 1.300 meter daalt de weg definitief. Een half uur later fiets ik langs een nieuw
fjord naar het pittoreske Laerdal, een mooie plaats voor een kleine lunch.
Ik bevind me nu op de doorgaande weg naar Oslo. De weg zal opnieuw klimmen naar een
hoogvlakte boven de 1.000 meter, alvorens de weg zal dalen Ârdal. Omdat het
nog vroeg in de middag is, wil ik vandaag alvast een paar honderd meter omhoog. Misschien
dat ik dan morgen de Sognefjellet in Jotunheimen al kan bereiken.
Het weer is nu dan toch langzaam aan het verslechteren. Er staat een vrij harde wind
en er ontstaan steeds meer en grotere wolken. Na de prachtige landschappen van de Rallarvegen
gisteren en de hoge doorsteek van Aurland naar Laerdal vandaag, doet de brede Laerdalen
vallei het hart niet sneller kloppen. Toch zijn er drie belangrijke toeristenfuiken
in het dal. Na de houten huizen van Laerdal is er de oude Vikingweg langs de rivier.
De laatste en belangrijkste trekpleister is de bekende stafkerk van Borgund. Ik geniet
gedurende enkele minuten in stilte van het uitzicht als drie grote bussen arriveren en
de plek overspoeld wordt met toeristen. Ik verlaat de plaats en fiets ook voorbij een
grootschalig, ongezellig ogend restaurant dat de catering voor de toeristen verzorgt.
Ik ga nu meteen maar op zoek naar een supermarkt en een camping. Op mijn kaart staan
genoeg campings aangegeven.
Er staat maar een tent op de camping van Borgund en er is geen supermarkt. Aangezien mijn
voorraden op zijn, zie ik me gedwongen door te fietsen naar de volgende gelegenheid.
Hopelijk tref ik het daar wat beter. Ik heb zo langzamerhand behoorlijk veel honger.
Helaas blijkt de volgende camping geheel leeg te zijn; er is geen voedsel verkrijgbaar.
Opnieuw moet ik door en wel vrij lang omdat de volgende camping wat verder weg ligt.
De weg begint bovendien flink te stijgen. Ik voel dat mijn krachten snel beginnen af
te nemen. Ik moet nu snel wat eten. Ik heb na het ontbijt 120 kilometer gefietst en
niet meer gegeten dan een tweetal wafels. Dan zie ik een regionale winkel langs de weg.
Ik koop er een stuk geitenkaas voor een astronomisch bedrag. Ik moet echter iets eten. Na
een paar happen kaas kan ik weer door en bereik een kwartier later de camping.
Dicht. Er is een restaurant bij de camping maar die is gesloten. De bejaarde eigenares van
de camping kan niets voor me betekenen. Ik heb niet genoeg kaas om hier de rest van
de middag en avond te blijven om morgen naar de pas te klimmen,te meer daar er
morgenochtend, op zondag, ook geen kans op bevoorrading is.
Ik moet dus vandaag door richting de pas en hopen op een terrein waar hutten verhuurd
worden. Campings zijn er niet meer volgens mijn kaart. Ik neem nog een paar happen kaas en vervolg
mijn weg. De kaas is bijna op nu. Ik klim boven de boomgrens. De wind waait stevig
over de hoogvlakte. Mijn krachten nemen weer af en ik neem weer een paar happen kaas.
Met mijn laatste krachten bereik ik een plaats waar cabins te huur zijn maar dat kost
wel € 110,- voor een nacht. En het restaurant ziet er nu ook niet bepaald goedkoop uit.
Een dinerend echtpaar schiet me te hulp.
'Ik zie dat je twijfelt over de prijs.'
'Ja, dat klopt. Maar ik heb geen keus. Ik heb niks te eten!'
'Waar kom je vandaan?'
'Vanuit Laerdal - Borgund.'
'Er zijn inderdaad geen supermarkten het laatste stuk. Maar je hebt geluk. Een
kilometer verderop is een supermarkt. Die is open tot zeven uur. Je hebt nog een half uur.'
Als ik arriveer bij de supermarkt, ziet het terrein er verlaten uit. De supermarkt is
inderdaad open tot 7 uur. Op maandag tot en met vrijdag. Maar vandaag is het zaterdag
en sluit de winkel om zes uur. Veertig minuten geleden.
Het is nog vijf kilometer klimmen naar de pas en het Tyin Meer. Als ik de pas bereik,
tril ik vanwege de hongerklop. Ik eet het laatste stuk kaas. Er waait een harde over
het gigantische meer van Tyin. De lucht is helemaal donker en er zijn enkele kleine regenbuien
her en der in de bergen. De eerste bergen van de Jotunheimen zijn zichtbaar achter het meer.
Ik heb niet veel tijd en energie om te vieren dat de hoogste bergen van Noorwegen
nu binnen handbereik liggen. Het is laat en ik heb honger. Dan kan ik eindelijk
aan de afdaling beginnen.
Om negen uur bereik ik dan eindelijk Ârdal. Ik plunder het tankstation en eet ter
plekke genoeg om mijn krachten te voelen terugvloeien. Opgewekt en opgelucht klim ik
naar de camping in het Utladal. Ik word gastvrij ontvangen door de vriendelijke eigenaar.
Dag 8: Ârdal - Turtagrø - Jotunheimen (Sognefjellet) 56 km
Na twee extreem zware dagen, wil ik vandaag geen trap te veel doen. Ârdal is echter
geen fijne plaats en de eerste goede optie is de Sognefjellet in Jotunheimen. Dan
moet ik eerste een dubbelpas over van twee maal 1.300 meter en na een kleine afdaling
opnieuw klimmen naar 1.400 meter hoogte, de hoogste verharde weg van Noorwegen. Ondanks
het vele klimwerk is de afstand goed te overzien. Dat betekent natuurlijk ook dat er dan wel
des te steiler geklommen moet worden. Ik merk gelukkig dat ik verrassend goed hersteld ben. Omdat het zwaar
bewolkt is, is er niet ze veel te zien vandaag. Zelfs als ik de pas bereik, heb
ik geen goede vergezichten. De bergen van Jotunheimen hangen in de wolken. Ik daal af naar
de Turtagrø berghut waar ik een lange pauze houd.
Na een paar minuten fietsen, komt er van achter Turtagrø een onweersbui uit
het dal opzetten die in de richting van Jotunheimen trekt, in mijn richting dus.
Ik haal nu alles uit de kast om de regen en onweer voor te blijven. De bergen rond
de Turtagrø hut zijn al verdwenen achter een haag van slagregens. Ik fiets
met alle kracht omhoog. Het gaat serieus hard, want de weg is niet zo steil meer.
Dikke ijsregendruppels beginnen te vallen. Als ik omkijk, zie ik dat het helemaal
mis is. Met volle kracht ram ik door, anders haalt de bui me in. Dan bereik ik de
berghut van Sognefjellet. Ik duw mijn fiets naar binnen, op dat moment wordt het
landschap opgelost in een verschrikkelijke regenbui. Ik laat me helemaal natregenen
maar dan wel door de lekkere warme douche van de berghut. Ik zal de middag en de nacht
hier uitrusten, dan kan het slechte weer buiten lekker uitrazen.
Day 9: Sognefjellet-Lom-Bismo-Grottli 114 km
Het heeft de hele nacht geregend maar nu ik mijn ontbijt op heb, is het droog. Het
is nog steeds volledig bewolkt maar ik ben al lang blij dat het droog is. Toch nog
onverwacht ben ik weer op weg, de gletsjerwereld van de Sognefjellet achter me latend,
op weg naar Lom. Na twee uur afdalen heb ik de bergen van Jotunheimen achter me gelaten
en bereik ik Lom, omringd door een veel lieflijker, glooiend landschap. Ik bezoek
de stafkerk en sla af in de richting van Geiranger, terug naar de bergen. Ik klim langzaam
door de eindeloos lange, brede vallei. Als ik na zestig kilometer ben ik eindelijk
weer boven de boomgrens, op een groot breed plateau. Ik zie voor me echter een brede haag
van regen over de hoogvlakte op me afkomen. Het stomme geluk wil, dat er hier op de
eenzame hoogvlakte een hotel en wel precies waar ik nu ben. Ik vlucht het presigieuze
Grottli-hotel in. Gelukkig hebben ze voor mij een aanbieding maar goedkoop is het
niet. Maar ik heb nu voor morgen in ieder geval een herkansing om de hoogvlakte
en de afdaling naar het beroemde Geirangerfjord met mooi weer te ondernemen.
Dag 10: Grottli - Dalsnibba (1.500 m) - Geiranger - Hellesylt - Sunnmøre Alpen - Ålesund 122 km
De hele nacht regent het hard. Terwijl ik me overgeef aan het meest luxueuze ontbijt dat ik
ooit heb gehad, regent het nog steeds. Ik bereid me voor op een natte dag maar als ik
heb gepakt en met mijn fiets buiten sta, is het droog. Een paar minuten later
ontstaan de eerste gaten in het wolkendek. Al gauw zijn de bergen zichtbaar en ontvouwt
zich een schitterend, ruig berglandschap.
Ik ben in een brede vallei met kale graslanden en een groot meer; de vlakte is omgeven door
eenzame bergruggen. Aan het einde van de vallei rijst een verticale muur van rots
uit de horizon. De weg voert in een rechte lijn naar de bergkam. De weg buigt juist voor de kam
naar rechts, een veel kleiner dal in. Ineens ben ik omgeven door steile bergen,
sommige met grote, witte gletsjers op hun hellingen.
Ik ben op de weg naar Geiranger met zijn fameuze gelijknamige fjord, de meest beroemde
van alle fjorden. Alvorens ik aan de afdaling begin, zal ik eerst nog een klim van
vijfhonderd meter ondernemen. Een kleine, onverharde weg voert in vijf kilometer naar
de top van de 1.473 meter hoge Dalsnibba, een veel bezochte uitzichtberg naar het
Geirangerfjord.De weg is van goede kwaliteit en na veertig minuten klimmen bereik
ik de top. Terwijl ik een het klimmen was, heeft een Nederlands echtpaar in de camper
alvast koffie gezet. Met zijn drieën genieten we van het uitzicht. Langzaam verdwijnen
de wolken en er is een prima uitzicht naar het fjord en de bergen.
Een lange afdaling met adembenemende uitzichten brengt me op de meest toeristische plek
van Noorwegen: Geiranger. De hele dag is het een komen en gaan van cruise- en veerboten.
Ook ik moet er aan geloven en zal met de veerboot het fjord doorvaren naar Hellesylt.
Het is een cliché maar het is ook wel erg mooi, de groenblauwe wateren, omgeven
door honderden meters hoge kliffen.
Ik heb net de veerboot gemist. Geen probleem. De zon heeft de temperatuur opgewarmd
tot 25 graden; ik neem een uurtje time out om te zonnen op de kade.
Na een uur arriveert de boot. De tocht naar Hellesylt is schitterend. De zee, de kliffen, de
watervallen. Het enige dat ontbreekt zijn de besneeuwde toppen. Daarvoor is het weer
te goed geweest de laatste weken. De overtocht duurt een uur. Ik stap uit in Hellesylt
van waar ik verder fiets in de richting van Ålesund.
In Hellesylt verlaat ik met de boot het toeristengebied en ben ik terug in de
obscuriteit van het Noorse landschap. Gaande van Geiranger in de richting van Ålesund,
verwachtte ik dat de bergen langzaam maar zeker zouden afvlakken naar heuvels.
Het tegendeel is waar. Na twintig minuten klimmen, wordt het dal minder steil en
zie ik dat ik omringd wordt door bergen met besneeuwde toppen. En wat voor een toppen.
Messcherpe rotspunten met rechte contouren van dal tot bergtop. Dit landschap doet
niet onder voor de meest spectaculaire landschappen van Noorwegen, zoals Jotunheimen en
het Geirangerfjord. Ik ben in een smalle vallei met kleine grasvelden, kleine meertjes,
omgeven door grote rotsnaalden van 1.400 tot 1.700 meter hoog. Elke honderd meter stop ik
voor weer een nieuwe foto. Ik bereik een kleine pas en daal af naar de Norangsfjord
waar meer rotsnaalden oprijzen aan beide zijden van het fjord. Ik fiets naar Lekneset,
waar ik moet wachten op een nieuwe veerboot.
De veerboot brengt me in Sæbø, waar ik weer een uur wacht op een nieuwe pont
naar Store Standal. Ik besluit ondanks de naderende avond door te fietsen in dit
prachtige landschap onder de prachtige weers- en lichtcondities van de ondergaande zon.
Misschien is het weer morgen wel slecht. Ik weet het niet. Ik luister niet meer naar
de pessimistische Noorse weerberichten. Ik kan morgen wel een rustdag nemen in Ålesund.
Dan moet ik de stad vandaag wel zien te bereiken. Het is nu 8 uur en ik moet nog eenmaal
wachten op een veerovergang over het Storfjord.
De zon gaat onder achter het Storfjord maar het uitzicht wordt er niet minder om.
De rotsen aan de overzijde van het fjord kleuren oranje terwijl ik in de schaduw van
de bergen fiets. In Festøya ga ik aan boord van de veerboot en om kwart over negen
bereik ik de overzijde. Ik moet nog twintig kilometer overbruggen naar de camping van
Ålesund. Ik moet dus haasten omdat de zon elk moment onder kan gaan. Juist als ik de
weg volledig kwijt ben, ontmoet ik twee lokale fietsers, met wie ik de stad in fiets
over kleine weggetjes die ik nooit had kunnen vinden. Het is 10 uur als ik de camping bereik.
De bergen zijn dieppaars in de allerlaatste zon, dan is de zon definitief onder.
Precies op tijd heb ik de camping bereikt. Ik heb opnieuw geluk als een Amerikaans stel me uitnodigt op de maaltijd.
Ze hebben zelf al gegeten en hebben nog over. Ik kan gelijk aanschuiven voor een
uitstekende vismaaltijd. Er is ook nog bier en wijn en voldoende gespreksonderwerpen
om tot drie uur 's nachts onder de pannen te zijn.
Dag 11: Ålesund (rustdag) 0 km
Dag 12: Ålesund - Valldal - Trollstigen - Åndalsnes 57 km
Na bijna twee weken te hebben gezigzagd door Zuid Noorwegen, zal ik nu oostwaarts draaien
in de richting van Trondheim. Met een veerboot steek ik het Storfjord over om in Stranda
over te stappen en door te varen naar Valldal aan de voet van de Trollstigen pas.
Het is nog vroeg in de morgen en de Sunnmøre Alpen worden gedeeltelijk bedekt
door mistsluiers wat buitengewoon spectaculaire uitzichten oplevert.
In Stranda stap ik over op de veerboot naar Valldal. Ik ben de enige gast. Mijn
fiets wordt provisorisch aan de steven van het piepkleine bootje gebonden. De
veerman vertelt me dat een Nederlands gezin een jaar geleden is geïmmigreerd in
Valldal en een café annex sapfabriekje runnen. Ik besluit om een kijkje te nemen.
Ik word hartelijk verwelkomd. Ik bestel een sapje. De vrouw des huizes vertelt dat
ze goed zijn opgenomen in de commune en dat ze nooit meer terug willen naar Nederland.
Het café is de ontmoetingsplaats van het dorp geworden.
Het is wederom fantastisch weer. Zelfs de mistflarden zijn weg. De klim naar de
Trollstigen Pas is prachtig. Eerst door aarbeienvelden, dan door dichte bossen, dan
door alpiene weides, fiets ik omhoog door de Valldalen vallei. Er zijn veel toeristen
met campers onderweg maar er zijn ook enkele racefietsers op pad. Een Noorse racefietser
haalt me in en we fietsen een tijd lang samen op. Verderop kom ik een Noors echtpaar
tegen met wie ik een half uur verpoos.
Ik bereik de pas eerder dan verwacht. Hoe mooi de klim ook is, de afdaling is het
spektakelstuk. De weg daalt middels een serie van haarspeldbochten honderden meters
tussen watervallen naar de vallei. De vallei wordt geflankeerd door gigantische
rotsmuren. Al deze ingrediënten tesamen maken de Trollstigen tot de meest beroemde
weg van Noorwegen.
Midden in de afdaling kom ik de Noorse racefietser weer tegen. Als ik de camping
van Åndalsnes bereik, kom ik het Noorse echtpaar weer tegen. Ze geven me een
reflecterend hesje omwille van de veiligheid in tunnels. Ze besloten dat het zo
veiliger zou zijn en namen actie. Ik ben er beduusd van.
De bediende van de campingbar zegt dat ze veel met haar vriend fietst op de eilanden
in het noorden. Ik besluit dat dit een leuke route naar Trondheim zou kunnen zijn.
Ik ga het gewoon proberen. De beroemde Atlantikhavsvegen moet volgens de verhalen
een hoogtepunt zijn. De weg voert over tal van kleine eilanden en scheren en
verbindt deze met een aantal grote bruggen. Voorts zijn er mooie vissersdorpen.
Aldus zal ik de bergen voor een aantal dagen verruilen voor klassieke kustlandschappen.
Dag 13: Åndalsnes - Isfjorden - Nesjestranda - Nes - Malme - Elnesvågen - Bud 133 km
Na enige afstemming spreek ik over drie dagen af om Menno Faber en Klaartje Arntzen
te treffen in Trondheim. Zij maken op dit moment een fietstocht in Rondane en
Dovrefjell en omgeving. Ik zal op Trondheim koersen via de Atlantische route over
Bud en Kristiansund en een aantal eilanden.
Het is opnieuw een zonnige dag. Het grootste deel van de dag fiets ik langs steeds
nieuwe fjorden. Ik moet met een lus van ruim 40 kilometer om het Fannfjord heen.
Langzaam maar zeker laat ik de bergen achter me maar soms heb ik ineens toch weer
uitzicht op besneeuwde bergen in het zuiden. De laatste twintig kilometer heb ik
helemaal geen uitzicht meer. Ik ben in een dichte zeemist terecht gekomen. De
toppen van de heuvels zijn opgelost in de mist.
Op de valreep dient het hoogtepunt van de dag zich aan. Ik besluit te overnachten
op de camping van Bud, wat een prachtig vissersdorpje blijkt te zijn met
karakteristieke rode huisjes. Overal hangt stokvis te drogen en er zijn honderden
meeuwen op de rotshellingen aan de kust. Er is een mooie panoramaheuvel die aan
drie zijden omsloten is door de Atlantische Oceaan.
Dag 14: Bud - Atlantikhavsvegen - Kristiansund - Årvågen - Kyrkseterøra 160 km
Ook vandaag hangt er weer een deken van zeemist boven het land en het water. Ik ontbijt
op de panoramaheuvel, een goed begin van de dag.
Een half uur later ben ik weer op pad. De weg volgt de kust. Er zijn veel scheren
voor de kust die bij eb boven het zeeniveau liggen en bij vloed overspoeld worden.
Er is geen verkeer op de kustweg en de nederzettingen die ik passeer, zijn niet
omvangrijker dan enkele huizen. Mensen zie ik niet en hoor ik ook niet. Ik hoor sowieso
niets. De stilte is compleet. Het is volkomen windstil en ook al zou er iemand lawaai
maken, dan wordt het geluid alsnog gedempt door de dichte mist.
Langzaam trek ik verder. Heidevelden worden afgewisseld met rotsachtige heuvelruggen. Ik heb het idee dat
de mist voor extra luchtweerstand zorgt. Ik ben niet vooruit te branden. Het is al
twaalf uur als ik Vevang bereik, waar de Atlantikhavsvegen met een aantal grote
boogbruggen een serie van scheren en kleine eilanden oversteekt. Een prachtig gezicht,
al zal het met een storm met golfslag over de weg nog een stuk spectaculairder
zijn. Dat zijn echter niet de condities van vandaag. De zee is zo kalm als maar kan zijn.
Ik bereik Kristiansund, De stad is veel groter dan ik had verwacht. Plotsklaps ben
ik omgeven door druk verkeer. Na de oversteek van het eiland naar het volgende eiland,
ben ik weer terug in in de obscuriteit en verlatenheid. De etappe begint een wat saai
en eentonig karakter te krijgen in de ondoordingbare mist. Misschien is het hier wel
prachtig maar er is nu niets te zien. Ik moet evenwel doorfietsen want het blijkt dat ik
de afstand naar Trondheim nogal heb onderschat. Ik zal vandaag dus nog meters moeten
maken als ik morgen Menno en Klaartje bijtijds wil treffen. Ik doorkruis eiland na eiland.
Soms is er een brug tussen de eilanden, soms is er een veerverbinding. Ik ontmoet een
Nederlands echtpaar. De vrouw vertelt dat ze veel hebben gefietst in hun jongere jaren. De
man heeft eenmaal naar Santiago de Compostela gefietst. Samen eten we koekjes en wisselen
herinneringen uit.
Ik wil vandaag nog de camping van Kyrkseterøra bereiken. Dat is nog wel vijftig
kilometer fietsen. Het is nu zes uur dus dat wordt dan een latertje. Er zijn verder geen
overnachtinsopties op dit traject. Ik besluit het gewoon te doen. Ik fiets nu veel
sneller, ineens blijkt de mist helemaal geen extra luchtweerstand op te leveren.
Rond een uur of 9 bereik ik de camping, ruim op tijd.
Dag 15: Kyrkseterøra - Orkanger - Trondheim 109 km
Ik sta vroeg in de morgen op. Ik heb de hele dag de tijd om de laatste kilometers naar
Trondheim te overbruggen. Ik passeer de glooiende heuvels van Trøndelag, soms
langs een fjord, soms door kleine valleien. Er zijn veel akkers in Trøndelag.
Het gebied is daardoor duidelijk anders dan de rest van Noorwegen. Hoge bergen en
steile kliffen zijn hier niet te vinden. Het is weer zonnig, er is geen wind en het is
ongeveer twintig graden, ideale fietscondities.
Ik bereik Trondheim eerder dan verwacht. In een internetcafé lees ik dat Menno
en Klaartje al gearriveerd zijn en op me wachten in de jeugdherberg. Een kwartier
later treffen we elkaar. We hebben de hele middag om op dit heuglijke feit te drinken
en om de stad te verkennen. Trondheim is een allegaartje aan traditionele houten huizen
en moderne architectuur. De Nidaros Kathedraal is de grootse kerk van het land.
Dag 16: Trondheim - Vanvikan - Skaudalen 40 km
Als we opstaan, worden we geconfronteerd met een zeer opmerkelijke constatering.
Het regent. En het regent goed door ook. We besluiten even te wachten in een café
alvorens het noodweer in te stappen. Om twaalf uur regent het nog steeds en besluiten
we het café toch maar te verlaten. Met een veerboot steken we het fjord over naar
Vanvikan.
Het is droog als we Vanvikan bereiken. We lunchen aan de oever. Als we fietsen, begint
het weer te regenen. Dat gaat vandaag niet meer goedkomen. We trekken voort door
een verlaten heuvellandschap. Hier komen geen toeristen en hier zijn dan ook geen campings.
Wel vinden we een leuk ingericht hutje, waar we de nacht kunnen doorbrengen.
Dag 17: Skaudalen - Verrabotn - Follafoss - Malm 58 km
Het regent niet maar het is wel zwaarbewolkt. Het kan elk moment weer misgaan. We
dalen af naar Verrabotn. Een kilometer voorbij Verrabotn blazen wegwerkers met dynamiet
stukken rots weg om vervolgens de weg te verbreden. Volgens het bord moeten we een
omweg van vijftig kilometer nemen. Daar hebben we niet veel zin in. Menno vraagt of het
niet mogelijk is om toch over te steken. De wegwerkers blijken net pauze te hebben.
We mogen er best even door.
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Een helling van losse rotsblokken ligt over de weg.
Ik heb geen zin om de tassen van mijn fiets te halen en banjer over het blokkenterrein
met de zware fiets in mijn handen. Dat was geen verstandige beslissing want ik kan
nu niet meer met mijn armen corrigeren als de stenen onder mijn voeten wegglijden,
iets dat regelmatig gebeurt. Na een worsteling van een kwartier ben ik aan de overkant.
Spoedig staan we alle drie met al onze spullen aan de overkant en kunnen we weer door.
Aan het einde van de dag bereiken we Malm. We besluiten een hotel te nemen omdat er geen
campings zijn. Bovendien vertrouwen we het weer niet. Een uur later schijnt de zon
echter uitbundig. Misschien dat we onder de invloedssfeer van de stad Namsos zijn gekomen,
de stad die we morgen zullen bereiken en klinkt als de naam van een Grieks Eiland.
Dag 18: Malm - Namdalseidet - Namsos 73 km
Het weer is helemaal opgeklaard. De lucht is blauw en we kunnen weer in onze shirts fietsen.
Als we richting Namdalseidet fietsen, hebben we een harde wind in de rug. Dat is
weer eens iets anders. We hoeven nauwelijks te trappen. Als we Namsos naderen worden de
heuvels hoger en hoger. We dalen af naar de kust. Steile heuvels met naaldbomen rijzen
op vanuit de zee. Er liggen beschilderde huizen verspreid langs kleine baaien met witte
stranden. De zon schijnt uitbundig en de temperatuur is geklommen tot 25 graden.
De beschrijving van de omgeving van Namsos zou passend zijn voor een Grieks eiland.
We zijn echter niet op een Grieks eiland maar in Centraal Noorwegen. We genieten van
de prachtige omgeving maar als we Namsos bereiken, is de teleurstelling groot. Namsos
doet zelf zijn naam geen eer aan. We hebben uitzicht op een grote baai, die is gevuld
met grote industriële complexen met veel pijpen waar vieze rook uit komt. De stad
is lelijk en heeft de meest onesthetische kerk die ik heb gezien. De camping van Namsos
ligt gelukkig niet bij de stad maar op een vriendelijke plaats, tegenover het vliegveld.
Dag 19: Namsos - Ytterby - Salen - Lund - Kolvereid - Holm - Vennesund 145 km
Ik neem afscheid van Menno en Klaartje in Namsos. Menno en Klaartje zullen eilandhoppen
als ik verder noordwaarts zal fietsen in de richting van Bodø. Misschien zullen
we elkaar nog treffen in Brønnøysund. We zullen contact houden.
Het landschap ten noorden van Namsos bestaat uit grote heuvels of kleine bergen. Tussen
de bergen ligt water, heel veel water in de vorm van fjorden en grote meren. De
watermassa's scheiden de bergruggen. De weg slingert voor de helft langs de kust van
een zee of een meer en voor de andere helft klimt en daalt de weg over de bergruggen.
Ik raak elke oriëntatie kwijt en soms weet ik niet of ik langs de zee fiets
of langs een meer.
Er zijn geen dorpen in het landschap. De weg klimt en daalt continu. Elke keer als ik
een groot meer of een fjord verlaat voor een lange klim, volgt onmiddellijk een afdaling
naar een nieuw meer of fjord. Soms voert de weg om de watermassa heen, soms is er
een veerverbinding.
De hele dag fiets ik door deze wildernis van land en water. Bij Kolvereid zijn er
een aantal dorpen en nederzettingen, daarna keer ik weer terug in de verlatenheid.
Ik passeer de provinciegrens van Nordland. Alleen de provincies Troms en Finnmark
liggen nog noordelijker. In de avond bereik ik de Heilhornet bergketen. De bergkam
bestaat uit drie kegelvormige bergtoppen op een rij. De bergen zijn aanmerkelijk hoger
dan de omringende bergen. De rotstoppen maken dan ook veel indruk in de oranje gloed van
het late avondlicht. Ik bereik het plaatsje Holm met zijn lieflijke witte kerkje.
Een laatste veerboot brengt me in Vennesund, waar ik overnacht op de camping.
Dag 20: Vennesund - Vik - Brønnøysund - Torghatten 68 km
Na de lange dagtocht van gisteren, voelen mijn benen vandaag zwaar en vermoeid aan.
Gelukkig is de etappe van vandaag kort en vlak. Met de zee links en de Noorse bergen
rechts trek ik langs kleine dorpen, glooiende heuvels, bergen met grote rotswanden,
lieflijk akkerland en langs de oceaan met tal van eilanden vlak voor de kust. Over
een gebrek aan afwisseling heb ik niet te klagen. De regio is meer bewoond dan het
eenzame trajekt van gisteren. Dat komt goed uit nu ik wat vermoeid ben, want het
geeft de nodige rustmogelijkheden. Ik neem een lange ruspauze in een café
in Vik. In Brønnøysund zoek ik naar mogelijkheden om Menno & Klaartje
weer te ontmoeten vandaag. Ik mail dat ik op de camping op het Torghatten Eiland
zal staan.
Een half uur later bereik ik de camping. Vlakbij de camping is een groot gat in een
rots. Ik loop er naar toe in een wandeling van een half uur. De rest van de middag
doe ik niet veel meer dan in de zon liggen. In de avond bereiken Menno en Klaartje
toch nog onverwacht de camping. Ik had reeds eten ingekocht. We kopen nog enkele pilsjes
erbij en vieren onze samenkomst.
Dag 21: Torghatten - Brønnøysund - Forvika - Tjøtta - Offersøya 55 km
We zullen nog een dag met zijn drieën fietsen. Dan zullen onze wegen definitief scheiden.
Menno en Klaartje zullen weer enkel eilanden langs de kust bezoeken als ik doortrek
richting Bodø. Helaas is het weer vrij slecht op deze laatste dag. Het is bewolkt
en er hangen zo te zien her en der kleine buien. Het lijkt erop dat de zon weinig kans
gaat krijgen vandaag. Als we het Torghatten Eiland doorkruist hebben en weer terug zijn in
Brønnøysund, breekt de hel los. When it rains, it really pours, zong Elvis.
We wachten onder het dak van de supermarkt totdat het droog wordt. Dat moet niet te lang duren,
willen we de veerboot van twee uur nog halen. Als de regen in intensiteit afneemt,
wagen we het erop en fietsen zo hard mogelijk weg, om gelijk daarna weer in de remmen
te knijpen. Het regent veel te hard en opnieuw schuilen we. Tien minuten later is de bui
echt voorbij getrokken en fietsen we rustig naar de veerboot. In de tussentijd is het
weer helemaal opgeklaard. Een staalblauwe lucht van horizon tot horizon, alsof de
regenbui nooit heeft plaats gevonden. Als de weg niet nat was, zou ik aan mijn geheugen
twijfelen.
We fietsen op een smalle vlakke strook tussen de zee en een duizend meter hoge bergketen.
Een nieuwe veerboot brengt ons van Forvika naar de fascinerende bergketen van de Zeven Zusters.
De bergketen ligt direkt achter de zee met zeven steile rotstoppen op een rijtje. Het
meest opmerkelijke fenomeen is echter een rood eiland, een soort Ayers Rock in de zee.
We zijn zo onder de indruk van het landschap, dat we niet opmerken dat nieuwe buien zich
in rap tempo aan het ontwikkelen zijn achter onze ruggen totdat we de onweer horen rommelen.
De hemel voor ons is zo blauw als de zee en achter ons zo zwart als inkt. De laagstaande zon
schijnt onder de zwarte wolken door op de bergen die helwit hiertegen aftekenen.
We fietsen zo hard als we kunnen om een camping te bereiken voordat de bui ons bereikt.
We slagen daar gemakkelijk in. Als we zwaar hijgend de camping bereiken, blijkt dat
de bui een andere kant op is gedreven. Terwijl we weer op adem komen, krijgen we een
emmertje met vis; campinggasten zijn met een visexcursie meegegaan en die is schijnbaar
dermate succesvol geweest, dat ze nog wat over hadden. Na een ongekende culinaire
uitspatting maken we nog een avondwandeling om elanden te spotten. Volgens de Nederlandse
campingbaas zijn er elanden in de regio. Aangezien we alle drie nog nooit een eland
hebben gezien, is dit een uitgelezen kans. We lopen langs weides die prima geschikt
lijken om elanden in aan te treffen. Maar ze zijn er niet. Teleurgesteld druipen we af.
Als het al donker is, zien we op de terugweg een vage vorm van een eland, een
kilometer weg. Misschien is dat wel een eland. Klaartje wil wel gaan kijken. De heren
denken dat er morgenochtend ook nog wel een herkansing komt als we langs de bewuste
weide fietsen.
Dag 22: Offersøya - Alstahaug - Sandnessjøen - Nesna - Vågaholmen - Forøya - Amnøya 120 km
Menno, Klaartje en ik fietsen langs de elandenweide maar er is natuurlijk niets te zien.
We fietsen nog een stuk verder door naar Alstahaug. Daar nemen we definitief afscheid.
We maken eerst koffie en genieten van de warme morgenzon. Dan is het tijd om door
te gaan. Ik fiets de statige oprijlaan terug naar de Route 17 terwijl Menno en Klaartje
me uitzwaaien.
Opnieuw is het weer fantastisch, de lucht is zelfs nog blauwer dan anders. Dit is
het type blauwe lucht dat normaliter het decor vormt van een plaats als Marrakech maar niet van
Midden Noorwegen. Het maakt de kust met zijn kale en rotsachtige eilanden alleen maar mooier.
Na een poosje fiets ik door een langgerekte vallei. Ik passeer opnieuw de Zeven Zusters
bergketen maar nu van de andere zijde. Ik daal vervolgens af naar Sandnessjøen
en steek het fjord over via een interessante brug. De stalen brug met zijn
mathematische lijnenspel contrasteert scherp met de dramatische kale bergketen die
het fjord omgeven.
Ik bereik Nesna van waar ik de veerboot neem naar Vågaholmen. Ik wil de lange
omweg over het fjord omzeilen vanwege een groot aantal lange tunnels op het betreffende
traject. Ik raak aan de praat met een vrouw, die op een van de eilanden voor de kust woont.
Ze is een jonge, intelligente vrouw die veel gereisd heeft, Ik ben benieuwd wat ze van
het noorden van Noorwegen vindt.
"Have you been at the Nordkapp?", vraag ik.
"No, I have never been further north than Bodø"
Ik begrijp niet hoe het kan dat ze zich niet interesseert voor het land ten noorden
van haar woonplaats. Of is er gewoon echt niets meer ten noorden van Bodø?
Waarom wil ik eigenlijk naar de Noordkaap? Is het daar werkelijk zo interessant?
Waarschijnlijk is er helemaal niets te zien dan een volledig leeg landschap zonder
bomen, bloemen en bergen.
Hier en nu is er ook niet veel te zien. Een dichte zeemist hangt over de zee en de eilanden.
In Vågaholmen stap ik uit de veerboot en stap op de fiets en rijd regelrecht
de grijze mist in. Na een paar kilometer landinwaarts fietsen wordt het mistdek
dunner. Dan zie ik ze in een kleine weide. Elanden. Twee wijfjes stoppen met grazen
en kijken me in de ogen. Ik probeer langzaam mijn camera te pakken. Het lukt. Klik.
Ik heb ze op de foto. Langzaam sluip ik dichterbij voor een close-up. Dat werkt natuurlijk
niet zo. Ze rennen weg. Ik kan nog net een foto nemen van de rennende elanden.
Dan zijn ze weg.
Ik heb ze nu dan toch eindelijk gezien, die dikke bruine dieren. Echt mooi waren ze niet,
dat moet ik toegeven, maar dat maakt de ervaring niet minder. Ik heb ze gespot en
daar gaat het om. Geen vragen stellen maar gewoon het euforische gevoel vasthouden.
Ik bereik de top van een kleine heuvel. Ik kan mijn ogen niet geloven. Voor me ligt een licht golvende
savanne met daarachter een reusachtige vulkaan, de Kilimanjaro. Althans, de golvende
vlakte lijkt op een savanne en de hoge driehoekige berg lijkt op de Kilimanjaro, compleet
met mistsluiers die de berg omringen. Het is in ieder geval zeker niet het landschap
waarmee ik Noorwegen associeer. Toch is het zo hier en nu. Ik fiets verder. Een
heuvel verder ontvouwt zich een uitzicht op een soort Mount Kenya. Een gigantische
rotsklif torent uit boven de mist. In de verte kan ik een deel van de Svartisen
ijskap vaag ontwaren. Ik fiets nog een paar kilometer verder en bereik een fjord. Helaas
mis ik de veerboot op een haar na. Als de volgende veerboot aankomt, wordt de omgeving
juist opgeslokt door binnendrijvende mist. Het zorgt ervoor dat ik een uitzicht op de
Svartisen zal missen.
De laatste twee uur van de dag zijn niet de beste. Ik rijd door een deprimerende
grijze soep. Uitzicht is nul komma niks, nada. Geen zicht, geen geluid, alleen koude,
vochtige, ondoordringbare mist. De camping is 32 kilometer verder op het eiland
Amnøya. Er zijn enkele nederzettingen onderweg maar de dorpen bestaan uit slecht enkele
huizen. Er is geen mens te bekennen. Ik bereik een eerste eiland, enkele kilometers
verder bereik ik Amnøya. Ik moet aanbellen bij een huis om de campingeigenaar
te ontmoeten. Hij rijdt voor me uit in zijn auto. Hij stopt bij een brede baai.
Dit is de camping. Ik zet mijn tent op bij het strand. Ik voel me alleen en verlaten.
Ik ben feitelijk ook alleen, op een vrijwel onbewoond eiland. Ik word overmand door
zwaarmoedige, sombere gevoelens. Ik heb de laatste jaren min of meer regelmatig alleen
gefietst zonder ooit last te hebben van dergelijke zwaarmoedigheid. Integendeel, ik heb
er doorgaans juist veerkracht aan kunnen ontlenen. Na een lange, prachtige dag hebben
twee uur met dichte mist alle openheid en veerkracht uit me gezogen. Ik probeer er
verder niet bij stil te staan en besluit te gaan slapen.
Dag 23: Amnøya - Ønes - Saltstraumen - Bodø - Moskenes - Å 151 km
De gevoelens van angst en somberheid verdwijnen niet in mijn slaap. Ik word wakker
door een grote waterverplaatsing. Wat is dat? Ik ben gelijk onrustig. Een walvis?
Een tsunami? Of slechts een golf? Ik slaap opnieuw maar later word ik nogmaals wakker
door een grote waterverplaatsing. Het is in ieder geval geen golf en ook geen tsunami.
Zodra het licht wordt, sta ik op. Ik moet sowieso vroeg opstaan om de veerboot van zeven uur
te halen in Vassdalsvik, twintig kilometer verderop.
De mist is nog niet weggetrokken en vreemder, het regent. Dit is dus geen mist
maar het zijn blijkbaar wolken. De motregen doet de stemming niet omslaan. In een
uur fiets ik naar Vassdalsvik, waar ik op de veerboot wacht. Ik ben blij als de
veerboot arriveert. Ik ben weer onder de mensen.
Het is nog steeds vroeg als de veerboot arriveert in Ørnes. Ondanks het slechte
weer is het landschap niet oninteressant met immense baaien met brede witte stranden
en steile kliffen die in de zee vallen. Ik kan weliswaar als gevolg van de wolken
alleen de onderste tweehonderd meter van de bergen zien, maar dat is genoeg.
Na dit fraaie kustlandschap is de rest van de dag niet zo interessant meer. Ik wil nu
alleen nog maar Bodø bereiken. Daar kan ik de veerboot naar de Lofoten eilanden
nemen. Ik passeer Saltstraumen, de grootste draaikolk ter wereld. Ook dat maakt
niet te veel indruk. Ik voel me spiritueel zo grijs als het weer. Dat wordt niet beter
als ik de stad Bodø binnen rijd over de drukke E6. De hele dag ben ik ongelukkig
om alleen te zijn en nu ben ik niet meer alleen en dan ben ik ongelukkig om in de drukte
van de mensen te zijn.
Als ik Bodø bereik, blijkt dat ik juist de veerboot van zes uur heb gemist. Ik zal
tot een uur in de nacht moeten wachten voor de volgende overtocht of ik zal terug moeten
fietsen naar de camping om daar te overnachten. Dan komt een vrouw van de crew op
me af en zegt dat ik mee kan als ik opschiet. Ik fiets naar de boot, stap aan boord.
Op dat moment gaan de laadkleppen achter me dicht. Op hetzelfde moment breekt de
zon door de mist heen en is er ineens een prachtig uitzicht over de rotschtige
kust. Op het dek zie ik hoe de zon gaat onder achter de kliffen van de Lofoten
in een wilde kleurenpracht. Met de mist is ook de somberheid uit mijn hoofd
weggetrokken. Ik verheug me nu al om morgen de rotskust van de Lofoten te verkennen.
De veerboot bereikt om tien uur inde avond het dorpje Moskenes op de Lofoten. De zon
gaat juist onder. De lucht kleurt van oranje naar roze terwijl ik de drie kilometer
overbrug naar de camping van Å, het meest zuidelijke dorp van de Lofoten. Ik ontmoet
juist voor Å een collegafietser die ook met de veerboot is aangekomen. Het is
Thomas Fläschner, een 45 jaar oude Duitse man. Samen fietsen we naar de camping
en eten wat brood. Morgen zullen we samen een dag fietsen. Daarna zullen onze wegen
scheiden, aangezien Thomas over drie dagen een vriend zal ontmoeten in Svolvaer.
Dag 24: Å - Moskenes - Reine - Hamnøya - Ramberg - Leknes - Borge - Knutstad 96 km
Ik word laat in de morgen wakker, een kleine compensatie van de korte, onrustige
nacht van gisteren. Het is zonnig maar we zullen wel een harde tegenwind hebben.
Even later staat ook Thomas op. We nemen de tijd en verkennen de prachtige kampeerplaats.
De camping is gelegen op een klein plateau boven de zee, midden tussen grote granieten
rotspunten. Er is een klein meer op het plateau. Een kleine fjord markeert het einde
van de camping. Het dorp Å is eveneens een fijne plaats met zijn rode vissershuizen
die nu gebruikt worden als jeugdherberg. Het is bijna 12 uur als we vertrekken en mogen
gelijk tegen de harde wind opboksen.
Het landschap van de Lofoten is wild en fascinerend. Rotswanden van bijna duizend meter
steken recht uit de zee omhoog. Hoe steil de bergen ook zijn, veel van de granietrotsen
bezitten een groene gloed door kleine vegetatie. In dat opzicht lijken de rotsen op
het landschap rondom de Machu Picchu in Peru.
Nauwe fjorden en kleine meren vullen de depressies tussen de rotsmuren. Thomas en ik
kunnen niet stoppen met foto's nemen. Jammergenoeg is het weer nogal heiig, wat
meestal een slechte uitwerking heeft op foto's. Maar natuurlijk mogen we al lang blij zijn met
het weer. Het had ook kunnen regenen, dan hadden we niets gezien. De wind is overigens
wel een kleine tegenstander. Het duurt verrassend lang voordat we de acht kilometer
naar Reine hbben overbrugd.
We bereiken een lang fjord waar we beschut zijn voor de stormachtige wind. Spoedig arriveren
we in Ramberg aan de westelijke zijde van het Moskenøya eiland. Het dorpje heeft
tropisch witte stranden. Feitelijk zijn de temperaturen ook tropisch. Alleen de palmbomen
ontbreken voor een echte tropische vibe. Bomen ontbreken sowieso in het landschap
van de Lofoten. Rotsen, graslanden en water, dat zijn de natuurlijke elementen waaruit
de eilanden zijn opgebouwd.
Na een uitgebreide lunch en vervolgens een theepauze gaan we weer door. Thomas en ik
verheugen ons in een gedeelde muzieksmaak. We praten aan een stuk door. Soms kijk ik even
rond. Dit is wel een van de mooiste dagtochten die ik heb gemaakt, daar moet ik ook
aandacht aan schenken. Thomas, die al twintig jaar fietsreizen onderneemt, is
evenzeer onder de indruk.
We fietsen langs een nieuw fjord met turquoise water, omringd door steile grashellingen.
De wind is niet zo krachtig meer zodat we nu goed door kunnen fietsen. Een tunnel
onder de zee brengt ons op het Vestågøya eiland. Het landschap is
niet meer zo spectaculair als de zuidelijke eilanden maar nog steeds mooi. We fietsen
naar een camping in Knutstad. We zijn de enige menselijke gasten maar zeker miet
alleen. We krijgen bezoek van een miljoen bloeddorstige muskieten, wat het koken tot
een nerveuze aangelegenheid maakt. Aan het eind van de maaltijd hebben we allemaal
onze buik vol gegeten.
Dag 25: Knutstad - Kabelvåg - Svolvaer - Melbu - Stokmarknes - Sortland 127 km
Het einde van het goede weer dient zich nu dan toch echt aan. Het regent nog niet
maar het is volledig bewolkt. Volgens de voorspellingen zal het in de middag gaan regenen
en deze keer lijken de voorspellingen uit te komen. Thomas en ik nemen afscheid. Mijn
Duitse vriend zal terug fietsen naar Borge om het Vikingmuseum te bezoeken. Ik zal verder
noordwaarts koersen richting de Vesterålen eilanden.
Het is fascinerend om de lijn van huizen te zien tussen de bergen en de zee op het
Austvågøya eiland aan de overzijde van de zeestraat. Spoedig steek ik de
zeestraat over naar het grootste eiland van de Lofoten. Ik neem een rustpauze in het
sfeervolle dorp Kabelvåg. Via Svolvaer terk ik verder naar Melbu. Ik ontmoet twee
jonge Noorse vrouwen die van de Noordkaap naar Zuid Noorwegen fietsen. Het is de eerste
keer dat ze een dergelijke reis ondernemen. Ze zijn erg enthousiast. Het doet me
deugd dat ook jongere mensen dergelijke reizen ondernemen.
Ik neem de veerboot naar Stokmarknes op de Vesterålen. Terug op de fiets zie
ik de eerste regenbuien boven de Lofoten, aan de overzijde van de zeestraat. Omdat
het nog vroeg in de middag is, wil ik toch veertig kilometer doorfietsen naar Sortland.
Ik neem het risico op regen op de koop toe. Ik heb een krachtige tegenwind maar het
blijft droog. Tot vijf kilometer voor de camping althans. In het laatste kwartier
word ik alsnog zeiknat geregend. Het is de eerste keer dat ik me doorweekt meld bij
de receptie.
Dag 26: Sortland - Bø - Bleik - Andenes - Gryllefjord - Torsken 124 km
Het regent de hele nacht lang stevig door en het regent nog steeds stevig als ik vertrek
in de morgen. Er is niets te doen in Sortland; ik besluit ongeacht het weer naar Andenes
te fietsen, de stad op de noordelijke punt van het meest noordelijke eiland van de Vesterålen,
Andøya. Ik heb echter geen haast en ga eerst maar schuilen in de bakkerij. Het kost
me twee koppen koffie, voordat ik me genoeg opgepept heb om de regen te trotseren. Maar dan ben
ik er ook klaar voor. De weg voert veelal langs de zee maar soms ook over desolate
heidevelden russen heuvels die in de wolken hangen. Mijn ketting blijft af en toe haken
op de kransjes, die zijn schijnbaar al behoorlijk versleten. Als ik aan het prutsen ben,
word ik ingehaald door een collegafietser. Het blijkt Erwin Peterman te zijn, een
36 jaar oude Amsterdammer. Hij fietst ook naar de Noordkaap. Vanaf nu fietsen we
samen.
Als we het eiland Andøya bereiken, stopt de regen. De kliffen hangen nog wel
in de wolken. Het uitzicht is nog altijd indrukwekkend. De regen is weliswaar gestopt
maar de wind niet. Die doet er nog een tandje bij. Op de uitgestrekte heidevelden
is er maar weinig beschutting maar ook als we tussen de kliffen en de zee fietsen,
gaat de wind danig tekeer. Het hoort er allemaal bij op dit traject langs de
Atlantische Oceaan. Na enkele uren komt de prachtige route tot een einde in Andenes.
We besluiten vandaag nog de veeroversteek naar het eiland Senja te maken. Dat biedt voor
morgen meer tijd om de mooie noordelijke omweg over het eiland te nemen.
De veeroversteek wordt de Walvisroute genoemd, vanwege de aanwezigheid van deze
kolossen in de oceaan. We zien geen walvissen gedurende de overtocht. Wel hangt een
groot deel van de passagiers als een walvis in de banken. De boot wordt ruw heen en weer
geslingerd door de wind en de golven. Een man maakt de hele reis gorgelende walvisgeluiden,
voelt zich schijnbaar een met de oceaan.
Tot grote opluchting van de meeste passagiers komen we toch nog aan op Senja. We gaan van
boord in Gryllefjord. We fietsen nog een paar kilometer verder. We vinden een rørbu,
een houten vissershut, die nu functioneert als slaapplaats voor toeristen.
Dag 27: Torsken - Senja - Finnsnes / Tromsø 72 km
Het regent opnieuw. Er is niets te zien; alles is opgelost in regen en wolken. Het heeft
geen zin om de mooie noordelijke omweg te nemen en met terugwerkende kracht hadden we de
Walvisroute net zo goed vandaag kunnen nemen. Dan hadden we wel de overnachting in
de sfeervolle rørbu moeten missen. Erg veel hoogtepunten zijn er verder niet te
melden. Als we na 70 kilometer Finnsnes bereiken, hebben we niets gezien dan regen en wolken.
Na de veerovertocht na Tromsø volgt nog een culinair hoogtepunt in een uitstekend
restaurant.
Dag 28: Tromsø - Lyngseidet - Storslett - Sandelva 150 km
De wolken hangen nog altijd laag boven en om de bergen maar het regent in ieder geval
niet. We verlaten Tromsø en fietsen naar de E8. We passeren de beroemde IJskathedraal
van Tromsø en langs het brede Ramfjord fietsen we naar Fagernes. Na een korte
klim over een lage pas, komen we in een enorme vallei. Het landschap ziet er werkelijk
arctisch uit met zijn donkere rotsen en hangende gletsjers. Aan het einde van het dal
komen we bij een breed fjord en zien de Lyngfjellan Alpen aan de overzijde. Het
is een landchap met sneeuw en ijs en grote rotsmuren die boven het sneeuw en
ijs uittorenen. De zon probeert intussen voorzichtig wat licht te strooien in
een klein gat in het wolkendek. Het witte licht weerkaatst plaatselijk op het water
en verhoogt het ijzige karakter nog eens.
"Het lijkt wel alsof we in Alaska zijn.", constateert Erwin.
Een veerboot brengt ons bij de bergen aan de overzijde, De Lyngfjellan bergketen
wordt vaak de Lyngfjellan Alpen genoemd en met recht. De bergketen ligt op een
lang schiereiland. Beide zijden van de bergen rijzen op uit de zee. De hoogste berg
is 1.833 meter hoog. Geen andere bergketen die zo noordelijk ligt, bereikt deze hoogten.
In het midden van het gebergte ligt een hele lage pas. De weg voert over deze pas;
we volgen de nauwe vallei en steken het gebergte zonder veel klimwerk wijze over.
Aan de overzijde van de bergen ligt het vriendelijke dorp Lyngseidet aan een nieuw
fjord. We nemen opnieuw een veerboot. Aan de overzijde is het uitzicht op de Lyngfjellan
bergen nog beter. De meeste wolken zijn verdwenen en de gletsjers liggen te blinken
in de zon.
Na oversteek van het fjord volgen we de kust in noordelijke richting. Nu we de alpiene
bergen achter ons hebben gelaten, wordt het landschap steeds weidser. Dorpen zijn spaarzaam
en we zien nog maar weinig mensen. We zijn nu driehonderd kilometer ten noorden van Narvik
maar het is toch nog een goede vijhonderd kilometer naar de Noordkaap. Ik heb het gevoel
het einde van de wereld te hebben bereikt. De grootste stad noordelijk van ons is
Alta, de hoofdstad van Finnmark, met niet meer dan 7.000 inwoners. We hopen de metropool
morgen te bereiken.
Toeristen zijn afwezig. Het seizoen is kort en is zo goed als over tegen het einde
van augustus. Een pessimist zou zeggen dat dan de winter al inzet maar nu de zon
schijnt, is het tegen de twintig graden. In ieder geval is het laagseizoen,
wat blijkt uit de lege campings die we passeren en uit de prijzen van hutten
en hotels die het laagseizoentarief hanteren. De jeugdherberg van Tromsø was
zelfs al gesloten. Vandaag opteren we voor een goedkope hut aan het meer van Sandelva.
Dag 29: Sandelva - Burfjord - Alteidet - Talvik - Alta 167 km
De hemel is diepblauw als we wakker zijn. Dat betekent overigens niet dat het lekker
warm is, integendeel. Het is fris. We fietsen ons warm gedurende de klim. We komen
al snel boven de boomgrens, die hier dan ook niet hoger ligt dan ongeveer driehonderd
meter. Op de pas is een toeristencomplex met een reusachtig cafetariacomplex en
een kamp met Sami tenten. De Sami of Lappen hebben een mooie, kleurrijke outfit.
Ik koop een vlijmscherp mes. De Sami hebben een reputatie te verdedigen op het gebied
van de vervaardiging van scherpe messen. We zien de eerste rendieren maar zijn nu even
meer geënteresseerd in warme chocolademelk in de cafetaria. Binnen worden we
snel warm. We zijn zo verwend door het goede weer, dat we het gevoel hebben dat een extreme
kou het noorden van Noorwegen teistert maar het vriest niet eens. Daar twijfel ik nog even aan tijdens de koude afdaling
in de schaduw maar als we weer in het zonnetje fietsen, klimt de temperatuur al snel
naar twintig graden. Volgens een plaatselijke bewoonster is het vandaag in meteorologisch
opzicht een van de allerbeste dagen van het jaar.
We passeren interessante landschappen. Fjorden, hooglanden, zelfs een ijskap. En we zien
veel rendieren. Het is fantastisch fietsen tot het Altafjord.
We zien Alta al liggen in de verte maar het is nog wel vijftig kilometer fietsen,
voordat we de camping van Alta bereiken. Ik heb dan ook nog een kabelbreuk in de commandeur
van mijn voorplaat. We zetten de versnelling provisorisch op de middenplaat waarmee
ik tot Alta in blijf fietsen. dit levert nog wat onverkwikkelijke taferelen op bij
een aantal venijnige klimmetjes op de laatste kilometers. Het is laat in de avond
als we de hoofdstad van Finnmark bereiken. Vanaf hier is het mogelijk om in twee lange
dagen de Noordkaap te bereiken.
Dag 30: Alta - Skáidi - Olderfjord 121 km
Er wonen weliswaar maar 7.000 inwoners in Alta maar het is wel vijftien kilometer
voordat we het einde van het dorp (of is dit toch een stad?) bereiken. Na Alta
klimmen we naar de hoogvlakte Skáiddeduottar. De naam van de eindeloze vlakte
lijkt in ieder geval weinig potentie te hebben om gebruikt te worden voor bijvoorbeeld een nieuwe lijn parfums van
Chanel. De naam is wel passend bij de obscuriteit van het landschap. Op de vlaktes
van de Skáiddeduottar is niets dan toendra. Water, grassen, stenen en rendieren.
En wij dus. Er staat een stevige tegenwind maar we schieten wel op.
Aan het einde van de vlakte komen we toch nog bij een dorp, Skáidi, waar we
boodschappen doen voor het avondeten. We klimmen terug naar de hoogvlakte en dalen
even verderop naar de zee. We verblijven vannacht in Olderfjord.
Dag 31: Olderfjord - Honningsvåg - Noordkaap - Honningsvåg 170 km
Het zou vandaag wel eens de laatste dag van de fietsreis kunnen worden. We staan
vroeg op en zullen wel zien waar het schip strandt. We moeten vandaag in ieder geval
de Noordkaap halen om morgen om twee uur de bus van Honningsvåg naar Alta te halen
en overmorgen het vliegtuig van Alta naar Amsterdam. Kortom, we moeten gewoon de Noordkaap
halen en dat moet gemakkelijk mogelijk zijn.
De wolken hangen laag vandaag. De zee ziet er weer buitengewoon ijzig uit. De hele
morgen fietsen we langs het gigantische Porsangerfjord. Het fjord is wel 20 kilometer
breed. De hele tijd hebben we uitzicht over de tweehonderd meter hoge rug aan de overzijde
van het water. Geen dorpen, geen bergtoppen, er is helemaal niets aan de overkant.
Aan deze kant is overigens ook niet veel te zien. Af en toe dartelt er een rendier
over de weg, verder niks.
We bereiken de tunnel naar het Magerøya eiland al even na het middaguur. De tunnel
daalt tot meer dan tweehonderd meter onder zeeniveau en klimt dan naar het eiland.
De tunnel is meer dan zeven kilometer lang. Het is niet druk in de tunnel. Het voelt
dan ook veilig. Desalniettemin duurt het voor het gevoel een eeuwigheid voordat we uit
de tunnel zijn geklommen. Na tien minuten volgt een tweede lange tunnel. Dan bereiken
we Honningsvåg, een aardig dorp, bijna een stad zelfs. De gekleurde huizen staan
dicht tegen elkaar op de kale helling. Er zijn geen volgroeide bomen in de stad.
Het hele eiland ligt boven de boomgrens.
Nadat we Honningsvåg verlaten, fietsen we over de kale, grimmige hooglanden
van Magerøya. Een storm giert tegen de gezichten. De weg gaat op en neer en
wel zodanig dat we bij de klims de wind tegen hebben en bij de afdalingen niet weten
hoe hard we moeten remmen als gevolg van de meewind. Het is nog maar een paar graden
en er zijn diverse buien zichtbaar. Dan zien we de Noordkaap in de verte. Het lijkt
niet ver meer maar het is toch nog vijftien kilometer volgens de kaart. Het kan dus
nog wel even duren voordat we ons einddoel bereiken.
We kruipen vooruit over de vlakte. Dan gaat de weg naar beneden. De weg daalt tot
zeeniveau en klimt dan steil terug naar het plateau, vol tegen de storm in. Soms volg ik
Erwin, soms volgt Erwin mij. Er is geen beschutting tegen de storm. Niet voordat we
de Noordkaap bereiken. We zijn weer terug op de hooglanden. Maar waar is de Noordkaap?
De vlakte lijkt eindeloos. Dan zien we de gebouwen van de Noordkaap. Een paar minuten later
arriveren we. De wind is zo koud, dat we al na een paar minuten beschutting zoeken.
In het complex worden we verwelkomd door de Koninklijke Noordkaapvereniging en schrijven
onze namen in het register voor fietsers.
Dat was het, We besluiten dat we een goed glas bier hebben verdiend. Dat betekent
dat we de 35 kilometer naar Honningsvåg weer terug moeten fietsen. En zo worden
we direkt naar het bereiken van ons doel al weer opnieuw gedreven door onze hartstochten.
We stappen voor de laatste maal de eenzaamheid van het landschap in, de storm gierend
om ons heen. Het is gedaan, het hoeft niet meer. De arctische droom is gerealiseerd.
Kaart van de route
Statistieken
Feiten en cijfers
Feiten en Cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Fietsafstand
Afstand / Dag
Afstand / Fietsdag
Grootste afstand op een dag
Hoogste punt op de fiets
# Elanden gezien
# Rendieren gezien
# Muggenbeten
# Oversteken met veerboten
# Eilanden aangedaan
# Fjorden gepasseerd
Statistieken
31
30
3.277 km
104 km
108 km
178 km
1.473 m (Dalsnibba)
2
honderden
gemiddeld 10/dag
27
24
116
Hoogtepunten van de Reis
Hoogtepunten
Noorwegen is 1 groot natuurpark. Gewoonweg zijn in de natuur laat niets meer te wensen over
OK het is een cliché maar het fjordenlandschap is onovertroffen. En elk fjord heeft zijn eigen charme
De onverharde Rallarvegen van Geilo to Flåm herbergt alle Noorse landschappen
De schoonheid van de Sunnmøre Alpen tussen Geiranger en Ålesund is nog onbekend bij de meeste toeristen
De E17 naar Bodø voert onder meer door het dramatische landschap van Helgoland
De Lofoten en Vesterålen eilanden bezitten sfeervolle vissersdorpen en duizelingwekkende kliffen, die oprijzen uit de zee