Dag 1: Lissabon - Mafra - Encarnacão - Ribamar - Praia da Areia Branca 93 km
Op een avond in april haalden Marco Duiker en ik onder het genot van een glas wijn
herinneringen op aan oude fietsreizen in mijn woonkamer. Enkele glazen wijn verder
hadden we een retourvlucht naar Portugal geboekt. Het zou een korte reis worden.
Zowel Marco als ik hadden onze agenda's al bijna vol met andere vakantie- of
reisplannen verderop in het jaar, maar een weekje konden we allebei wel vrij maken.
Op 21 mei 2016 zouden we in alle vroegte naar Lissabon vliegen. Tien dagen later op
30 mei zou een vlucht in de late avond ons vanuit Porto weer terug naar Nederland
moeten brengen.
Enkele weken later bevinden we ons op het vliegveld van Lissabon. Na de trappers te
hebben bevestigd, het stuur en het zadel te hebben versteld en de banden te hebben
opgepompt, zijn we klaar om op weg te gaan. We fietsen niet naar de binnenstad van
Lissabon. Marco houdt niet van steden en daarom fietsen we naar het noorden, de stad uit.
Met behulp van onze GPS'en slingeren we over kleine weggetjes over en onder grote
snelwegen door. Al voordat we Lissabon uit zijn, hebben we te maken met steile klims.
het zweet gutst al over mijn gezicht en dat komt niet van de hitte. Het is half tot
zwaar bewolkt en het kwik komt niet hoger dan twintig graden Celsius.
Dan staan we plotsklaps voor een ultrasteile kasseienafdaling. Ik schat dat het
hellingspercentage zeker 30% is. Ik schrik even. Sla je niet over de kop als je
over zo'n steile weg afdaalt? Ik he in het verleden wel eens steilere afdalingen gedaan
en ik weet dat dit niet het geval is, maar toch moet ik even slikken. Dan laat ik mijn fiets
naar beneden gaan. Twee minuten later zijn zowel Marco als ik veilig beneden. We bevinden ons
in een armoedige buitenwijk. Er is niemand buiten. Toch wonen hier wel degelijk mensen.
Het enige dat kleur geeft aan de urbane wereld van bleekgrijze betonflats en afbladderend
asfalt zijn de kleren en lakens die die uit de ramen hangen. We wanen ons in de buitenwijken van een
Afrikaanse metropool, maar we zijn toch echt in Europa.
Langzaam maar zeker rijden we de buitenwijken uit en komen in de voorsteden. We bevinden
ons op een doorgaande weg met veel verkeer. Niet ideaal, maar in ieder geval fietsen
we langzaam maar zeker de urbane zone van Lissabon uit. Steeds groter wordende groene
zones scheiden de voorsteden Opgelucht halen we adem. Eindelijk rijden we over een
kleine, rustige weg die omhoog voert door een aangenaam groen heuvellandschap. Ruim
een half uur fietsen we op en neer over de heuvels, totdat we plotsklaps voor een
kloofdal staan.
Een rivier met kleine watervallen voert tussen smaragdgroene hellingen naar beneden. Een
wandelpad volgt het dal. Marco en ik willen toch al deze richting op en slaan dit
buitenkansje niet af. Enkele kilometers rijden we over het wandelpaadje, totdat de kloof
voorbij is en het dal zich opent. De weg wordt breder en even later fietsen we weer over
asfalt en bereiken we het eerste dorp. Hier kunnen we gelijk weer steil klimmen
om te compenseren voor alle hoogtemeters die we hebben verloren. Een nieuwe afdaling
brengt ons in het provincietstadje Mafra.
Mafra is een gezellig stadje met een reusachtig paleis met ingebouwde basiliek en klooster.
Of beter gezegd: Mafra is een paleis met een klein stadje. De oppervlakte van het
paleis is misschien wel groter dan dat van de stad die erbij hoort. Volgens de verhalen
zou het klooster gebouwd zijn als compensatie van de seksuele uitspattingen van koning
João V.
In een terrasje tegenover het paleis-/basiliek-/kloostercomplex lunchen we. Na al het
klimwerk hebben ook wij onze, in dit geval culinaire, uitspattingen verdiend.
Marco en ik hebben deze reis maar weinig bepakking. We fietsen zonder tent en kookspullen.
Marco heeft zich steeds meer ontwikkeld tot mountainbiker en hij gaat dan ook het liefst
zo licht mogelijk op pad. Marco heeft een ingenieuze constructie bedacht om de bepakking zo smal
mogelijk op zijn mountainbike te bevestigen. Een deel van de bepakking hangt onder het stuur.
Een ander deel hangt aan het zadel tot vlak boven het achterwiel. Zodoende is zijn fiets
met bepakking net zo breed als zonder bepakking en kan hij op elke single track goed
uit de voeten. Verder wil Marco zijn fiets zo lichtmogelijk houden. En dus moet er zo min
mogelijk bepakking mee. En dat wat wel meegaat , moet zo licht mogelijk zijn. De fietspomp
is inimini klein en de steel van de tandenborstel is afgesneden. Het is nu alleen nog wachten
op de uitvinding van lichtgewicht water om de bidons mee te vullen.
Ik ben zelf niet meegegaan in deze ontwikkelingen. Ik heb een trekkingfiets zonder vering en ik draag
brede fietstassen. Weliswaar ben ik nu veel lichter bepakt dan op andere reizen en fiets ik nu zonder
voortassen en zonder tent boven mijn achterdrager, maar met mijn twee achtertassen ben ik nog altijd
bijna net zo breed als een auto.
We willen vandaag de jeugdherberg van Praia da Areia Branca bereiken. Na twee uur fietsen
bereiken we de kust. De zee klotst tegen de kliffen onder ons op. Een wandelpad voert pal
boven deze kliffen langs. Marco crosst enthousiast over het slingerende zandpaadje. Ik volg.
Met mijn smalle banden zak ik frequent door het halfmulle zand maar uiteindelijk weet
ook ik mij een weg te banen.
Ik heb wel een ander probleem. Mijn achterrem doet het ineens niet meer. De rem werkt
niet en het verstelmechanisme doet het ook niet. Het lijkt erop dat mijn hydraulische
achterremmen niet meer functioneren zodra de remblokjes tot meer dan de helft zijn
versleten. De enige oplossing is een tijdelijke: ik vervang een van de remblokjes
voor een nieuwe en laat de andere zitten. De rem doet het weer, maar ik kan er ziet
meer zeker van zijn dat de achterremmen blijven functioneren. Een vervelend risico
waar ik deze reis niets meer aan kan doen.
We bereiken Praia de Areia Branca en we vinden de jeugdherberg. In het plaatselijke
visrestaurant kunnen we genieten van de verse vangst. Zelden heb ik zo'n lekkere vis gegeten.
Een uitstekende vinho verde, een friszoete witte wijn van jonge druiven, maakt de
feestmaaltijd compleet.
Dag 2: Praia da Areia Branca - Ribafria - Óbidos - Matoeira - Turquel - São Bento - São Mamede - Fátima 102 km
Het was gisteren een grijze dag, maar vandaag worden we verwelkomd door een uitbundige
morgenzon. Door glooiend heuvelland trekken we in de richting van Óbidos. Na
een kleine twee uur zien we op een heuvel aan de overzijde van een breed dal de
kasteelmuren van het middeleeuwse stadje. De weg voert in een ruime boog over de heuvel
naar de kleine stad. Een onverhard weggetje gaat aan de andere zijde van de heuvel recht
tegen de berg op. Ik moet voorover over het stuur hangen om niet achterover te slaan.
Onderweg slipt mijn achterwiel bij tijd en wijle vervaarlijk weg. De klim is maar kort
en al gauw zijn we met enig kunst- en vliegwerk boven.
Óbidos is een vintage toeristenfuik. Het ommuurde middeleeuwse stadje met
louter witte huisjes en een witte kerk is brandschoon opgepoetst en nog verder
opgepimpt met luxueuze pousada's en viersterrenhotels. Het stadje ligt niet al te
ver van Lissabon en is dus gemakkelijk te bereiken. Daarnaast is het zelf ook een
goede uitvalsbasis om de nabijgelegen grotere steden Tomar, Alcobaça of
Fátima te bezoeken.
Het zal dan ook niet verbazen dat er meer mensen op het idee zijn gekomen om het
kitscherige stadje te bezoeken. De hoofdstraat is afgeladen met toeristen. De
zijstraten zijn een stuk rustiger en in de andere straten is helemaal niemand.
En op de onverharde uitvalsweg langs de rivier is al helemaal geen teken van leven.
Alhoewel? Na enkele kilometers staan we voor een ijzeren hek met veel prikkeldraad.
Op de doorgaande weg ver boven de rivier zijn wegwerkzaamheden bezig en worden met dynamiet
stukken berg opgeblazen. Maar niet vandaag, aangezien het vandaag zondag is. We besluiten
dan ook om ons met onze fietsen door de bosjes een weg te banen voorbij het hek. Na
enkele minuten hebben we deze horde overgestoken. De tweede horde is moeilijker.
we moeten tegen een helling met losse, vers opgeblazen, rotsblokken omhoog naar de
doorgaande weg. Met de gladde klikpedaaltjes en met een fiets in de hand is het een
moeizaam gevecht, dat nog eens dunnetjes over gedaan moet worden met de fietstassen.
Na een kwartier zijn we boven en volgt de laatste horde. Een hek aan de andere zijde.
Ook dat lukt en we kunnen eindelijk doorreizen.
Na een uur of twee zigzaggend over kleine, steile weggetjes bereiken we het dorp Turquel,
waar we lunchen. We hebben inmiddels al de nodige hoogtemeters in de benen, maar de
grootste klim moet nog komen. Een paar honderd meter voert de weg omhoog naar de Serra dos
Candeeiros. De weg wordt alsmaar steiler en zelfs in het laagste verzet trap ik bijna
niet rond. De afdaling brengt ons in een mooi dal. Aan de overzijde ligt een nieuwe
bergketen die ook de Serra dos Candeeiros heet. Maar het zijn echt twee bergketens.
Opnieuw voert de weg steil omhoog. Deze keer is de weg nog mooier. Een klein onverhard
weggetje voert door ongerepte bloemenvelden en langs rustieke bosschages. Boven op
de nieuwe pas bereiken we weer asfalt. We zijn op een kleine hoogvlakte met uitgestrekte
graslanden waar herders hun kuddes schapen laten grazen. De laagstaande zon dompelt het
landschap in een gloedvol licht. Het is alsof de tijd stil staat. Helaas is dit niet het
geval en zakt de zon steeds dichter naar de horizon. We zijn laat en er is eigenlijk
helemaal geen tijd voor melancholieke bespiegelingen.
Ik rijd lek. Ik neem geen tijd om de band te plakken en vervang de band voor een
nieuw exemplaar. We fietsen door, waarbij we op het plateau blijven en beurtelings
aan de oostzijde en westzijde van de waterscheiding fietsen. Zo blijven we nog een uur
klimmen en dalen op de bergrug, voordat eindelijk de definitieve afdaling inzet.
We komen in steeds dichter bevolkte gebieden. Gehuchten worden dorpen en dorpen
worden grote dorpen en laat in de avond fietsen we eindelijk Fátima binnen.
We vinden een simpel pensionnetje en we zijn nog op tijd om ergens te kunnen eten.
We lopen het eerste het beste restaurant binnen. We stellen ons weinig voor van een
restaurant in een stad, waar zo veel hotelgasten verblijven, maar we worden aangenaam verrast.
de bacalhao die ik bestel is uitstekend. Een passende beloning voor het zware werk dat
we vandaag hebben verricht.
Dag 3: Fátima - Bairro - Tomar - Ferreira do Zêzere - Sertã 93 km
In 1917 verscheen Maria bij een eik aan de herderskinderen Lucia en haar neef en nicht. Maria
kwam met een belofte. Over vijf maanden zou ze terugkomen. Op dezelfde plek. Vijf
maanden later waren er 70.000 mensen die de komst van Maria opwachtten. En vijf maanden
later kwam Maria inderdaad op de afspraak, zo getuigde een aanzienlijk deel van de
menigte. Hierbij onthulde ze ook drie profetiën, zo getuigde Lucia als enige
van de menigte. Geen van profetiën rept over de Eenzame Fietser, maar toch staan
Marco Duiker en de Eenzame Fietser 99 jaar na de eerste Mariaverschijning op het
plein van Fátima. De 65 meter hoge basiliek valt in het niet in vergelijking
met de reusachtige ruimte van het plein. Twee vrouwelijke boetelingen schuiven op hun
knieën voorbij. Veel volk is er niet deze morgen. Waren we twee weken eerder geweest,
dan waren we hier exact 99 jaar na de eerste Mariaverschijning geweest en hadden we
heel andere taferelen gezien.
Fietsen is ook vaak lijden. Ook al hebben wij niet met de knieën over het plein
gekropen, toch heb ik last van een venijnige knieblessure als we door de heuvels richting
het stadje Tomar fietsen. Ik sta verbaasd, aangezien ik normaal gesproken nooit blessures
heb tijdens het fietsen. En zeker niet van mijn knieën. Een groot deel van de
route voert over een onverharde weg door een fraai pastoraal landschap We trekken
door verlaten boerendorpen en door vol met bloeiende bloemen. Fietsend over deze weg
verergert de blessure aanzienlijk. Ik fiets traag en probeer de pijn te verbijten.
Het laatste gedeelte naar Tomar is weer verhard en hier heb ik iets minder last.
We nemen koffie tegenover de São João Baptistakerk in het centrum van het oude stadje.
Gedurende de middag heb ik nog veel meer last van mijn knie. Naar het oosten fietsend
worden de heuvels steeds hoger. We krijgen de nodige klimmetjes te verwerken en zeker de
laatste veertig kilometer naar Sertã kennen veel korte, gemeen steile klims. Op
de vlakkere stukken fiets ik langzaam met een hoge trapfrequentie om de belasting op de knie
te minimaliseren. Op de steile klims moet ik de knie wel belasten. Zelfs in mijn lichtste verzet
moet ik druk zetten. Met een hoge trapfrequentie heb ik minder last van mijn knie en daarom
ga ik relatief hard omhoog. Marco begrijpt er niks van. Op de vlakke gedeeltes moet hij
steeds op me wachten en als de weg steil omhoog gaat, spuit ik als de vliegende brandweer
omhoog. Ik moet toegeven dat het merkwaardig oogt, maar op dit moment wil ik de knie zo
min mogelijk belasten. Aangezien deze manier van rijden het minste pijn doet, lijkt
dit de beste manier om mezelf in koers te houden.
We bereiken het stadje Sertã. Het stadje zal niet de schoonheidsprijs onder de
Portugese steden verdienen, maar de belangrijkste zaken zijn goed verzorgd. We vinden
een prima hotelletje en de receptioniste verwijst ons naar een prima restaurant
bij het busstation.
Dag 4: Sertã - Várzea dos Cavaleiros - Oleiros 41 km
Als we opstaan, is het zwaar bewolkt en fris. Het verbaast me dat het droog is. We willen
over een obscure route door de bergketen van de Serra de Olvelos richting Oleiros fietsen.
Al voordat we echt beginnen te klimmen, regent het al. Nog niet erg hard, maar het ziet er
niet naar uit dat het vandaag nog zal opknappen.
In Várzea dos Cavaleiros beginnen we echt te klimmen. Het is een mooie, gelijkmatige
klim. Omdat de klim niet echt steil is, heb ik minder last van mijn knie dan gisteren.
We winnen snel hoogte en al gauw fietsen we in de wolken. De regenintensiteit is
inmiddels flink opgeschroefd. Marco is geen liefhebber van kou en regen en al
helemaal niet van de combinatie. Omhoog vind ik het niet erg dat het regent en dat
het koud is, maar nu we aan de lange afdaling zijn begonnen, merk ik dat mijn remmen niet
goed presteren met de grote hoeveelheden regenwater die over de weg stromen. Bovendien ben
ik bang dat de achterrem weer helemaal uitvalt zoals op de eerste dag.
Na de afdaling volgt een nieuwe klim. Minder hoog dan de eerste klim en na drie
kwartier zijn we boven. Nog een afdaling en we bereiken het stadje Oleiros. Daarvoor
moeten we nog wel even voor omhoog over een klein kasseienklimmetje. Prompt schieten
helse pijnscheuten door mijn knie. In het kleine centrum vinden we een fijn restaurant,
waar het halve stadje binnen blijkt te zitten. Het no nonsense restaurant heeft een
hele fijne sfeer. De ruimte is gezellig en luidruchtig en door de smalle openingen tussen
de tafels rennen de oudere bediensters af en aan met grote borden vlees en vis en salade.
De maaltijden zijn simpel maar uitstekend. We rekenen uiteindelijk twaalf euro af voor
drie gangen inclusief drank.
Dag 5: Oleiros - Sarzedas - Castelo Branco - Idanha a Nova 92 km
Aanvankelijk waren we van plan om rechtstreeks naar het noorden te fietsen naar de
de Serra de Estrela, de hoogste bergketen van Portugal. Met het niet al te beste weer tot
nu toe en met de slechte voorspellingen voor de komende dagen hebben we behoefte aan wat zon
en besluiten we naar het oosten te fietsen richting Beira Baixa aan de grens met Spanje.
Het gebied ligt achter de heuvel- en bergruggen van Portugal en is daardoor aanmerkelijk
droger dan de rest van Noord en Centraal Portugal. We moeten hiervoor nog wel de Serra de Alvelos
opnieuw oversteken. Anders dan gisteren is het droog als we de heuvelrug naderen. In meerdere
kleine klims winnen we langzaam hoogte, zodat de echte klim naar de pas niet veel meer voorstelt.
Het is zwaar bewolkt als we boven zijn aangekomen maar de regen blijft beperkt tot enkele
druppels. Voor ons ligt ver beneden het licht glooiende heuvelland van Beira Baixa. We
laten ons naar beneden gaan, op weg naar de zon.
Na de afdaling volgen nog twintig glooiende kilometers voordat we Castelo Branco bereiken,
de grootste stad van Beira Baixa. De stad kent mooie, karakteristieke gedeelten, maar de
grote aantallen eenvormige flatgebouwen zorgen dat de balans uiteindelijk in het nadeel van
de provinciestad doorslaat.
Vanuit Castelo Branco fietsen we verder naar het oosten, verder richting de Spaanse grens.
We bevinden ons nu in duidelijk drogere landschappen. Voor het eerst fietsen we in
landschappen waarbij groentinten worden aangevuld met geeltinten. Voor het eerst ook
schijnt de zon zo nu en dan. Het landschap wordt steeds mooier. De graslanden zijn
bezaaid met duizenden bloemen. Het land wordt extensief gebruikt voor veeteelt en
sommige gedeelten lijken helemaal niet meer in gebruik te zijn.
Beira Baixa is een heerlijk gebied om doorheen te fietsen. Het verweerde landschap
staat bol van karakter. Grote rotsblokken liggen bezaaid over het land en af en toe
steken er kleine rotspartijen boven het landschap uit. Dorpen liggen wat verder van
elkaar af dan in andere regio's van Portugal, maar er zijn genoeg kleine weggetjes
die door het landschap snijden om deze dorpen met elkaar verbinden. Marco is een
mountainbiker en daarom kiezen wij soms voor de hele kleine weggetjes en single tracks.
Omdat we vanaf Castelo Branco door relatief eenvoudig terrein fietsen, had ik gehoopt dat
mijn knieblessure de kans zou krijgen om te herstellen, maar dat blijkt helaas niet het geval.
Daar komt nog een ander probleem bij. Mijn trapper maakt krakende geluiden. Ik voel
de bevestiging op de crank. Er is inderdaad een beetje speling. Het verbaast me dat de
kleine speling tot krakende geluiden leidt. Hoe dan ook, ik zal morgen een fietsenmaker
moeten zien te vinden.
We bereiken Idanha-a-Nova, een fraai dorp op een verhoging in het landschap. We zoeken de
jeugdherberg en vinden deze uiteindelijk. Na ons te hebben geïnstalleerd, verkennen
we het dorp. We lopen door het dorp en beklimmen de top van de heuvel, waar mooie uitzichten
zijn over het pokdalige landschap rondom. Daarna is het etenstijd. We gaan zitten op
een terrasje aan de rand van het dorp. Al gauw komt een Vlaamse vrouw bij ons zitten.
Het is Loes, die met anderen een coöperatieve onderneming van biologische zaden
heeft opgestart. Tegen de stroom in heeft ze haar baan en haar vriendenkring in
België opgezegd om naar de periferie van Portugal te emigreren, daar waar vele
Portugezen hun thuisland hebben verlaten om zich in de rijkere noordelijke EU-landen
te vestigen. Ze legt uit dat ze goed wordt opgevangen door de plaatselijke, veelal
oudere bevolking, hoewel de hulp niet altijd gevraagd wordt. Zo krijgt ze ongevraagde
adviezen over hoe lang de boontjes gekookt worden of hoe de was gedroogd moet worden.
De adviezen zijn niet altijd besteed aan de onafhankelijke geest van Loes en zodoende
is er nog ruimte om in de toekomst nog verder naar elkaar toe te groeien.
Dag 6: Idanha a Nova - Idanha a Velha - Monsanto - Bemposta - Vale de Prazeres - Fundão - Covilhã 99 km
Volgens Loes zou het stuwmeer erg mooi moeten zijn. Maar, zei ze in een bijzin,
ze wist eigenlijk niet of er wel een doorgaande weg is. Op ons digitale kaartmateriaal
staat de weg wel en dus gaan we op weg naar het stuwmeer.
De weg naar het stuwmeer is opvallend goed en al gauw zijn we bij het meer. Daar
verandert de weg in een onverharde weg. De weg is nogal pokdalig en zo te zien
zijn er al lang geen auto's geweest. Voor fietsers is de weg goed genoeg. Totdat de
weg plotsklaps is vervangen door twee volledig overwoekerde single tracks die ook nog eens
onder water staan. Marco komt met veel moeite door de modder, maar met mijn bepakking aan
weerszijden van de fiets is er geen doorkomen aan, anders dan lopend door de ene
single track en de fiets voortduwend over de andere single track.
Als deze passage is overwonnen, wacht een nieuwe uitdaging. De weg loopt het meer in.
De waterstand is zo hoog, dat de weg over een lengte van tweehonderd meter nonexistent is.
We zien aan de overzijde de weg uit het meer lopen. We moeten door het meer heen fietsen
om de overkant te bereiken.
Heel even hebben we te maken met een 'gewone' weg en dan is er helemaal niks meer.
Een plank over een rivier is het laatste wat op een voetpad lijkt.
Op de rotsachtige helling aan de overzijde is zelfs geen voetpad te ontwaren. Wat gaan
we doen? Terug? Daar hebben we allebei geen zin in. En dus schuiven we met onze fietsen
over het plankje naar de overzijde van de rivier. Over een helling met rotsachtige passages
klimmen we omhoog. Ik ga eerst met de fietstassen op en neer en daarna met de fiets.
Met de ene fiets in de hand en met de andere als steun aan de rotsen overwin ik de
passage. Daarna wordt het terrein gemakkelijker. Met de fietstassen weer op de fiets
duw ik de fiets tegen een steile grashelling omhoog. Marco is al verder en wacht voor
een hek.
"We kunnen niet verder."
"Hier kunnen we het hek wegschuiven."
Ik zie net op tijd een plek waar we een stuk hekwerk los kunnen maken van de ondergrond.
We duwen onze fiets naar buiten en komen bij een nieuw hek. Ook hier hebben we geluk.
Achter het hek bereiken we een degelijke onverharde weg en enkele minuten later fietsen we
zelfs over een verse laag asfalt.
We bereiken het idyllische dorp Idanha-A-Velha, het mooiste dorp dat we tot nu toe
in Portugal hebben gezien, fraai gelegen aan een riviertje. Op de kerk nestelt een
ooievaarspaar. We fietsen over de kasseien door het dorp en fietsen dan in de richting
van Monsanto. Monsanto ligt spectaculair op een verweerde rotsachtige heuvel. Op de
top van de heuvel ligt een imposant kasteel. Het dorp ligt vlak onder de top. De heuvel
steekt ver boven het omringende landschap uit en is een blikvanger in de weidse omtrek.
Via een licht overgroeid voetpad klimmen we de laatste tweehonderd meter naar het dorp.
Het dorp bestaat uit karakteristieke oude, stenen huizen met rode daken. Uniek zijn de
grote ronde rotsblokken die her en der verspreid in het dorp liggen. Omdat de blokken
te groot waren om te verwijderen, zijn de huizen rondom en tussen de rotsblokken in
gebouwd.
Na een lange pauze en lunch in Monsanto, stappen we vroeg in de middag weer op de fiets.
We fietsen in de richting van de Serra de Estrela, de hoogste bergketen van Portugal.
Daartussen liggen zestig kilometer glooiend heuvelland en aan het einde nog twee
heuvelruggen.
Mijn knie is slechter dan de afgelopen dagen. De pijn is continu en daarmate intens dat
het plezier in het fietsen tot onder het nulpunt is gedaald. We fietsen door mooie
landschappen over rustige weggetjes maar ik kijk alleen maar uit naar het einde. Daar
komt nog bij dat het er voor de nabije toekomst alleen nog maar slechter uit ziet.
In de vier dagen tot de terugvlucht hebben we nog heel wat kilometers af te leggen,
goeddeels in bergachtiger terrein dan tot nu toe. Ik moet er niet aan denken om nu
tegen een helling van 15 tot 20 procent op te klimmen.
Mijn knie gaat al maar slechter als we aan de voet van de grootste heuvelrug van vandaag staan.
Een saaie, brede voert in enkele kilometers naar de pas. De weg is echter niet steil en
zeer gelijkmatig. Door met ultrahoge frequentie te fietsen, minimaliseer ik de pijn en
gaat het wel.
We dalen af naar het stadje Fundão, waar ik een fietsenzaak hoop te vinden om
de trapper te vervangen. We treffen nota bene drie fietsenzaken aan in de kleine stad
maar ze zijn allemaal dicht. We fietsen door naar Covilhão, de grootste stad van de
regio aan de voet van de Serra de Estrela. Het centrum ligt echter niet aan de voet
van de Serra de Estrela maar op de lagere hellingen van de bergrug. En zo moeten we nog
tweehonderd meter klimmen over stroef liggende kasseien. Nog een keer verbijt ik de
pijn om uiteindelijk boven te komen, op een prettig hotelletje, idyllisch gelegen aan
een stadspark, tegenover een mooie kerk.
Dag 7: Covilhã - Manteigas - Folgosinho - Fornos de Algodres 76 km
Vandaag zijn de fietsenwinkels wel open. Daarvoor moeten we echter wel voor naar beneden.
Daar aangekomen voelt de verkoper aan de trapper. Die is nog goed genoeg, concludeert
hij. Maar de crank heeft speling op de trapas. En niet zo'n beetje ook. Ik zie dat er
zeker een centimeter speling is. Ik heb dus een nieuwe crank nodig. Het probleem
kan ook tijdelijk opgelost worden door de crank simpelweg aan te draaien. Binnen
enkele seconden heb ik een fiets die weer rijklaar is. Dit had ik zelf ook kunnen
oplossen, bedenk ik me. En ik bedenk me ook iets anders. Als er zo veel speling
zat op de crank, heeft dit dan niet de blessure van mijn knie veroorzaakt?
Dat kan ik meteen testen. Een 1.600 meter hoge pas ligt voor ons, dwars over het
hoogste deel van de Serra de Estrela. Over dezelfde kasseien als gisteravond fietsen
we omhoog over de straten van Covilhã. Vooralsnog zijn de testresultaten prima.
Ik pedaleer soepel en vrijwel pijnloos. Als we na een half uur de stad uitfietsen,
hebben we al driehonderd meter geklommen en fietsen we over glad asfalt. Het is
nogal een grote weg waar we over heen fietsen, continu geflankeerd door een dikke
vangrail die de uitzichten naar beneden goeddeels blokkeert. Maar de weg is mooi
gelijkmatig. Slinger na slinger maken we hoogtemeters en ik moet concluderen dat
de knie goed blijft. De blessure was dus inderdaad veroorzaakt door de speling in de crank
en had ik dus al die tijd kunnen voorkomen. Maar wat geweest is, is geweest. Hier en nu
is de pijn voorbij. Verrassend makkelijk zijn we boven op de pas, waar inmiddels
donkere wolken zich hebben samengepakt.
De klim was misschien niet de mooist mogelijke, maar de pas is schitterend. Vanuit hier
loopt het enige glaciale dal van Portugal naar beneden in de richting van Manteigas. Wij zullen zelf
straks afdalen door dit dal. De hoogste berg van Portugal is net geen tweeduizend meter hoog. De
top wordt aan het zicht onttrokken door gitzwarte wolken. Paarse heidevegetatie geeft kleur
aan de atmosferische grijstinten aan het landschap van rotsen en stenen en de overkoepelende
wolkenlucht. Marco heeft het koud en zet de afdaling in. Na enkele minuten te genieten van
de donkere melancholische pracht van het landschap zet ik ook de afdaling in.
De afdaling is schitterend. In een rechte lijn voert het dal naar beneden richting Manteigas, een
kleine duizend meter lager. Er zijn bijnageen bochten en mogelijkerwijs kunnen hier
snelheidsrecords gebroken worden. Dat zou echter buitengewoon jammer zijn want dan
zou ik niet lang genieten van de ruige omgeving.
Tijdens de afdaling zie ik de regenbuien achter ons over de kam komen. Voorlopig
halen die buien ons niet in, maar voor de middag voorspelt dit niet veel goeds.
We bereiken het bergstadje Manteigas, waar we lunchen in een plezierig eetcafeetje.
Het is opvallend koud en we koelen flink af op het terras. Na de lunch gaan we dan
ook meteen verder. We hebben dan wel de hoogste bergkam van de Serra de Estrela
overgestoken, we moeten nog een of twee passen over om uiteindelijk aan de overzijde
van het gebergte te belanden. En dat is toch waar we moeten zijn. En dus klimmen we
opnieuw. Al gauw komt de langverwachte regen en het stort flink. Door de striemende
regen fietsen we naar de pas en in de striemende regen dalen we af. En beneden...
schijnt de zon. Het zag er buitengewoon somber uit maar we worden verrast door
een oase van licht tussen de zwarte luchten: een sfeer van pure rust en vrede.
Vanuit het dal moeten we nog een keer omhoog. Over een mooie kleine weg fietsen we door
gele heidestruiken omhoog. De klim is een nieuw hoogtepunt vandaag. De hele klim kunnen
we genieten van de pauze tussen de buien. Als we boven komen, halen de buien ons weer in.
En hebben we dus optimaal kunnen profiteren van de regenpauze.
Door de regen dalen we af naar de vlakte ver beneden. Halverwege de afdaling passeren
we het mooie dorp Folgosinhos. We dalen verder af en bereiken uiteindelijk de laagvlakte.
Van daar fietsen we door glooiend terrein naar Fornos de Algodres. Daar vinden we eindelijk
accommodatie in een groot hotel, bovenop een heuvelrug. We zijn net op tijd binnen voordat
een meedogenloze bui los barst.
Dag 8: Fornos de Algodres - Vila Nova de Paiva - Tarouca 70 km
We hadden gisteren de nodige buien, maar de weersverwachtingen voor vandaag zijn nog
slechter. Als we weg fietsen is het ondanks de grijze luchten echter droog. We
fietsen door heuvelachtig terrein. Kleine akkers en dichte bossen wisselen elkaar af.
Het is een plezierig landschap om doorheen te fietsen, niet spectaculair maar sfeervol.
Als we in een cafeetje koffie drinken, begint het ineens te stortregenen. We zitten binnen
en hebben er geen last van. Als de bui over is, gaan we weer op pad. Anderhalf uur lang houden
we het droog. Dan krijgen we een nieuwe stortbui, nog zwaarder dan de vorige. Omdat we
toch niet kunnen schuilen, fietsen we door.
Het weer is nu helemaal mis. De ene stortbui is nog niet voorbij, of de nieuwe jaagt al
weer over ons heen. Ik merk dat mijn rem weer problemen heeft en op een gegeven moment
doet de achterrem het nauwelijks en de voorrem doet het helemaal niet meer. In de striemende
ijsregen kan ik niet eenvoudig mijn remmen repareren. Mijn handen hebben nauwelijks gevoel
door de kou. Half met mijn achterrem remmend en half met mijn voeten bereiken we een klein
cafeetje. Hier wachten we af tot de bui voorbij is. Intussen repareer ik de voorrem.
Het verstelmechanisme is stuk en kan niet meer versteld worden. Ik vervang een van de
twee remblokjes, zodat de remmen precies goed afgesteld zijn, hoewel volledig asymmetrisch.
Het werkt in ieder geval. De remmen doen het weer. Zin om veel verder te fietsen,
hebben we niet. We stoppen in Tarouca en kloppen aan bij een simpel hotelletje.
Als we na het avondeten terugkeren naar onze hotelkamer hebben we nog even een bijzonder
akkefietje: de deur van onze kamer gaat niet open. Na tien minuten steeds harder sjorren,
rukken en trekken gaan we naar de hoteleigenaar. Ze gaat met een reservesleutel mee, maar
boekt evenmin resultaat. Tien minuten later komt haar man aangerukt. Ook hij zoekt het in steeds
meer kracht zetten en ook hij krijgt het niet voor elkaar. We moeten een half uur wachten
en dan komt de reparatiedienst met een koffertje met reparatiemateriaal, het ene item nog
onbruikbaarder en ondeugdelijker dan het ander. Ze staan op het punt van opgeven. Het is inmiddels
al diep in de nacht. Doorgaan is te rumoerig volgens de hotelvrouw. Ik vraag om een laatste
kans om het zelf nog eens te proberen. We moeten morgen en overmorgen nog de nodige afstand
overbruggen om het vliegtuig te halen. Dan moeten we morgen dus tijdig kunnen vertrekken.
Te meer daar voor morgen opnieuw slecht weer is voorspeld. Ik begin achter de deurklink
te wrikken met een oud pasje en warempel, de deur vliegt open.
Dag 9: Tarouca - Lamego - Cambres - Resende - Ribadouro - Marco de Canaveses - Penafiel 103 km
We hebben nog twee dagen om naar Porto te fietsen. Morgenavond vertrekt het vliegtuig.
We zijn vroeg op weg om zo veel mogelijk kilometers vandaag al te overbruggen. De weersverwachtingen
zijn opnieuw slecht met veel buien, maar vandaag is er ook enige kans op verdwaalde opklaringen
tussen de buien. Deze opklaringen ervaren we in ieder geval nog niet op de weg naar Lamego.
Na vijf minuten op weg begint het te regenen. Na een uurtje bereiken we Lamego, een plezierig
stadje tussen de wijnvelden een paar honderd meter boven de rivier de Douro. Het stadje heeft
een oud centrum en heeft met de Nossa Senhora dos Remedós een kerk dat schitterend
is gelegen op een heuveltop.
Op de afdaling van Lamego naar het dal van de Douro breekt de zon door. De wijnvelden lichten
intens groen op onder de grijze wolkenluchten. Over een steil weggetje dalen we af naar het dal.
We bereiken de Douro even stroomafwaarts van Peso da Régua, in het hart van de Portstreek.
Vanaf nu is de route eenvoudig. Als we stroomafwaarts langs de rivier fietsen, komen we vanzelf
in Porto. Een vlak tochtje langs de rivier zal het echter niet worden. De Douro ligt ingeperst
tussen de steile heuvels en de weg gaat continu op en neer tussen de dorpen die soms laag liggen
en soms enkele honderden meters boven de rivier. Er moet dus flink geklommen worden en soms ook
moet er steil geklommen worden.
Op een lange klim breekt ineens de hel los. De bui heeft een intensiteit die ik
alleen van tropische klimaten ken. De intensiteit moge tropisch aandoen, de temperatuur
zeker niet. Het regenwater is intens koud en ik huiver van de kou. Na enkele minuten
stroomt het water in dikke lagen over de weg en iele stroompjes zijn woest kolkende
bergrivieren geworden. Maar even snel als de bui is gekomen, houdt deze op. Na een
kwartier neemt de intensiteit af en nog een kwartier later is het droog en nog een
kwartier later schijnt de zon al weer. Eind goed, al goed zou een mooie samenvatting zijn,
ware het niet dat we na nog een kwartier al weer een nieuwe bui krijgen.
Bij Ribadouro steken we de Douro over. Daar beginnen we aan een steile kasseienklim,
die eindigt op de heuvelrug tussen de rivieren de Douro en de Tamega, de belangrijkste
zijrivier van de Douro. Een mooi weggetje die in de afdaling een vervolg krijgt over
een licht gehavende asfaltweg. Vlak voor de brug over de Tamega bij Marco de Canaveses
begint het weer te regenen. We schuilen in een cafeetje.
De bui duurt lang en wachten wel anderhalf uur om uiteindelijk toch in de regen
weg te fietsen. Het is inmiddels laat en het blijkt dat de heuvels aan de overzijde nog behoorlijk
hoog zijn. Vierhonderd meter klimmen we, om vervolgens af te dalen naar Penafiel. We bereiken
het stadje net op tijd voordat een nieuwe bui losbarst.
Dag 10: Penafiel - Campo - Porto 67 km
Penafiel is een een aardig stadje op een kleine vijftig kilomter afstand van Porto.
Er zijn diverse grote, doorgaande wegen naar de havenstad. Voor ons als fietser is
het de uitdaging om deze zo veel mogelijk te vermijden. Dat is nog niet zo eenvoudig,
maar Marco heeft toch een route gevonden zonder grote wegen. En ja, het is gelukt.
We fietsen soms over kasseienweggetjes, soms over onverharde wegen, soms over wegen die met
een meter hoog grasdek zijn overgroeid en een enkele keer steken we een akkerland over.
De laatste kilometers voor Porto fietsen we over een onverharde weg in een smal dal
met hoge heuvels aan beide zijden. Het is een onverwacht laatste stuk spectaculaire
natuur voordat we de buitenwijken van Porto binnenrijden. Voor het eerst tijdens de reis
fietsen we onder een stralend blauwe hemel. Mooi om te weten dat het ook mooi weer
kan zijn in Portugal. We fietsen naar het centrum en dalen over de steile heuvels af
naar de haven, onderwijl genietend van de uitzichten over de steile flanken. Een
feest van kleuren met de karakteristieke geverfde huizen met rode daken. Dan is het
tijd voor de laatste kilometers van de reis. Het vliegveld ligt ten noorden van de
stad. We volgen eerst de Douro westwaarts om vanaf de monding van de rivier langs de kust
noordwaarts te fietsen. Het zijn de laatste kilometers van een kleine reis, die toch
langer leek te duren. Al met al bleek Portugal een afwisselend fietsland, veel groener
dan verwacht, met mooie steden en dorpen en een fijne keuken en met een vriendelijke,
doch enigszins ingetogen bevolking. Alleen jammer dat het zo veel regent.