Links van me liggen de zwarte bergen van de Cordillera Negra, meer dan
5.000 meter hoog. Rechts van me liggen de witte bergen van de Cordillera Blanca,
meer dan 6.000 meter hoog. Zelf fiets ik precies tussen de machtige bergketens in, in de vruchtbare
vallei van de Rio Santa op 3.000 meter hoogte. Het is oogsttijd in de vallei.
Iedereen is aan het werk. Man en vrouw, jong en oud. De oudere mannen en vrouwen
hebben karakteristieke verweerde, gegroefde gezichten door het schrale klimaat en de felle
zon.
Gisteren kwam ik aan in Huaraz met de bus vanuit Lima, de startplaats van een fietsreis
van twaalf weken. Op deze eerste dag van de fietsreis daal ik langs de Rio Santa
af naar Caraz op 2.300 meter hoogte, waar ik een aantal dagtochten zal maken om
te wennen aan de hoogte. Hoog fietsen en laag slapen zal de eerste dagen het motto
zijn. Op deze wijze zal ik straks voldoende voorbereid moeten zijn om de dik
4.000 meter hoge passen van de Andes met bepakking en al over te steken. Aangezien
ik nog nooit zo hoog ben geweest, weet ik nog niet of dit plan de verwachte uitwerking
zal hebben. Ik zie echter ook geen manieren om de aanwezige risico's verder af te dekken.
Na een aantal uur fietsen met toch ook nog een aantal stevige klims, bereik ik
Caraz, een provinciaal stadje van om en nabij de 25.000 inwoners. Ik vind een schoon
en veilig hotel aan het stadsplein.
Dag 2: Caraz - Lagunas Llanganuco - Caraz 89 km
Vandaag zal ik proberen de Llanganuco meren te bereiken. De meren liggen in het
hart van de Cordillera Blanca, temidden van talrijke bergtoppen van meer dan
6.000 meter hoogte. Ze liggen op een hoogte van 3.800 meter en zullen mijn eerste
fietservaring zijn op een dergelijke hoogte. Tot nu toe ben ik met de fiets niet
hoger geweest dan 3.400 meter op de Pico Veleta in de Spaanse Sierra Nevada.
Ik heb nog maar net Caraz verlaten, als ik iemand voor me zie fietsen. Na een
kwartier haal ik hem in. Het blijkt een Colombiaanse jongeman te zijn, Ariel. We besluiten
samen verder te fietsen naar de Llanganuco meren.
In Yungay verlaat een stofweg de hoofdweg en klimt snel hoog boven de Rio Santa
uit. Er ontwikkelt zich al gauw een adembenemend uitzicht over de bergen van de Cordillera
Negra aan de overzijde van de Rio Santa.
We passeren kleine, traditionele, Indiaanse nederzettingen. De diepblauwe luchten zijn het
domein van de zon, die vandaag vrij spel heeft. Het landschap om ons heen is een en
al harmonie. De gele akkers op de terrassen, de groene eucalyptusbomen, de bruine lemen
huisjes, elk element in het landschap is een waardevolle toevoeging aan de mozaïek.
De massieve, grijze granietkliffen en de duizelingwekkende ijskathedralen van de
Cordillera Blanca op de nabije achtergrond zorgen voor een grimmig contrast.
Tussen de granietmuren klimmen we eindeloos omhoog in een dal. De klim eindigt bij
de meren, midden tussen de hoge bergtoppen. De dag is goedbesteed geweest. We hebben vlak
langs de hoogste berg van Peru gefietst, de 6.768 meter hoge Huascarán, en we
hebben de schitterende turquoise Llanganucomeren bereikt.
Dag 3: Caraz - Laguna Parón - Caraz 66 km
Ik ontmoet Ariel op de kleurrijke markt van Caraz. Mijn Combiaanse amigo weet bij welke
stalletjes kwaliteit te verkrijgen is. Ik leer de sappige fruitsoort pepenillo kennen
en ik ervaar dat quinoa de best mogelijke krachtdrank is. Subliem is voorts brood
met avocado en tomaat met een snufje zout. Voor een deluxe versie kunnen gesnipperde
uitjes worden toegevoegd.
De zon klimt langzaam boven de heuvels, als we omhoog rijden door de vallei. We zijn
op we naar het 2.000 meter hoger gelegen Laguna Parón op 4.200 meter hoogte.
Qua natuurschoon wordt het schitterende traject van gisteren toch nog overtroffen.
De weg naar Laguna Parón moet tot de mooiste fietsweggetjes van de wereld
behoren. Eerst passeren we het fijn geschakeerde mozaïeklandschap, vergelijkbaar
met de eerste vijftien kilometer van de klim gisteren. Daarna komen we in een smal
kloofdal met granietwanden die meer dan 2.000 meter bijna loodrecht boven ons uit
torenen. Zigzaggend klimt de stofweg tussen de granietmuren omhoog naar het meer.
Ariel vertelt over zijn werk voor de provincie Ancash. Hij doet film- en researchwerk
om het toeristische potentieel van de Cordillera Blanca regio te verhogen. Ancash
herbergt vele interessante archeologische vindplaatsen volgens de Colombiaan. Helaas
zijn de fondsen ontoereikend om deze adequaat te onderzoeken.
Het is vele uren hard werken voordat we eindelijk bij het meer arriveren. Het meer
wordt omringd door een schitterende witte wereld van gletsjers en sneeuw. Helaas is
het al laat en moeten we terug. Gelukkig hoeven we nu alleen nog maar naar beneden.
Een uur later, als de laatste zonnestralen de hoogste toppen van de Cordillera strelen,
bereiken we Caraz. Hongerig, fysiek uitgeput, maar met spirits die zijn gestegen
tot Cordillera Blancahoogtes rijden we de hoofdstraat van Caraz binnen.
Day 4: Caraz - Yungay - Huaraz 71 km
Nu ik ben geacclimatiseerd tot hoogtes van meer dan 4.000 meter, ben ik voor mijn
gevoel klaar voor het eigenlijke fietsreizen, dat wil zeggen van overnachtingsplaats naar
overnachtingsplaats en dus met volle bepakking. Ik wil Huánuco aan de Amazonezijde
van de Andes bereiken. Dit is de toegangspoort tot de Amazoneregio in Centraal Peru.
Ik zal dan wel drie hoge passen over moeten. Eerst zal ik terug moeten fietsen naar
Huaraz en verder omhoog door de Rio Santavallei naar Conococha op 4.000 meter hoogte.
Dat is 200 kilometer hier vandaan. Misschien bereik ik de eerste pas bij Conococha
morgenmiddag en misschien kan ik zelfs de afdaling naar Chiquián morgenmiddag
nog maken.
Vandaag is in ieder geval geen zware dag. Ik fiets terug naar Huaraz op 3.100 meter.
In de buitensporthoofdstad van Peru bevredig ik mijn sociale behoeftes en zeker ook de
nodige culinaire behoeftes. Ik slenter over de markt waar de vrouwen groenten, traditionele
kleding, stoffen en hoedjes verkopen. Daarna ga ik uit eten. Ik geniet met volle teugen van de maaltijd,
in de wetenschap dat er de komende dagen op culinair gebied waarschijnlijk weinig te genieten zal zijn
in de arme mijnstreken waar ik doorheen zal trekken.
Dag 5: Huaraz - Conococha - Chiquián 115 km
De klim naar Conococha is niet steil maar lang. Ik weet alleen niet precies hoe lang vanwege
de gebrekkige informatie op de kaarten. De eerste uren rijd ik door het dal van de
Rio Santa dat hier erg smal is. Het landschap is vriendelijk met eucalyptusbomen
die een efficiënt windscherm vormen. De afschermende werking verdwijnt echter
na veertig kilometer. Vanaf Catac is het dal van de Rio Santa ineens kilometers
breed; er zijn ook geen bomen meer. Er is hier alleen maar de zogenaamde punavegetatie
die bestaat uit lange, gele, droge, vettige grassen die alleen in Zuid-Amerika
voorkomen. En die bieden hoegenaamd geen weerstand tegen de storm. Als ik de balans
opmaak, lijken de zaken er als volgt voor te staan:
- ik heb nu veertig kilometer afgelegd
- ik bevind me nu naar schatting op ongeveer 3.500 meter
- ik heb nog maar twee en een half uur gefietst en ben dus lekker opgeschoten
- volgens de kaarten die ik heb, ben ik nu halverwege naar Conococha
- bij Conococha ligt de pas waar ik overheen moet richting Chiquián
- dat is dus op ongeveer 4.000 meter hoogte
- ik heb vanaf nu een storm tegen
Samenvattend is de eerste helft van de dagtocht verrassend vlot gegaan maar kan
ik nog wat verwachten op de tweede helft van de klim. Omdat het nog vroeg is en
omdat ik nog niet moe ben, besluit ik door te gaan.
Zwarte bergen, witte bergen. Rechts zijn de zwarte bergen van de Cordillera Negra
en links de witte bergen van de Cordillera Blanca. Daartussen liggen de gele vlaktes
van de Rio Santavallei, tien kilometer breed en oneindig lang. Alles om me heen is
geel. De dikke, olieachtige grassen van de puna zijn de enige planten die de harde
omstandigheden van de kou, de hoogte, de felle zon en de harde wind kunnen trotseren.
Er is hier geen schuilplaats tegen de wind.
Na twee uur zelfopgelegde slavenarbeid ben ik nog steeds helemaal alleen in de enorme
gele vallei. Ik heb nog altijd dezelfde langgerekte berg aan mijn linkerhand. Ik
lijk nog in het geheel niet dichterbij het einde van het dal te zijn gekomen. Ik weet
niet eens hoe ver het nog is naar Conococha. Erger, mijn maag is ernstig aan het rommelen.
Heb ik iets verkeerd gegeten of speelt de hoogte me parten?
Ik tel de afstanden van de kilometerpaaltjes. Dan weer probeer ik lama's te tellen.
Het fietsen gaat tergend traag en ik ben hondsmoe. Ik probeer alles aan te grijpen
om mezelf bezig te houden en af te leiden van de vermoeidheid en de krampen in mijn maag.
Uiteindelijk komt aan alles een einde en zo ook aan de weg naar Conococha, ook al
begon ik zelfs daaraan te twijfelen. Ik heb echter een nieuw probleem. Ik hwb tachtig
kilometer omhoog gefietst en ik blijk de pas nog altijd niet te hebben bereikt.
De weg steekt de vlakte over om aan de andere kant de bergen over te steken. Ik
sta voor een dilemma.Hetzij ik moet een overnachtingsplaats zoeken in het armoedige
Conococha op een hoogte van 4.000 meter, hetzij ik moet doorgaan op hoop van zegen.
Ik zal dan in twee en een half uur de echte pas moeten bereiken, alsmede de afdaling naar
Chiquián maken. Het is nu half 4, dus meer uur zonlicht heb ik niet meer. Toch
besluit ik door te gaan. Dan heb ik tenminste een kans om niet hoog te hoeven overnachten.
Surrender to the void. Het is alleen nog maar in abstrakte termen dat mijn huidige
conceptie van de wereld voor mij te vatten is. Ik zit er finaal doorheen. Het doet
nu niet meer ter zake waar de pijn is. Ik voel het niet meer. Mijn lichaam moet aan
een massaproduktieproces van pijnverlichtende chemicaliën zijn begonnen. Na
de oversteek van de vlakte is de klim begonnen. Voor het eerst ben ik echt aan het
klimmen vandaag. Gelukkig is de wind nu wel wat aan het afnemen. Ik probeer zo rustig
mogelijk te fietsen, zodanig dat ik geen rustpauzes hoef in te lassen.
Na meer dan een uur klimmen sta ik dan toch nog op de pas. Althans, de weg gaat
nu flauw naar beneden. Het is 5 uur en ik heb nog maar een uur zonlicht. Het werd dus
ook wel tijd om de pas te bereiken. Ik denk dat ik nu tussen de 4.300 en 4.400 meter
hoog ben. Alweer een nieuw hoogterecord voor mijn fiets. Nu alleen nog maar hopen
dat er niet nog meer verrassingen volgen in de vorm van nieuwe klims.
Na een paar honderd meter draait de weg om een rotspunt weg en heb ik ineens een
panorama voor me dat ik niet gauw zal vergeten. Recht voor me ligt een dal van
minimaal 2.000 meter diepte en achter deze vallei doemen de machtige ijs- en rotstorens
van de Cordillera Huayhuash op, die tot ruim tweeduizend meter boven mij uit reiken.
Scheuten adrenaline, golven van vreugde en opwinding schieten door mijn lichaam en
onderdrukken alle pijn en vermoeidheid. De weg wordt onverhard en baant zich in duizend
bochten naar beneden langs oude incaterrassen op steile hellingen. Ik ben in een gigantische
driedimensionale puzzel van een verticale wereld terecht gekomen. Ik daal af langs
de eerste nederzettingen. Als de laatste zonnestralen de flanken van de bergtoppen
beroeren, bereik ik Chiquián.
Dag 6: Ziekbed in Chiquián
Mijn maag is nog verre van goed als ik opsta. De afschuwelijke maaltijd van
gisteravond heeft mijn maag alles behalve de broodnodige rust gegeven. Het is niet
mogelijk om vandaag door te gaan. Ik heb een afwisselende dag met hallucinaties
en nachtmerries in bed enerzijds en kramp en diarrhee op de toiletten anderzijds.
Een dag om zo gauw mogelijk weer te vergeten.
Dag 7: Chiquián - Abra Yanashalla - Huallanca 84 km
Ik ben zeker nog niet de oude maar toch reis ik liever door dan een nieuwe rusteloze
dag op bed door te brengen. Vandaag zal ik proberen de Abra Yanashalla te oversteken,
met 4.700 meter de hoogste pas op weg naar Huánuco. In eerste instantie gaat
de weg echter alleen nog maar naar beneden. Na een uurtje bereik ik de dalbodem.
Vanaf nu zal de weg alleen omhoog gaan. Ondanks dat de maagproblemen nog
niet zijn verdwenen, win ik toch betrekkelijk eenvoudig hoogte. Na een paar uur
maken de akkers plaats voor het welbekende punalandschap. Tot mijn verbazing is dat
niet de enige belangrijke verandering. De stofweg maakt plotsklaps plaats voor glimmend
asfalt. Normaliter vind ik stofwegen plezieriger en sfeervoller maar met mijn huidige
fysieke staat en met nog vele klimkilometers voor de boeg is dit een enorme opsteker.
Er is echter ook een ontwikkeling die me minder gunstig stemt. De wind is aan het
opsteken, vanzelfsprekend vanuit de richting waar ik naar toe moet.
Ik zie de weg voor me door het brede dal omhoog kruipen, kilometer na kilometer.
Aan het einde van de dalbodem zigzagt de weg zich met brede slingers omhoog. Uiteindelijk
zie ik de weg verdwijnen op iets wat de kam zou moeten zijn. De wind is inmiddels
aangegroeid tot een storm. Na een uur bereik ik de bewuste plek. Helaas heb ik nog
niet de pas bereikt, nog lang niet zelfs. Opnieuw zie ik de weg door een lang dal
omhoog kruipen om aan het einde van het dal met een aantal nieuwe slingers een nieuwe
rug in het landschap te overwinnen.
Het kost me wederom een uur om de hoopvolle bestemming te bereiken. En wederom wordt de
hoop de grond in geboord. Mijn leven begint zich op alle mogelijke fronten in
circels te bewegen. Alweer zie ik de weg kilometers voor me uit omhoog slingeren,
deze keer nog verder en hoger boven me uit dan de vorige keren. Weliswaar lijk ik deze
keer echt de pas in zicht te hebben, maar hoe betrouwbaar is die waarneming als mijn
hoop vandaag al twee maal bedrogen is?
De vermoeidheid slaat meedogenloos toe. Al mijn energie lijkt te worden weggezogen
door de ijle lucht. Soms moet ik stoppen en hang als een natte dweil over mijn stuur
gebogen. Mijn adem raspt als een blaasbalg en mijn darmen trillen als een klopboor.
Dit is echter niet het moment om me over te geven aan zelfmedelijden. Mijn besluit
om te gaan fietsen in deze gebieden heeft nu eenmaal de consequentie dat dergelijke
omstandigheden te verwachten zijn. Dat is uiteindelijk de dans van het leven. Besluiten,
omstandigheden, consequenties. Er zit niets anders op dan aanvaarding van deze
universele wetten.
Is dit het ultieme fietsen of heeft dit niets meer met fietsen te maken? Hoe het ook
zij, ik sta nu dan eindelijk op de pas, op 4.700 meter hoogte. Vanaf nu werkt de
zwaartekracht in mijn voordeel.
Na een korte afdaling bereik ik een lelijke mijnplaats, waarna de weg weer
onverhard wordt. De route wordt nu aardiger door een smal en steil dal.
Het gaat nu alleen nog maar naar beneden. Ik bereik het arme plaatsje Huallanca.
Het diner in Huallanca doet me wanhopig verlangen naar fietsvakantie in Frankrijk.
Het hotel heeft zeker geen hogere standaard dan het restaurant. Als het inderdaad zo is dat
"cleanliness is godliness", dan besluit ik om vandaag niet te gaan mediteren op de
goede en slechte daden die ik heb verricht in mijn leven.
Dag 8: Huallanca - La Unión 22 km
De diarrhee is zeker nog niet over. De nacht wordt wederom gedomineerd door de
frequente bezoeken aan de toiletten. Ik zal vandaag niet verder fietsen dan het
provinciestadje La Unión, de enige stad tussen Huaraz en Huánuco. De route
naar La Unión is fijn. Het is hier niet te hoog meer en de landschappen zijn
voortreffelijk. Door een smal kloofdal volgt de weg de rivier. Nergens hoef ik te
klimmen. Na een kort ritje kom ik aan in La Unión, waar ik een prima hotel
vind met vriendelijk en behulpzaam personeel. Het hotel heeft een prachtige tuin,
waar ik lekker in kan luieren. Ik besluit om op deze goed plek volledig uit te zieken
en pas daarna weer door te gaan.
Dag 9 : Rustdag (hersteldag) in La Unión
Dag 10: La Unión - Chavanillo 83 km
Voor het eerst sinds de maagproblemen begonnen, voel ik me helemaal hersteld. En dan
ook echt helemaal! Ik stroom over van de energie en heb nergens meer zin in dan om
te fietsen. En dat komt goed uit, want dat is ook wat ik zal moeten doen om weer ergens
anders te komen.
Ik wist niet dat klimmen zo makkelijk kon gaan. Zelfs als er tijdens de afdaling ineens
een lange, overbodige klim en even verderop net zo lange afdaling gemaakt moet worden naar een dorpje ver
boven het dal, verhoogt dit alleen maar het fietsplezier. De dag eindigt met een
klim die wél naar een pas slingert. De laatste pas op weg naar Huánuco
wordt de Corona del Inca genoemd ofwel de kroon van de Inca. De pas zal ik vandaag
niet bereiken. Ik slaap in het dorp Chavanillo dat als een adelaarsnest 1.000 meter
boven de Maranánvallei ligt. De kinderen van het dorp helpen me om een hotel
te vinden. De rest van de middag en de avond doe ik mee aan een volleybalwedstrijd
zonder einde.
Dag 11: Chavanillo - Corona del Inca - Huánuco 73 km
Gisteren klom ik vier uur, vandaag volgen nog twee uur alvorens ik de laatste pas
bereik, de Corona del Inca. Op weg kom ik veel bekenden van gisteren tegen. Sommigen
gaan naar school, anderen zijn op weg naar werk. Ik zie alleen maar gelukkige,
lachende gezichten van de kinderen van het vriendelijke dorp Chavanillo. Na het bereiken
van de 3.900 meter hoge pas hoef ik alleen maar naar beneden. En niet een beetje.
Huánuco ligt op 1.800 meter hoogte. Dat betekent veel kilometer naar beneden,
veel opwaaiend stof en ook veel neerdwarrelend stof op mijn kleren, op mijn haar
en op mijn bezwete huid. De frequentie en de grootte van de dorpen stijgt naarmate ik
verder daal. Evenzo zijn er steeds meer mensen op de weg, steeds meer bussen op de weg en
steeds meer stof boven de weg als er weer eens een bus voorbij is gereden. Tevens
zijn er steeds meer honden op de weg. De laatste dagen heb ik alleen maar vrienden
gemaakt. Boeren, hoteleigenaren, kinderen, zelfs de vrachtwagenchauffeurs waren mijn
vrienden op de weg. Alleen met de honden is het niet goed gekomen. Ik vertrouw de
viervoeters voor geen meter. En dat gebrek aan vertrouwen lijkt wederzijds. Dat
maak ik althans op uit de grommende, gorgelende geluiden en de onbegrijpelijk
grimmige uitdrukking in de ogen. Waar komt deze peilloze haat vandaan?
Na een paar uur stuiteren over de weg bereik ik de ruim 4.000 jaar oude
tempels van Kotosh. De tempels werden waarschijnlijk gebruikt als offerplaatsen
voor dieren maar misschien ook wel voor jonge maagden. De Goden konden erg behoeftig
zijn. Ik heb moeite om de wens te onderdrukken dat een aantal van mijn viervoetige vrienden
zijn gebruikt om de honger van de Goden te stillen.
Van Kotosh is het nog maar een paar kilometer alvorens ik terugkeer in de geciviliseerde
wereld in Huánuco.
Dag 12: Huánuco - Huariaca 68 km
Huánuco is niet zo geciviliseerd als ik had gehoopt. Mijn bankpas wordt
in geen enkele bank geaccepteerd en dat is niks minder dan een horrorscenario.
Zowel mijn bankpas als mijn creditcard zijn niet geschikt voor de automaten die
alleen plaatselijke kaarten en visa accepteren. Na uren met behulpzame bankbeambten
door de stad te hebben gesleurd, heb ik nog steeds geen resultaat. Ik had door
de Centrale hooglanden van Peru zuidwaarts naar Cuzco willen doorsteken maar
zonder geld kom ik niet ver. Ik zal op safe moeten spelen en rechtsreeks op Lima
aan moeten koersen. Het is nog niet zo erg dat ik met de bus terug moet maar ik
mag in ieder geval niet te lang doen over de terugtocht. Niets aan te doen.
Op weg naar Lima nu en zo gauw mogelijk. Dan moet ik daar maar verder nadenken
over het vervolg van de route.
Nu ik weer op de fiets zit, kan ik snel de nieuwe omstandigheden accepteren.
Ik heb net de Andes west-oost doorkruist en zal nu oost-west terugkeren over een
noordelijkere route. Het is al middag als ik vertrek en er staat wederom een
stormachtige wind... in de rug deze keer. Ik word simpelweg tegen de berg opgeblazen.
Zonder moeite beland ik in het dorp Huariaca, halverwege de klim naar de eerste
pas bij Cerro de Pasco.
Dag 13: Huariaca - Cerro de Pasco - Junín 118 km
Met een storm in de rug gaat het fietsen makkelijk, ook in de Andes. In drie uur
klim ik maar de naamloze pas op 4.300 meter hoogte nabij Cerro de Pasco. Er is een liedje
met de titel "Who let the dogs out?". Dat is een prangende vraag nu ik omringd ben door
liefst zestien luide, vieze, snotterige honden. Ik bevind me een aantal minuten lang
in een status quo waarbij ik niet vooruit kan en niet achteruit. De honden staan op
anderhalve meter afstand en komen noch dichterbij, noch doorbreken ze de circel. Ik
probeer een list te bedenken maar een lokale tegenligger breekt de situatie al open.
De honden zien de tegenligger, waar een deel van de honden opaf rent. De andere helft
kiest er voor om mij te vergezellen maar ik heb geen behoefte aan gezelschap. De circel is
doorbroken en ik kan van de gelegenheid gebruik maken om hard weg te fietsen. De ene helft
van de honden achtervolgt mijn amigo, de andere helft volgt mij, afschuwelijk hard
blaffend. Als ik omkijk, ben ik geschokt van het verbijsterende fanatisme in de ogen
van de viervoeters.
Na Cerro de Pasco volgt een kleine afdaling waarna ik op een grote
hoogvlakte terecht kom van zestig kilometer lang en dertig kilometer breed. Ik steek de
vlakte schuin over, een aardig voorproefje op de veel grotere hoogvlakte van de Altiplano
in Zuid Peru en Bolivia. Ik beland in de oude stad Junín, waar een historische
veldslag is geleverd tussen het Spaanse leger en de Inca's. Ik vind een hotelletje
en, zeker zo belangrijk, een theehuis waar heerlijke taart wordt gemaakt. Het voelt als
een weldaad om een dag niet de verschrikkelijke papas fritas te hoeven eten.
Dag 14: Junín - La Oroya - Abra de Anticona - San Mateo 136 km
De stad Junín ligt op 4.100 meter hoogte, wat erg hoog is voor een stad. Erger dan
de hoogte is de kou. In een theestalletje weet ik een kom warme en verrassend lekkere schapemelk
te verkrijgen. Dit geeft me de moed om weer in de arena van de koude, desolate pampa's
van Junín te stappen.
Als gevolg van een ongekend harde meewind bereik ik La Oroya al om 1 uur 's middags.
En dat is maar goed ook want de beoogde overnachtingsplaats is de lelijkste plek
die ik ooit heb gezien. La Oroya is een mijnstad die visueel
niets te bieden heeft dan staal, pijpen, buizen, rook en infrastructuur. De bergen
rondom de stad zien er gehavend en toegetakeld uit. Dit is geen plek waar geleefd
wordt, dit is het dodenrijk. Op deze plek wordt geboord, verbrand en vermalen. Hier
moet ik niet zijn.
Ik ben opgelucht als ik de ravages van La Oroya achter me heb gelaten. Ik ben weer omringd
door de punavegetatie. De consequentie van mijn beslissing om door te rijden is dat ik nu aan de klim begin
van de 4.800 meter hoge Abra de Anticona. Al na twee uur fietsen bereik ik het stadje
Morococha op tien kilometer voor de pas. Met een storm in de rug en over goed asfalt
is het fietsen zelfs op deze hoogte goed te doen. Helaas is ook Morococha een esthetisch
minder geslaagde mijnstad. Niet zo grimmig als La Oroya maar lelijk is lelijk. Ik vind
dat ik beter verdiend heb en besluit door te gaan naar de pas. Als ik de pas niet
haal voor het donker, kan ik altijd nog terug. De laatste kilometers zijn ondanks de
meewind toch nog taai maar al met al heb ik de laatste hobbel op weg naar Lima toch
betrekkelijk eenvoudig kunnen nemen. Een hagelbuitje steekt op maar ook dat kan de
pret niet drukken. Ik begin aan de afdaling, weg van de hagel, weg van de grimmige
mijnsteden. Vanaf nu begint de grootste aaneengesloten afdaling van de wereld.
In 140 kilometer daalt de weg van 4.800 meter hoogte naar nul meter in Lima en
Callao. De eerste vijftig kilometer van de afdaling neem ik vandaag alvast voor
mijn rekening. In een uurtje daal ik door een prachtig veelkleurig rotslandschap
naar beneden, vergezeld door het strijklicht van de ondergaande zon. In het
vriendelijke bergstadje San Mateo vind ik een overnachtingsplaats.
Dag 15: San Mateo - Lima 112 km
Vandaag is de dag van terugkomst in Lima. Daarvoor hoef ik alleen maar af te dalen.
En ik moet de honden trotseren die weer eens met ware doodsverachting voor mijn
fiets springen. Ik verlies al mijn geduld met de stupide beesten maar er is niks aan
te doen. Na iets meer dan twee uur bereik ik de voorsteden van Lima. Lima heeft
een kenmerkende grijze dag. De stad heeft een ongelukkig klimaat met een zeemist die
bijna altijd aanwezig is. Ondanks de ligging op zeeniveau in de tropen, is het zelden warmer
dan 20 graden.
Lima heeft ongeveer 8 miljoen inwoners. Het leven speelt zich af op straat. Dat maakt
Lima een drukke plaats. Toch overbrug ik de eerste kilometers door de stad
betrekkelijk vlot. Ik had vooraf besloten om zo lang mogelijk de weg te blijven volgen
die parallel loopt aan de rivier de Rimac. Dat heeft het gevolg dat er geen zijwegen
van rechts kunnen komen en dat ik dus altijd voorrang heb. Die strategie pakt goed uit.
Ik kruis de Panamericana. Ik had op de kaart gezien dat ik na een kilometer linksaf zou
moeten slaan, om zo vlak voor het centrum zuidelijk af te slaan. Ik wil naar mijn favoriete
hotelletje in het zuidelijk Barrancodistrict. Aangezien het te druk is om rustig op
de kaart te kijken ga ik maar op goed geluk mee met de stroom. Het is niet veel
meer dan op een vlot meedrijven op de golven en de stroming maar dat is de manier
waarop het het beste gaat.
Voorbij het centrum kom ik in iets rustiger vaarwater. Het wordt daarna weer langzaam drukker
totdat ik in een zakengebied ben met wolkenkrabbers. Als ik ook dit gebied doorkruist heb,
zie ik het bekende toeristenplaatje van de kathedraal van Miraflores temidden van veel
hogere wolkenkrabbers. Ik ben nu dus in Miraflores. Dat betekent dat ik vlakbij
het aangrenzende district Barranco ben. Ik rijd naar de zee en zie Barranco liggen
achter de baai en achter de rotskliffen de Lima scheiden van de zee. In vijf minuten
bereik ik het beoogde hotel.
Safe in Lima. Na een warme douche en een bezoek aan de pinauotmaat voel ik mij een
vrij man. Na ruim twee weken in Peru heb ik al veel gezien en beleefd. Nu moet
ik knopen doorhakken. Ik besluit het stuk naar Cuzco niet te fietsen maar met de
bus te doen. Ik wil namelijk op tijd in Cuzco zijn om de Inca Trail te doen voordat
de regentijd begint. Die kan vanaf nu elk moment toeslaan; ik voel dat ik me de
kleine twee weken niet kan permitteren die ik fietsend nodig zou hebben. Bovendien staan
de eerste dagen langs de snelweg van de Panamericana me nogal tegen. Ik heb besloten.
Ik koop een buskaartje.
Dag 17 en 18: Cuzco
Ik was alweer vergeten hoe vermoeiend een busreis kan zijn. Ik heb al weer spijt
dat ik niet me de fiets naar Cuzco ben gegaan. Na zeventien uur stap ik als een
oude man de bus uit. Wel heb ik geluk gehad om in goed gezelschap te verkeren.
Een jongeman uit Chiclayo in Noord Peru heeft me bijgepraat over het leven
in Cuzco. Hij werkt in Cuzco maar houdt uiteindelijk meer van zijn geboortegrond
waar het leven rustiger zou zijn en de bevolking openhartiger.
Het eerste dat me te doen staat in Cuzco is het regelen van de Inca Trail, de vierdaagse
voettocht naar Machu Picchu. Tegenwoordig is het verplicht om met een georganiseerde
touroperatie te mee te gaan. Ik vind het na de eenzame omzwervingen in Centraal Peru
ook niet onplezierig om weer eens deel uit te maken van een sociale groep. Het organiseren
gaat eenvoudig. Ondanks alarmerende berichten over lange wachttijden lukt het me om
overmorgen met een groep mee te gaan. Met hulp van de hoteleigenares, die daar
vast wel enige provisie aan overhoudt maar daar hoe dan ook haar stinkende
best voor heeft gedaan. Ik zal onderdeel worden van een groep van 9 toeristen plus
gids plus kok plus dragers. Het stuit me tegen de borst dat dragers voor ons de tenten
en het voedsel omhoog sjouwen. Aan de andere kant kan ik niet in mijn eentje de hele
wereld veranderen.
Ik heb dus anderhalve dag om de omgeving van Cuzco te verkennen. Cuzco is de oude
hoofdstad van het Incarijk. Qosqo was de naam van de stad dat 'navel van de wereld'
betekent. Op zijn minst was Cuzco het centrum van het rijk dat zich uitstrekte van
Ecuador in het noorden tot Noord Chili in het zuiden en van de kustwoestijnen tot
de tropische regenwouden van het Amazonegebied. Anno nu is er niet veel meer te zien
van de rijkdommen van de Incahoofdstad. De Spanjaarden hebben de stad zo goed als
met de grond gelijk gemaakt. Het centrum van Cuzco is door de Spanjaarden herbouwd
in koloniale stijl. In de omgeving van Cuzco zijn nog wel de nodige incasites
te zien. Sacsayhuamán ligt op loopafstand van de stad. Het is verbazingwekkend
hoe de Inca's de muren hebben kunnen bouwen met stenen van meer dan een kubieke
meter. Ten eerste is het de vraag hoe de Inca's dergelijk zware stenen op de juiste
plaats konden krijgen en ten tweede hoe ze de stenen op de millimeter op elkaar konden
laten aansluiten.
Dag 19: Eerste dag van de Inca Trail
Een nieuwe busrit brengt de tourgroep aan de start van de Inca Trail. De start is
zo maar ergens in de wildernis, niet bepaald wat je verwacht bij één van
de meest beroemde trekkings van de wereld. Na een paar minuten is het schouwspel
al aanmerkelijk indrukwekkender. De besneeude top van de Nevado Veronika torent
ver boven de omliggende bergen uit.
Ik mag me gelukkig prijzen met de groep die ik heb getroffen. Tom is een energieke
kerel met wie ik graag optrek, Najib is nooit te beroerd om spirituele elementen aan
een discussie toe te voegen en de drie Engelse vrouwen Kirsty, Carry en Karen herinneren
me eraan dat er altijd een vrouwelijk aspect aan de zaken van het leven verbonden is.
Samuel bewijst keer op keer dat hij de perfekte kok is voor een tocht als deze en Nancy
is de beste gids die we konden krijgen. Ze is sociaal en persoonlijk en heeft een goed oog
voor de natuur en de cultuur van het gebied.
De eerste dag is niet zwaar. Na een paar uur lopen bereiken we het eerste kamp. Er wordt
door de plaatselijke bevolking een feest georganiseerd ter ere van Virge de Santa Ana
of iets in die strekking. Dat betekent dat er een kakofonie aan saxofonisten te horen is.
Als ik niet beter zou weten, had ik me bij een freejazzconcert in het Bimhuis gewaand maar
ik sta hier toch echt in een andere entourage. De muziek kan erg opwindend, dramatisch en
zelfs extatisch zijn, soms ten koste van gedegen melodie. Al met al is de muziek
mysterieus en boeiend. De ervaring toont maar weer aan dat er altijd verborgen werelden
zijn, dat er altijd nieuwe dingen te leren zijn over onszelf en de wereld om ons heen.
Dag 20: Tweede dag van de Inca Trail
De tweede dag van de Inca Trail zou de zwaarste moeten zijn. We moeten de Dead Woman Pass
oversteken op 4.200 meter hoogte. Omdat ik intussen getraind ben en aan de hoogte
gewend ben, heb ik geen problemen. Terwijl ik wacht op de anderen van mijn groep,
zie ik de toeristen voorbij trekken, ieder in zijn eigen strijd met de elementen.
Zonder training en hoogtegewenning is de klim naar de pas vanzelfsprekend een stuk zwaarder.
Ook voor de dragers geldt dat de tocht omhoog zwaar is. Wettelijk mag er niet meer
dan dertig kilogram worden gesjouwd maar de manier waarop dat gedaan wordt (soms met een
hoofdband!) maakt me alles behalve jaloers op de dragers.
Dag 21: Derde dag van de Inca Trail
De derde dag van de Inca Trail is de meest interessante dag. Na een korte klim
naar de tweede pas betreden we een opvallend groene vallei. We komen met elke stap
dichter bij het tropische regenwoud van het Amazonegebied. De Urubamba is
één van de hoofdaders van de Amazone. Dit zijn de buitengewesten van
het oude Incarijk en tevens de laatste oprispingen van de Andes. Niet ver voorbij
Machu Picchu verlaat de Urubamba de bergen.
Het groene gebied dat we nu doortrekken wordt 'cloud forest' genoemd. Dit is de
hooggebergtevariant van het regenwoud. De atmosfeer is bijna altijd vochtig, zelfs
als het niet regent. De mistwolken die aan de bergen kleven, leveren voldoende water
voor de vegetatie om uitbundig te kunnen bloeien. Er zijn geen bloemen of boomsoorten
die ik herken, anders dan varens en orchideeëen.
Na een korte afdaling en een korte klim bereiken we de derde pas van de Inca Trail.
We staan nu hoog boven de Urubamba. Het dal van de Urubamba wordt door de Inca's
de Valle Sagrado genoemd ofwel de Heilige Vallei. Machu Picchu en alle andere sites
van de Inca Trail zijn uit het zicht van de Urubamba rivier. Het is de reden dat de
Spanjaarden deze plaatsen nooit hebben gevonden. Op deze manier zijn de plaatsen
bewaard gebleven tot de dag van vandaag.
We dalen af naar het derde kamp. Tom en ik nemen de omweg via de steile Intipata
terrassen, fascinerend en prachtig. Zijn de sites zo fascinerend omdat ze een glimp
bevatten van een wereld van een hogere en onbekende orde? Of zijn ze zo fascinerend
enkel en alleen vanwege het mysterie zelf?
Dag 22: Laatste dag van de Inca Trail
Dit is de dag. De dag dat we machu Picchu zullen bereiken, de meest bekende archeologische
site van Zuid-Amerika. We worden gewekt als het nog donker is. Samuel heeft dan al
wonderen verricht in de keuken. Na het ontbijt gaan we op stap. Voetje voor voetje
schuifelen we door het donker in de richting van de Machu Picchu. De ochtendschemer is
zich op dat moment reeds aan het verbreiden over de oostelijke horizon. Binnen een
kwartier staat de hele hemelspan in een gloed met roze en paarse streken. De bergtoppen
van de Cordillera Vilcabamba torenen achter de vallei hoog boven ons uit. Het dal van
de Urubamba ligt nog altijd een kleine duizend meter onder ons. De heilige wateren van de
Urubamba Rivier banen zich kronkelend een weg door het verticale granietlandschap in
de richting van het Amazonegebied en, veel verder, de Atlantische Oceaan. Het groene
verticale landschap is zelfs zonder de Machu Picchu adembenemend en inspirerend.
Juist voor zonsopkomst arriveren we bij de zogenoemde 'Sunrise Gate', de plaats waar de
trekkinggroepen wachten op de eerste zonnestralen die op het Machu Picchu complex vallen. Na de
schitterende schemerwandeling is het een saaie bedoening om te wachten op het zonlicht.
Als de zon dan eindelijk zijn stralen werpt op de Machu Picchu, is het uitzicht natuurlijk toch
wel heel speciaal, ondanks dat het resultaat precies volgens verwachting is. En juist omdat
deze schitterende ervaring zo voorgekookt is en zo volledig aan deze verwachting voldoet, is
deze ervaring net wat minder speciaal dan de vele spontane ervaringen die we als groep hebben meegemaakt.
Fotorolletjes worden volgeschoten. Leicamania. Daarna beginnen we aan de laatste meters van
de trektocht.
We betreden de site van de Machu Picchu en leren van de mystieke verbindingen van de verschillende
gebouwen met dieren, natuur en de astronomische en astrologische wereld. De Inca's
hadden een scherp oog op zonnestanden, veranderende seizoenen en de cycli van sterren.
En ze wisten hoe een stad in deze gebieden aardbevingresistent gebouwd dient te worden.
Waar de meeste Spaanse gebouwen en kerken de tand des tijds niet hebben weten te doorstaan
als gevolg van aardbevingen, daar staan de Incabouwwerken van alle sites nog stevig overeind,
ondanks het feit dat deze bouwwerken ouder zijn.
Na een half uur bereiken de eerste toeristen via trein en bus Machu Picchu. Honderden
toeristen spreiden zich uit over het complex. De meeste trekkers dalen nu af naar
het treinstation. Niet Tom en ik. Wij gaan juist omhoog, naar de top van de Wayna Picchu.
Op deze steile granietbasiliek achter de Machu Picchu schijnen ook een aantal tempels te staan.
De wandeling biedt schitterende uitzichten naar beneden en is daarom niet geschikt
voor mensen met hoogtevrees. Aan alle kanten zien we de Urubamba Rivier om de rotspunt
stromen, een magnifiek slotstuk op vier sublieme dagen Inca Trail.
Dag 24: Cuzco - Chinchero - Urubamba - Ollantaytambo 82 km
Het is intussen al weer meer dan een week geleden dat ik voor het laatst op de fiets zat.
De laatste kilometers waren wel enerverend: in de drukte van Lima. Fietsen door Cuzco
is niet veel minder druk. Cuzco is wel een stuk overzichtelijker is. Na een kwartier
ben ik op de uitvalsweg en klim ik snel boven de stad uit.
Na een half uur klimmen kom ik op een rustig golvend heuvellandschap. De omgeving
doet denken aan Toscane maar is gelukkig veel rustiger. De kleuren zijn ook beter
dan in Toscane en dan is er nog de bonus van de besneeuwde Andestoppen in de verte.
Ik ben op weg naar de Valle Sagrado, het dal van de Urubamba. Machu Picchu en de
andere sites van de Inca Trail zijn niet de enige archeologische hoogtepunten van
de Valle Sagrado. Ollantaytambo en Pisac moeten twee andere balangrijke hoogtepunten
zijn. Reden om de vallei nogmaals te bezoeken maar dan met de fiets. Vandaag ben
ik op weg naar Ollantaytambo. Morgen zal ik Pisac aandoen en verder zuidelijk aanhouden
richting Titicacameer en Bolivia.
Ik daal af naar de Urubambarivier en door een nauw dal fiets ik naar Ollantaytambo.
Ook in deze archeologische site is weer veel steenwerk te zien. De oude stenen
falen nooit om de verbeelding aan het werk te zetten. Ademen deze stenen
nu werkelijk een fijnzinnig of spiritueel superieur verleden uit of slaat mijn
verbeelding op hol? Ik weet het werkelijk niet. Misschien doet het ook niet ter
zake. Als een diep gevoel van vrede en rust het resultaat is, waarom zou ik deze
gevoelens als onwerkelijk verwerpen?
Dag 25: Ollantaytambo - Urcos 108 km
De transcendentale gevoelens van gisteren hebben niet al te diepe sporen achtergelaten.
Vandaag is een bewolkte dag en ik voel me niet geïnspireerder dan het lauwe weer.
Na 50 vlakke, eenvoudige kilometers naar Pisac mis ik de motivatie voor de 7 kilometer
lange klim naar de archeologische site. Ik heb genoeg oude stenen gezien de laatste dagen.
Natuurlijk is het laten schieten van het hoogtepunt van de dag geen goede investering in mijn
spirit. Net als een gewone werkdag ben ik blij als ik de 9 tot 5 dag besluit in Urcos,
waar ik de rest van de dag verbeid achter het internet.
Dag 26: Urcos - Sicuani 95 km
Een afschuwelijke nacht in Zuidamerika's slechtst ruikende hotel weet mijn spirit
niet op te krikken. Vies en nog altijd slaperig bereik ik de provinciestad Sicuani
waar ik eindelijk een koude, maar zeer gewaardeerde douche kan nemen.
Dag 27: Sicuani - Abra la Raya - Pucará 145 km
Na twee saaie, bewolkte dagen komt de weersverbetering precies op tijd. Vandaag wil
ik klimmen naar de Abra la Raya, de pas tussen Cuzco en het Titicacameer. Gelijk na
Sicuani is het landschap al uitermate schilderachtig. De akkers zijn gekleurd in het
geel van koren, en oranje en bruin van de aarde en het olijfgroen van de niet weg te denken
eucalyptusbomen. De Indiaanse populatie is massaal aan het werk op het land. De vredige
taferelen en het fraaie landchap zorgen voor een nieuw hoogtepunt op de fietsreis.
Na een uur klimmen wordt het ene mooie landschap verruilt voor het andere: de welbekende
puna's. "They call me mellow yellow" zong Donovan lui in de jaren '60. Dat kan ook gezegd
worden van Pachamama, de zogenaamde Moeder Aarde van de Indianen. De hele wereld lijkt
te zijn geschilderd in Donovans favoriete kleur.
De pas is 4.300 meter hoog. Omdat de weg geasfalteerd is en nergens steil, kan deze
pas gerekend worden tot de allermakkelijkste van Peru. In ieder geval onder de huidige
windloze omstandigheden. Met een storm tegen wordt dit natuurlijk al gauw een heel
ander verhaal.
De afdaling is relatief kort. Aan de Titicacazijde van de pas ligt de befaamde
Altiplano, de hoge, barre vlaktes op 4.000 meter hoogte. Het land van de condor
en de lama. Condors heb ik nog niet gezien maar lama's des te meer. De wollen monsters
zijn overal van de partij op de puna's van Peru. Eén van de beste kwaliteiten
van de Altiplano is de lucht erboven. De hemel is nog blauwer dan ik me had kunnen verbeelden.
Panoramisch is een eufemisme voor de beschrijving van het landschap. De witte wolken
zijn constant in beweging, nemen steeds weer nieuwe vormen aan en vervagen, verdwijnen
weer.
In de middag komt de wind toch weer sterk opzetten en is het weer zwaar werk om voort te ploegen
door het eindeloze landschap. Er ontstaan ook gigantische zwarte wolken boven de Altiplano.
Ik besluit het voor gezien te houden in Pucará. Juist op tijd want ik ben nog niet
binnen of een helse onweersbui breekt los en maakt de Altiplano een inferno van wind,
regen, hagel en donder en bliksem.
Dag 28: Pucará - Juliaca - Sillustani - Puno 138 km
Het weer is helemaal opgeklaard als ik opsta. Een diepblauwe lucht verwelkomt me.
Vanwege de regen van gisteren is de lucht zelfs nog helderder dan anders. De weidsheid
en openheid van de immense Altiplano zijn ongenaakbaar.
Sins ik het laatste dorp heb gepasseerd, hangen er twee jongemannen op fietsen om
me heen. Ze zeggen niets tegen me en antwoorden ook niet als ik iets vraag. Als
ik harder fiets, fietsen zij ook harder en als ik stop, blijven ze op me wachten.
Ik vertrouw de twee niet. Ze blijven maar een paar meter achter me hangen en smoezelen
de hele tijd met elkaar. Ze lijken over iets te onderhandelen wat ik niet mag horen.
Ik zal kalm moeten blijven en niet in de verleiding moeten komen om ineens hard weg
te fietsen. Zij zijn onbepakt en zullen sneller zijn. Gelukkig ben ik niet de enige
die een slecht gevoel heeft bij hun negatieve aanwezigheid. De twee krijgen ook van
elkaar de kriebels. Als de twee helemaal opgaan in een ruzie, krijg ik de kans om
ongemerkt weg te sluipen.
Ik kom dichter en dichter bij het bekende Titicacameer. Het landschap is inmiddels
helemaal vlak. Na twintig kilometer in het vlakke niets te fietsen, zijn de bergen
inmiddels erg ver weg. Alleen de zuurstofarme lucht getuigt nog van de grote hoogte.
Het Titicacameer ligt op 3.800 meter hoogte en is het laagste punt van de Altiplano.
Als een grote oase ligt Juliaca midden in de vlakke leegte. Leeg is de stad van 250.000
inwoners overigens niet. Er wonen heel veel mensen op een klein oppervlak en omdat
er vandaag een processie plaats vindt, hebben al deze mensen zich op een nog kleiner
oppervlak teruggetrokken: langs de hoofdstraat waar de processie langs marcheert.
Er worden veel processies gehouden in Peru. Dit is niet de eerste processie die ik heb
gezien. De kleurrijke en levendige stoet wordt enthousiast toegeschreeuwd door de
gigantische menigte. Er is geen doorkomen aan en ik besluit een quinoa te bestellen
bij een marktstalletje. Ik kom een Franse missionaris tegen. Samen drinken we
quinoa en wachten tot de menigte is verdwenen. Na een half uur is de menigte er
nog steeds. De missionaris is zo vriendelijk om me de stad uit te loodsen door een
onnavolgbare route door achterafstraatjes. Hij moet ook aan de ander kant van de
stad zijn. Binnen een half uur ben ik de stad uit gegidst en ben ik weer alleen
op de immense Altiplano.
Het is nog 45 kilometer naar het Titicacameer. De weg naar Puno, de grootste stad
aan het Titicacameer, is onaantrekkelijk. Het drukke verkeer maakt fietsen tot
een nerveuze ervaring. Halverwege neem ik een korte adempauze om de spanning te breken.
Een paar kiometer van de weg liggen de oude Incagraftombes van Sillustani. De tombes
vormen een welkome rustpauze.
Terug op de hoofdweg moet ik het weer doen met gas, stof en geluidsoverlast. Na
een uur begint de weg ook nog eens onverwacht te klimmen. In plaats van af te
dalen naar een meer gaat de weg omhoog. Na het beklimmen van de heuvelrug,
zie ik het Titicacameer beneden me liggen. Puno strekt zich uit van de heuvel
waar ik op sta tot aan het meer beneden. Het uitzicht maakt Puno voor mij tot de
Montecarlo van de Altiplano.
Dag 29: Puno
Het Titicacameer is het hoogste bevaarbare meer van de wereld. Het is eveneens de
plaats van de Drijvende Eilanden. De eilanden van riet zijn met de hand gemaakt
van de rietplanten die ruimschoots groeien langs de kust van het meer. De drijvende eilanden
zijn bewoond door een paar honderd families. Alles is van riet gemaakt. Alleen de brievenbus
ziet er uit zoals in de rest van de wereld, van ijzer.
De bevolking leeft van oudsher van de visserij maar de laatste decennia blijkt toerisme commercieel
aantrekkelijker. En zo blijkt want er zijn inderdaad veel toeristen. Ik mag niet klagen.
Morgen mag ik weer fietsen. Met een beetje geluk kan ik Bolivia bereiken...
Dag 30: Puno - Juli - Pomata - Yunguyo - Copacabana 148 km
Ik had hoge verwachtingen van fietsen langs het Titicacameer maar het drukke verkeer
tempert mijn enthousiasme met de minuut. Ik had slecht geslapen vannacht, wellicht
vanwege de hoogte. Ik voel me dan ook moe en snel geprikkeld. Het resultaat is
in ieder geval dat ik het vooralsnog niet erg naar de zin heb vandaag. Het kost
me twee uur om mezelf te herpakken maar dan ben ik er ook. Het veranderende
landschap helpt ook mee. Ik heb het meer tijdelijk verlaten en ik rijd nu door een
wijde open vlakte. Hemel en Aarde liggen in een groots panorama voor me. Kleine
witte wolken accentueren de diepblauwe hemel terwijl de schaduwen van de wolken
rusteloos over de grond jagen.
Om één uur bereik ik het stadje Juli. Juli is een klein juweeltje aan
het Titicacameer. Het landschap blijft ook voorbij Juli wondermooi. De weg verlaat het
Titicacameer nu niet weer. Het landschap ten zuiden van Juli is erg droog. Kale
heuvelruggen liggen dwars op het meer en vormen kleinere en grotere baaien. Daartussen
liggen groene valleien. Er werken veel mensen op het land. De mensen groeten
me enthousiast als ik voorbij kom fietsen. Ik voel me helemaal gelukkig in deze
vriendelijke atmosfeer.
Er ligt nog een grote baai voor me die maar Bolivia moet leiden. De wind is de laatste uren
sterk in kracht toegenomen maar ik houd vol. Achter het meer, in Bolivia, kan ik reeds
de besneeude toppen van de Cordillera Real onderscheiden. De bergen moeten op ongeveer
150 kilometer afstand van hier liggen.
De laatste kilometers van Peru zijn niet de makkelijkste. Na het prachtige stadje
Pomata is de wind weer als vanouds over de vlaktes aan het jagen. Langzaam zie ik
het stadje Yunguyo ndichterbij komen. Yunguyo is de laatste Peruviaanse plaats voor
de grens. Vanaf Yunguyo is het nog maar 8 kilometer fietsen naar Copacabana, het eerste
stadje in Bolivia. Ik heb geen problemen bij de grens. De administrtie is een soepel
geoliede machine en na 5 minuten sta ik alweer buiten. Met de eerste omwentelingen
in Bolivia, zie ik de zon ondergaan in het Titicacameer. Mijn romantische ik kan
niet anders dan genieten van de prachtige zonsondergang. Mijn verantwoordelijke ik
weet echter dat er doorgereden moet worden; de zon gaat snel onder in de Tropen.
De avonturier in me droomt alweer van nieuwe avonturen die zullen opdoemen achter
de horizon.
Dag 31: Copacabana
Mijn eerste dag in Bolivia neem ik gelijk een rustdag. Er is veel te zien in
Copacabana. Het stadje is prachtig gelegen met kleine bergen in en rondom het meer.
Iedereen houdt van Copacabana. Het is niet voor niets dat het bekende strand van Rio de
Janeiro naar het Boliviaanse Copacabana is genoemd en niet andersom! Een ander
hoogtepunt is de opmerkelijk witte kathedraal. Wat mezelf betreft is ook het
goede eten een hoogtepunt. En dan zijn er natuurlijk de schitterende zonsondergangen
in het Titicacameer.
Het beste aan Copacabana is echter de nabijheid van het Isla del Sol. Ofwel: het
zonneëiland. Vroeg in de morgen wacht ik met diverse toeristen op de boot naar
het eiland. Onderwijl raak ik aan de praat met Helena, een alleraardigste
Française. We trekken gezamenlijk op vandaag. Er is een trektocht van
een halve dag van de ene naar de andere kant van het eiland, dwars over de heuvelkam.
Onderweg zijn er incaruïnes te bezichtigen.
Het eiland doet haar naam eer aan. Het is een briljante dag en de zon is de hele
dag present. Ondanks de hoogte voelt het wel 25 graden celsius. Alles op het eiland
lijkt Grieks. De zon, de blauwe hemel, het blauwe water, de mediterrane vegetatie
en ruïnes met een archeologisch verantwoord verleden. Mijn reisgenote had
geen passender naam kunnen hebben.
Het ritme van de dag varieert van relaxed tot laiddown. Vandaag wordt de dag eens
niet bepaald door tegenwind, maagproblemen of fysieke uitputting maar door luieren,
rondwandelen, praten over ditjes en datjes en in het gras liggen. Helena vertelt
over haar werk in Cochabamba. Ze helpt de plaatselijke bevolking om culturele activiteiten
op te zetten. Een interessante baan maar ook een hell of a job, want de Bolivianen
staan niet bekend om hun stiptheidscultuur. Organisatie en discipline zijn vooralsnog
niet de peilers waar de Boliviaanse samenleving op geschraagd is.
De zonnige dag komt tot een einde. We nemen afscheid. Helena gaat terug naar
Cochabamba. Ik zal morgen richting La Paz vertrekken. Mijn fiets kan niet nog een
dag wachten.
Dag 32: Copacabana - La Paz 156 km
De romantische Griekse atmosfeer van gisteren is vervangen door een grimmige Siberische
ambiance vandaag. Als ik opsta, ligt het landschap onder een deken van sneeuw. Het
sneeuwt nog steeds licht. De weg klimt steil boven Copacabana de heuvels op, de
wolken in. Na een paar minuten ben ik volledig omringd door sneeuw en wolken. Het is
muisstil, alle geluid wordt gedempt. Ik hoor alleen nog mijn eigen ademhaling. De tijd lijkt
stil te staan. Langzaam trek ik voort, voorzichtig om niet uit te glijden op de
bij tijd en wijle ijzige weg.
Na lange tijd daal ik af tot onder het wolkendek. Een ijzig, maar schitterend,
uitzicht ontvouwt zich over het Titicacameer.
Langzaam verbetert het weer. Het stopt met sneeuwen maar het wolkendek blijft gesloten.
Dat is erg jammer want zodoende mis ik het uitzicht over de ruim 6.000 meter hoge
bergtoppen van de Cordillera Real, Bolivia's meest spectaculaire bergketen.
Na meer dan 200 kilometer te hebben gefietst langs het Titicacameer, is het nu tijd
om het meer te verlaten. Ik blijf nog wel even op de Altiplano. Langs de Cordillera
Real, verborgen in de wolken, trek ik voort richting La Paz. La Paz is de hoogste
hoofdstad van de wereld met het centrum op 3.700 meter hoogte. Dat is nog hoger dan
Lhasa, de hoofdstad van Tibet.
Na een lange dag bereik ik La Paz juist voordat de zon ondergaat. Ik zit echter met een
probleem. Afgaande op de drukte, lijk ik het centrum van de stad te hebben bereikt
maar de straten corresponderen niet met de straatnamen op mijn kaart. Iedereen vertelt
me om maar gewoon rechtdoor te blijven fietsen. Dat doe ik dan maar. Na een paar
kilometer zonder verkeersborden en corresponderende straatnamen lijk ik de stad zelfs te
verlaten. Als ik de weg volg met een boog om een heuvelrug, krijg ik eindelijk helderheid.
Ik sta boven een brede komvallei dat tot de nok toe gevuld is met honderdduizenden
huizen. Ik heb al die tijd klaarblijkelijk door een enorme voorstad gefietst en pas
nu kijk ik neer op het echte La Paz.
Dag 34: La Paz - La Cumbre - Death Road - Yolosa - Coroico 102 km
Na een dag sightseeing in La Paz is het weer tijd om door te trekken. Vandaag wil
ik de Yunga's in fietsen. Achter de bergen van de Cordillera Real stort het Andesgebergte
letterlijk omlaag in de laagvlaktes van het Amazonegebied. Binnen een relatief erg
korte afstand verliest het terrein vrijwel alle hoogte. De tussenzone tussen het hooggebergte
en de jungle van het Amazonebekken wordt de Yunga's genoemd. De Yunga's staan bekend
om het groen landschap, de steile bergflanken en de enorme hoeveelheden regen. De
belangrijkste weg tussen La Paz en het laagland van Bolivia loopt door de Yunga's
en heeft de sinistere naam 'Death Road' gekregen. Elk jaar opnieuw vinden er vele
dodelijke verkeersongevallen plaats. De Death Road begint op de pas over de Cordillera
Real, La Cumbre, op 4.700 meter hoogte. De afdaling eindigt in Yolosa op 1.200 meter
hoogte. De meeste toeristen reizen na Yolosa nog een paar kilometer door naar de 1.700
meter hoog gelegen plaats Coroico, dat fraaie uitzichten over de bergen en valleien
moet hebben.
Het eerste dat me vandaag te doen staat is dus de klim naar La Cumbre op 4.700 meter
hoogte. Het is een zonnige dag. Voor het eerst kan ik de toppen van de Cordillera Real
zien, geheel wolkenvrij zelfs. Ik mag van geluk spreken, gezien de natte reputatie van
de bergen achter de Cordillera Real.
Het is een nerveuze klus om op deze hoogte een steile klim te ondernemen in de
absolute chaos van een Zuidamerikaanse stad. Het is onmogelijk om niet stil te vallen
in dit verkeer. Mijn fiets is te breed om telkens weer te kunnen manoeuvreren tussen
taxi's die om de haverklap stoppen om klanten in en uit te laten. Van tijd tot tijd
sta ik in korte files. De stad strekt zich uit tot halverwege de klim naar de pas.
Op het moment dat ik de stad achter me laat, bevind ik me onmiddellijk in een stil
berglandschap. De laatste kilometers naar de pas zijn daardoor een stuk eenvoudiger.
Helaas zijn niet alle ontwikkelingen even gunstig. Als ik de pas van La Cumbre
bereik, blijkt de volledige omgeving in de wolken te hangen. Waar komen die ineens
vandaan?
De afdaling is verrassend eenvoudig. De weg is van uitstekend asfalt en volgt het
dal. Het begint licht te regenen maar dat kon ik verwachten in een regio dat bekend
staat als erg nat. Geen enkel probleemtot dusverre...
Na een half uur afdaling begint de weg te klimmen. Het landschap is inmiddels helemaal
groen. Nergens ontbreekt de vegetatie. De weg is intussen onverhard geworden. Onder
deze regen is de weg niet veel meer dan een modderpaadje. Het is hard werken om mezelf
voort te ploegen door de modder. Ik vraag me af of ik wel op de goede weg ben. Ik zou naar
beneden moeten gaan en niet omhoog. Helaas kan ik me niet oriënteren op de zon.
En ook niet op mijn kompas, aangezien de weg alle kanten op draait. En er is ook
niemand om de weg aan te vragen. Op goed geluk ga ik door.
Het regent ondertussen pijpestelen en de weg klimt nog altijd hoger en hoger. Meer dan
een half uur klim ik door steeds diepere modder. Gek genoeg stopt het ineens met
regenen. Op dat moment bereik ik een pas over een bergkam. Het uitzicht levert
de antwoorden op al mijn vragen. Een gigantische verticale duizelingwekende groene
wereld ligt voor me. Immense groene hellingen vallen in de peilloze diepte. Ik zie
de modderweg eindeloos voor me uit naar beneden slingeren langs de bergflanken.
Eindelijk begrijp ik naam en faam van de weg. Het uitzicht biedt me ook de zekerheid
dat ik op de juiste weg ben.
Binnen een paar minuten keert de regen terug. En deze keer is het menens. De regen
komt in genadeloze hoeveelheden naar beneden. Overal is water. Het komt uit de wolken,
stroomt van de bomen, watervallen spatten uiteen op de weg. Alles, inclusief
ikzelf, is gekleed in een dikke mantel van modder. Mijn tassen, wielen, remmen,
alles is vies. De weg is glad. Ik kan niet afdalen met snelheden van meer dab 7
kilometer per uur. De weg voert continu langs diepe ravijnen dus ik mag geen enkele
stuur- of remfout maken. Waar en wanneer eindigt deze zondvloed?
Niet spoedig in ieder geval. De status quo wordt pas na een paar uur opgeheven. Als de regen
eindelijk ophoudt ben ik nat tot op het bot en begrijp ik de letterlijke betekenis van
die woorden. Bij een obscure bushalte tref ik een collegafietser aan. Het blijkt Christian
te zijn, een jongeman uit Zwitserland. Hij gaat terug naar La Paz. Ik vraag waarom
hij niet de laatste kilometers van de afdaling afmaakt. Omdat hij geen reden kan bedenken,
vergezelt hij me deze laatste kilometers. Christian is een fantastisch mysterie, Hij
fietst zonder bagage, zonder voedsel, slechts een minimum aan drinkwater. Ook spiritueel
lijkt Christian zonder bagage te reizen. Zonder doel of reden. Als hij geen zin meer
heeft, dan lift hij gewoon terug.
Christian en ik nemen afscheid in Yolosa. We hebben het gehaald. Christian probeert
vandaag nog een bus terug naar La Paz te nemen. Ik heb nog een uur daglicht om Coroico
te bereiken. Ik moet dan wel opschieten. Ik moet nog 500 meter klimmen terwijl donkere
luchten samentrekken achter Coroico. Na een kwartier regent het al zoals ik nog nooit
heb meegemaakt. De weg is een diepe rivier met wild stromend water. Ik ben bang
dat mijn fietstassen en de inhoud ervan zeer serieus te lijden zullen hebben vandaag.
Dan ineens is er een enorme donderslag en is mijn hele gezichtsveld een moment
helemaal wit. De bliksem heeft enkele tientallen meters nabij ingeslagen! Ik zal
moeten wachten tot het onweer is overgetrokken. Het duurt een eeuwigheid voordat
het onweer ver genoeg is verwijderd. Vies en nat fietst een yeti lookalike het
Plaza de Armas van Coroico over. Dat ben ik. Ik rijd het eerste het beste hotel
binnen, het is eindelijk droog.
Dag 35: Coroico, La Paz
Als ik opsta, zijn mijn spullen nog steeds doorweekt. Het dak van het hotel is lek als
een zeef en mijn bagage is nog geen klein beetje opgedroogd. Ik neem kort de schade op.
Het blijkt dat zelfs mijn paspoort, geld en andere waardevolle zaken nog steeds
doorweekt zijn. Buiten regent het ook nog steeds. Ik besluit met de bus terug te keren
naar La Paz om mijn spullen te drogen, alvorens door te reizen.
Dag 36: La Paz, Tiahuánuco
Terwijl mijn bepakking nog een dag nodig heeft om op te drogen, besluit ik deel
te nemen aan een toeristische excursie naar de pre-inca site Tiahuánuco. Onderweg
blijkt echter dat er rellen zijn in El Alto, de zusterstad van La Paz op de Altiplano
die ik enige dagen geleden bij mijn aankomst abusievelijk voor La Paz aanzag. De
straten van El Alto zijn gevuld met protesterende mensen. Sommige mensen hebben stenen
in de hand, andere hebben grote houten staven. Het heeft er alle schijn van dat de
menigte geen heil ziet om op diplomatieke weg het conflict op te lossen. Die indruk
wordt bevestigd als in eerste instantie stenen naar onze bus worden gegooid en in
tweede instantie de chauffeur uit de bus wordt gesleurd. Met een grote riem krijgt
onze chauffeur enkele ferme zweepslagen. Het is de straf om niet 'solidair' te zijn met de
stakende menigte.
We moeten terug. Dat is nochtans niet zo makkelijk te verwezenlijken. We mogen
niet vooruit en niet achteruit. De hoofdstraat is gebarricadeerd en ook de meeste
zijstraten. We proberen toch een zijstraat in te rijden. We komen in een labyrint
van gebarricadeerde straten waar we soms omheen rijden, soms ongevraagd in volle
vaart doorheen rijden, soms ook met behulp van uitgekiende diplomatie van de
chauffeur voorbij mogen. Van de excursie komt vanzelfsprekend niets meer terecht.
Wat is er aan de hand? Het is vanwege het 'gas probleem' dat we geconfronteerd worden
met de stakingsgolf. De Verenigde Staten willen gas winnen van Bolivia's rijke
voorraden en transporteren naar Chili met een pijplijn. Omdat de gewone Boliviaan
daar financieel niets mee opschiet, voelen ze dat de politici alles voor zichzelf houden.
Het feit dat het gas dan ook nog eens zou worden getransporteerd naar Chili, maakt
het er nog erger op. Sinds Chili de Pacific War win in de negentiende eeuw, heeft
Bolivia zijn zeehaven Antofagasta verloren en daarmee zijn trots. Al met al is de
woede van de Boliviaanse burgers invoelbaar. Zoals Bob Marley zong: 'a hungry
mob is an angry mob.'
Aangezien alle wegen behalve de Death Road La Paz verlaten door episch centrum
van de oproer El Alto, zie ik geen mogelijkheden om veilig La Paz te verlaten de
komende dagen. Wat te doen? Ik besluit de ontwikkelingen af te wachten en ondertussen
iets leuks te gaan doen. Tijdens de mislukte excursie naar Tiahuánuco heb ik twee
Spanjaarden leren kennen, die de 6.088 meter hoge Huayna Potosí willen beklimmen
met een gids. Dat lijkt een aardig idee om de tijd mee te vullen. Ik heb een
nieuw doel. Ik stap een agentschap binnen, huur een gids, huur stijgijzers, pikkel
en bergschoenen en ik kan morgen omhoog...
Dag 37: La Paz - Basiskamp Huayna Potosí
Een taxi brengt ons tot de berghut waar de expedities naar de Huayna Potosí
beginnen. Het weer is uitstekend als we beginnen te lopen in de richting van het basiskamp.
Over grote moreneruggen lopen we omhoog. Het is soms glad vanwege resten sneeuw en
ijs tussen de losse stenen. Al met al duurt het niet lang voordat we het kamp bereikt hebben.
Er zijn een aantal andere groepen met gidsen die ook een poging zullen ondernemen om
morgen de top te bereiken.
Het kamp ligt prachtig, aan de voet van de gletsjer. We hebben prachtige uitzichten
over verschillende bergtoppen van de Cordillera Real. Na het opzetten van de tent
en het nuttigen van een eenvoudig avondmaal is het sociale uurtje tussen de diverse
klimgroepen aangebroken. De Spanjaarden en een Zwitserse man zijn redelijk ervaren.
Een jong Nederlands stel lijkt niet erg vertrouwd met het alpiene terrein. Bezorgdheid
overheerst in het Nederlandse kamp over wat de dag van morgen zal brengen.
Dag 38: Basiskamp-Huayna Potosí
De gids wekt me om half één in de nacht. Dat is erg vroeg maar desalniettemin
een half uur later dan de andere groepen. Ik ben blij om op te mogen staan.
Door de hoogte heb ik niet kunnen slapen. Opstaan heeft echter ook zijn nadelen. Het is
25 graden celsius. Onder nul wel te verstaan. Het is bitterkoud en ik kan geen hap door
mijn keel krijgen. Ik kauw wat wit uitgeslagen chocola weg, alleen omdat ik weet
dat het moet. Het smaakt vreselijk.
Ik ben blij om te lopen. Dat is de enige manier om een beetje warm te worden. We
gaan aan het touw en langzaam trekken we omhoog over de gletsjer. De andere groepen zijn
reeds vertrokken. Mijn gids is slechts 20 jaar oud en heeft een uitstekende fysieke conditie.
Hij heeft een mooi, regelmatig tempo, ik volg. Binnen twee uur hebben we alle groepen
ingehaald. We hebben het voordeel dat we een kleine groep vormen. De groep van de
Spanjaarden en de Zwitser lopen echter ook goed door. De klim van de Huayna
Potosí is rechttoe rechtaan totdat we een grote spleet tegenkomen met een lange
ladder erover. Voorzichtig overwinnen we de passage. Na de spleet volgt een 20 meter
hoge, 60 graden steile ijshelling, de eerste serieuze test voor mijn stijgijzers.
We winnen snel hoogte. Ik zie de nabij gelegen bergtoppen wegzinken in de dieptes
beneden ons. Het is nog steeds nacht als we een groot plateau bereiken op 5.800 meter
hoogte. Het gebrek aan zuurstof begint zich het leven moeilijk te maken. Het is zwaar
werk om voort te ploegen door de diepe sneeuw met zo weinig zuurstof in de lucht.
Als een bejaarde man hang ik voorover gebogen over mijn pickel om mijn benen te
ontlasten van mijn eigen gewicht. Ik zie dat mijn gids ook zwaar voorover gebogen loopt.
Na een uur hebben we het plateau overgestoken en staan we voor de topwand. De laatste
tweehonderd meter van de klim zijn veel steiler dan de rest. De helling heeft een
minimum van 40 en een maximum van 60 graden.
Na het oversteken van het eindeloze sneeuwplateau, betreden we de 200 meter hoge
topwand. Ik probeer mijn pickel zo diep mogelijk in het ijs te krijgen. Het wordt
niet beter dan een centimeter op zijn best. De ijswand is hier tussen de 50 en 60 graden
steil. Normaal zijn de sneeuwcondities beter maar normaal gesproken is het ook geen
25 graden onder nul. Elke stap opnieuw moet ik met volle kracht mijn stijgijzers en pickel
in het ijs boren om zo stevig mogelijk te staan. Op 6.000 meter hoogte kost dat meer
zuurstof dan beschikbaar is. Ik hijg dan ook als een dolle hond als ik de top bereik.
Mijn gids en ik zijn de eerste klimmers die vandaag op de top staan. Na een minuut komt de
zon op achter de duizenden meters lager gelegen Yunga's. Een dunne laag wolken begint
al meteen aan te zwellen boven het oerwoud en de Yunga's. Naar het westen hebben we
uitzicht over de Altiplano. Twee- tot driehonderd kilometer verder ontwaar ik de
grensbergen met Chili waaronder de hoogste berg van Chili. Dde Nevado Sajama is
bijna 500 meter hoger dan waar ik nu sta. Het zou leuk zijn om daar nog eens langs
te fietsen...
Dag 39: La Paz. Tiahuánuco
Na de succesvolle beklimming van de Huayna Potosí heb ik behoefte aan een rustdag.
Ik besluit de excursie naar Tiahuánuco een tweede kans te geven. De Tiahuánuco
beschaving is niet alleen ouder dan de Incabeschaving, de cultuur heeft ook veel langer
gedomineerd. Tweeduizend jaar duurde de suprematie van de Tiahuánuco beschaving.
De hegemonie van de Inca's werd pas gevestigd honderd jaar voordat de Spanjaarden deze
weer doorbraken.
Als ik terugkeer in La Paz hoor ik dat voor morgen grootschalige stakingen zijn gepland
in La Paz. Het zal waarschijnlijk onmogelijk worden om veilig de stad te verlaten.
In ieder geval zullen er ook geen taxi's en bussen rijden, niet alleen vanwege
de stakingen maar ook uit veiligheidsoverwegingen. Ik zal opnieuw een dag in La Paz
moeten vertoeven. Ik besluit dat ik rechttoe rechtaan naar de Chileense grens zal
fietsen zodra ik de kans krijg. Het zou kunnen dat er een burgeroorlog uitbreekt
en zelfs al blijft het bij hevige onlusten, ik ben niet naar Zuid-Amerika gekomen
om voor dagen of weken uitgerangeerd te staan in La Paz.
Dag 40: La Paz
Over de snelweg komt een kilometers lange processie de stad binnenstromen. De mensen
komen van El Alto, de arme zusterstad van La Paz op de Altiplano. De hoge stad heeft
van het begin af aan het centrum gevormd van de onlusten. Deze keer zullen de onlusten
niet beperkt blijven tot El Alto. Duizenden mensen verzamelen zich op de Plaza de los
Héroes, slechts 150 meter van mijn hotel vandaan. Na terugkeer in mijn hotel
zie ik op de televisie dat er geschoten wordt op het nabijgelegen plein. Met enkele
toeristen van het hotel gaan we naar een café in de buurt. We lopen langs de
mensenmassa's. Op de spanborden zie ik dat niet alleen de dood (!) van de president wordt
geëist maar zelfs de dood van de hele democratisch gekozen regering.
De hele dag zijn er onlusten en kleine vuurgevechten. Het leger probeer de orde
op de straten zo goed en zo kwaad als het kan te handhaven maar slaagt daarin
niet helemaal. Het valt op dat het leger beheerst en terughoudend blijft reageren,
ook onder deze hachelijke omstandigheden. Later op de middag wordt de sfeer grimmiger.
Op de televisie zie ik hoe een politicus door een grote menigte in elkaar wordt geslagen.
Toch wordt in de avond door de president aangekondigd dat er een compromis is bereikt met
de oppositiepartijen. De oppositie ontkent dit echter in alle toonaarden. Het doel lijkt
bereikt voor de zittende regering. Er is genoeg verwarring gezaaid dat in ieder geval
vandaag de olie even van het vuur is. Op de langere termijn ziet de toekomst van
de regering er echter hachelijk uit.
Dag 41: La Paz - Patacamaya 110 km
Ik zal in ieder geval niet in La Paz afwachten hoe de dingen hun loop zullen krijgen.
Na de dag van gisteren verwacht ik dat de protesten niet om 6 uur in de morgen hervat
zullen worden. De meeste mensen zijn gisteren flink lazarus geworden en zullen vandaag
wellicht minder energiek voor de dag komen. Omdat ook vandaag geen bussen en taxi's zullen rijden,
zal vandaag misschien wel de beste dag in tien jaar zijn om over de drukke snelweg
naar El Alto te klimmen.
Ik blijk de zaken juist te hebben ingeschat. De weg naar El Alto is rustig en in
El Alto zelf is nog niemand wakker. Ik kan de stad doorkruisen zonder problemen.
Na een week van avonturen in La Paz en de Cordillera ben ik weer terug op de koude
en windige maar bovenal eindeloos fascinerende Altiplano.
Dag 42: Patacamaya - Curahuara de Carangas 100 km
Zelfs in de afgelegen westelijk uithoek van Bolivia voel ik de impact van de politieke
onrust. Er is vrijwel geen verkeer. In feite is dat ook bijna niet mogelijk rond La
Paz en andere grote steden aangezien de protesterende groepen duizenden vuistgrote
stenen op de weg hebben gegooid, waardoor auto's en vrachtauto's de weg niet kunnen
berijden. Op mijn fiets lukt het prima om de stenen te omzeilen. Toch levert deze
situatie ook voor mij problemen op, aangezien er hierdoor weinig voedsel te verkrijgen
is. Er zijn toch al weinig dorpen maar in de nederzettingen die er zijn, is vrijwel
niets substantieels te verkrijgen. Ik zal het vandaag met een pak biscuitjes moeten
doen. Het landschap is echter zo panoramisch als ik maar had kunnen hopen. Kleine
wolken zijn achteloos over het blauwe hemeldek gestrooid. De schaduwen jagen
rusteloos voort over de vlakte. Als de middag vordert, groeien de schaduwen snel.
Helaas groeien ook de wolken die ze veroorzaken. De wind neemt ook sterk toe.
Als ik Curahuara de Carangas bereik, waait het stof door de verlaten straten. Ik
lijk in een spookstad te zijn beland. Toch vind ik binnen een paar minuten een
hotel. Veel belangrijker is dat ik iets te eten vind, anders heb ik tot
morgenmiddag niets te eten. Na urenlang rondzwerven weet ik toch ergens een beetje
eten te verkrijgen, genoeg voor een goede nachtrust.
Dag 43: Curahuara de Carangas - Sajama 100 km
Er is geen ontbijt te regelen in Curahuara, althans niet meer dan twee witte broodjes
met ranzige oude suiker. Met verder niets op voorraad en honderd kilometer zonder dorpen
voor de boeg lijkt het een hongerige dag te gaan worden. In de vroege morgenzon
lijken eventuele problemen echter ver weg. Door een smal dal win ik langzaam hoogte.
De Altiplano is op zijn hoogst bij de grens met Chili. Op de grens liggen verschillende
vulkanen en kleine bergketens die opdoemen boven de vlakte. Na de klim uit de vallei
sta ik op de hoogvlakte. De weg gaat stevent recht op de hoogste berg van Bolivia
af, de Nevado Sajama. Achter de berg ligt het gelijknamige dorp, mijn doel voor
vandaag. Om Sajama te bereiken, moet ik eerst naar een waterscheiding klimmen. De
klim is niet steil maar wel lang. De gebruikelijke namiddagstorm tegen maakt
de klim tot een langdurig projekt.
Na het bereiken van de waterscheiding brengt een lange afdaling me in de weidse
depressie tussen grootse bergruggen. Achter me me ligt de bergrug die me van Chili scheidt.
Rechts van me ligt de brede vallei tussen de hoogste bergen van Bolivia: de Nevado Sajama
rechts van de vallei, de tweelingvulkanen Parinacota en Pomerape links van de vallei.
Sajama ligt midden in de vallei op een respectabele hoogte van 4.400 meter. Er is
nog wel een obstakel: een 12 kilometer lange piste met los zand.
Ik kan niet harder fietsen dan 6 tot 8 kilometer per uur. Soms komt mijn fiets tot
stilstand in het mulle zand. Dit is onbeschrijflijk hard werk. Dat zou het al zijn als
ik nog niet honderd kilometer achter de rug had op een lege maag. In deze panoramische
omgeving zijn de uitzichten de inspanning uiteindelijk meer dan waard.
Het dorp Sajama ligt tussen de bergtoppen van de Nevado Sajama en de tweelingvulkanen en
is waarschijnlijk één van de mooist gelegen plaatsen op de wereld. Sajama
bezit bovendien een buitengewoon mooie, oude kerk. De atmosfeer van deze plaats is grandioos
met de bergen, de vlaktes, de kerk, de lachende mensen van het dorp. In het restaurant van
het dorp verzamelen de paar toeristen voor de gezamenlijke maaltijd. We zitten met zijn
allen aan een tafel. Tussen de toeristen bevinden zich de tweelingbroers Frank en Gary,
twee sympathieke mannen van 56 jaar. We hebben een geweldige tijd op een geweldige plek.
Dag 44: Sajama-Putre (Chile) 105 km
De stofweg terug naar de doorgaande weg naar Chili is een vermoeiende start van de dag.
Het landschap is zo mooi dat ik het niet voel. Terug op de doorgaande weg begint
de klim naar de grenspas. In een uurtje ben ik op de pas. Ik heb het gehaald. Ik heb
Bolivia weten te ontvluchten! Ik vraag me af hoe het nu in La Paz is. Ik voel me
blij en opgelucht. Vanaf hier is het nog 200 kilometer naar beneden naar de zeehaven
van Arica aan de Stille Oceaan.
Ik heb het gehaald. Ik heb Bolivia weten te ontvluchten. Van hier is het nog 200
kilometer naar Arica aan de Stille Oceaan. De eerste 60 kilometer voeren door het
Lauca Nationale Park. De landschappen doen niet onder voor die van het Sajama Nationale
Park aan de Boliviaanse zijde van de bergen. Ik zie enkele vicuña's voor de
Parinacota Vulkaan. De vicuña is familie van de lama maar is veel zeldzamer
en leeft in het wild. In het Lauca Nationale Park zijn de vicuña's overigens
niet zeldzaam maar wel erg schuchter. Na een afdaling bereik ik het grote Chungara
Meer op 4.600 meter hoogte. Flamingo's bevolken het ijskoude water van het meer.
Verschillende soorten flamingo's hebben zich weten aan te passen aan de extreme
condities van de hoge meren van het Andesgebergte.
Na het Chungara Meer klimt de weg een paar kilometer naar een nieuwe waterscheiding.
Een grote komvormige vallei ligt voor me, vol met gigantische donkere rotsblokken.
Stagnerende wateren hebben de vlakte gevuld. De spookachtige sfeer wordt versterkt
door de grauwe lucht waaruit het nu licht begint te sneeuwen. Diverse mossoorten
vormen de belangrijkste flora. De bodem is verder vrijwel onbedekt met
vegetatie. Het kale landschap is niet alleen gevolg van de hoogte maar ook van het gebrek
aan neerslag. Het is erg toevallig dat ik nu een zeldzame dag met neerslag meemaak.
Maar ook deze paar sneeuwvlokken zullen geen bloemenzee veroorzaken. Veel grimmiger dan
de sneeuw is de wind. Een razende storm heeft zich ontwikkeld en giert over de vlaktes.
Mijn snelheid daalt tot minder dan 10 kilometer per uur op vlakke stukken. Na een grote
vlakte te hebben overgestoken, begint echter weer een nieuwe klim over een flauw
hellende en eindeloos lange rug. Ik kom nog maar nauwelijks vooruit. De verwachte
afdaling blijft uit en de weg blijft maar stijgen.
Dit zou wel eens een hele zware dag kunnen worden zo. Als ik eindelijk de rug bereik,
daal ik tweehonderd meter en kom in een nieuwe eindeloze vlakte die eindigt in een
veel hogere bergrug. Een nieuwe teleurstelling vindt plaats als ik ben afgedaald naar
de dorpen in de vallei. De beide dorpen zijn verlaten. Ik moet het wederom zonder
eten stellen tot ik Putre bereik.
Het oversteken van de vlakte is een marteling maar de klim over de rug een ware
nachtmerrie. Dit zijn de momenten dat de glamour van een tocht als deze even ver
te zoeken is. Ik heb niet veel keus dan toch maar door te gaan. Uiteindelijk
bereik ik de top van de rug en gaat de weg dan eindelijk naar beneden. Het weer
verbetert snel met de afnemende hoogte. Als ik de bewoonde wereld bereik, juist
voordat de zon ondergaat, verwelkomen blauwe luchten me. Het fraaie, vredige dorp
Putre wordt opgeschrikt door een asociaal bunkerfestijn van een uitgehongerde fietser.
Dag 45: Putre - Arica 145 km
Vandaag wil ik Arica bereiken, de grote havenstad van Noord Chili. Vanaf Putre
mag ik 3.600 meter naar beneden, naar zeeniveau. Gek genoeg blijkt de weg in de
praktijk netto niet of nauwelijks te dalen. Het is niet de eerste keer dat de
werkelijkheid minder gunstig is dan de verwachtingen. De weg gaat op en neer
en de wind blaast zijn partijtje mee, recht in het gezicht met de gebruikelijke
oerkracht. Na zes uur fietsen ben ik nog lang niet halverwege Arica en heb ik voor
mijn gevoel nog nauwelijks hoogte verloren.
Het landschap is kurkdroog. Niets groeit hier. Al uren rijd ik door kale vlaktes als
de weg eindelijk steil naar beneden gaat. Na 10 kilometer afdalen ben ik omringd
door vreemde cactussen. Deze soort blijkt alleen tussen 2.500 en 2.800 meter hoogte
te groeien. Als ik verder daal, zijn de dalen en flanken weer helemaal kaal. De woestijn
wisselt continu van kleuren totdat ik in een vallei kom met honderden meter hoge witte
zandsteenbergen. De weerkaatsing van de zon op de witte zandbergen heeft een vreemd
hallucinerend effekt. De zon is overal. Datzelfde kan gezegd worden van het zand,
dat niet alleen in groten getale in het landschap aanwezig is maar ook in grote
hoeveelheden met de wind wordt meegenomen en tussen mijn kleren, in mijn oren en
in mijn ogen waait.
Na dertig kilometer is de afdaling alweer voorbij en heb ik alle hoogte verloren.
Ik ben nu in de vallei die me naar de de zee moet voeren. Het is echter nog steeds 50
kilometer fietsen naar Arica. Deze laatste kilometers zullen te boek blijven staan
als kilometers met een erg hoog doorbijtgehalte.
Na drie uur bereik ik de Stille Oceaan. Ik heb een fraai uitzicht over de baai en de stad
van Arica en de rotsklif de Morro achter de stad. De zon gaat juist onder in de Pacific
als ik de stad binnen fiets. Ik krijg een ongekende cultuurschok te verwerken. Groen
gras, echte winkels, mensen in nette westerse kleding, geordend verkeer op het brave af.
Dit kan geen Zuid-Amerika zijn! In verwarde gemoedstoestand wandel ik over een
voetgangerszone (!) als ik ineens mijn naam hoor roepen. Even schrik ik op maar als
ik bedenk dat er niemand in Chili is die ik ken, loop ik weer door. Na drie keer
mijn naam te horen, draai ik me toch maar om. Ik kijk in het lachende gezicht van Gary,
één van de tweelingbroers van Sajama. De rest van de dag en nacht wordt
uitgebreid getoost op de geslaagde ontsnapping uit Bolivia.
Dag 48: San Pedro de Atacama - Valle de la Luna 50 km
Ik heb niet zo heel veel tijd meer. Vanwege de politieke problemen vallen mijn
plannen om langer te fietsen op de Altiplano van Bolivia in duigen. Berichten gaan
de ronde dat de grensovergangen van Bolivia op dit moment zijn afgesloten. Toeristen
zitten vast in La Paz. De Duitse overheid is plannen aan het beramen om toeristen
die in het land vastzitten door het leger te evacueren. Ik ben blij dat ik nu in
het stabiele Chili zit.
Ik zal mijn programma dus om moeten gooien. Ik denk daarbij om het ruim tweeduizend
kilometer zuidelijker gelegen Merenditrict van Chili te verkennen. Met de bus zal
ik dan wel een tussenstop maken in San Pedro de Atacama. San Pedro ligt in het
hart van de Atacamawoestijn, de droogste plek van de wereld. Er zijn plaatsen in
de woestijn waar het niet geregend heeft sinds de Spaanse presentie op dit deel
van het continent. Dat betekent dat het op die plekken tussen de vrierhonderd en
vijfhonderd jaar niet geregend heeft.
San Pedro ligt aan de grootste oase aan de Rio Loa. De groene vlakte is omgeven door
lege woestijn. In de verte rijzen de bergen en vulkanen op uit de vlakte. Ze vormen de
afscheiding tussen de hoge Altiplano in Bolivia en de lage Atacamawoestijn in Chili.
Vandaag onderneem ik een dagtocht door de Valle de la Luna. Dit betekent letterlijk
de Maanvallei. De naam is passend. De kleuren hebben een buitenaardse kwaliteit. Op sommige
plaatsen zijn de rotsen dieprood, op andere plaatsen is de aarde wit van het zout. De rotsen
hebben vaak bizarre, door de wind uitgeslepen, vormen. De bergen van de Altiplano zijn
duidelijk zichtbaar in de verte, ondanks dat de afstand van enkele tientallen kilometers.
Het is een buitengewoon gezicht hoe de Andes in een boog uit de vlakte oprijst in de ijle
lucht. Er is geen vat te krijgen op de schaal van het landschap. Bergen van 6.000 meter
hoog lijken op een afstand van twintig minuten fietsen te liggen.
Dag 49: San Pedro de Atacama - Laguna Blanca - San Pedro 120 km
Ik kan de gedachte niet weerstaan om niet toch nog een dag over de Altiplano te fietsen. In een
dagtrip zou ik de pas over de Andes kunnen oversteken naar de meren Laguna Blanca en Laguna Verde,
twee hoge meren juist aan de andere kant van de bergen in Bolivia. De hele klim zal
ik de Volcan Licancabúr aan mijn linkerhand hebben. De vulkaan is 6.000 meter hoog
maar heeft vrijwel geen sneeuw op de flanken als gevolg van het uitzonderlijk droge
klimaat.
Het is volgens de berichten niet mogelijk om Bolivia te betreden via de normale grensovergangen. In Zuidwest
Bolivia zijn er geen dorpen en steden, noch zijn er boze demonstranten of louche
politici. Volgens de bewoners van San Pedro de Atacama zou ik gewoon de grens moeten kunnen passeren zonder
problemen. Het is het proberen waard...
Reeds vroeg in de morgen ben ik op weg naar de lange helling die flauw opklimt
naar de rij van fantastische vulkanen en bergen en de Altiplano. Na bijna vijftien
kilometer heb ik de vallei overgestoken en begin ik aan de eindeloze klim. De helling
is niet steil. Daarom klimt de weg vrijwel recht tegen de berg op, met slechts
flauwe curves.
Er is niets in het landschap dat aan verandering onderhevig is. Een oneindig lange weg in de onmetelijke
leegte, langzaam klimmend door een landschap van oranjerode stenen. Na drie uur klimmen
verandert de kleur van de grond licht naar ergens tussen bruin en oranje. Incidentele
vegetatie verschijnt in de vorm van een enkele pluk punavegetatie, bewijs dat ik hoogte
begin te winnen.
Het duurt nog eens twee uur voordat ik de stofweg bereik die me naar de pas moet leiden.
Het kan niet ver meer zijn. De weg zou erg slecht zijn maar valt al met al nog
niet tegen. Ik bereik de pas na een uur fietsen over de zandweg. Het landschap is
surrealistisch met zijn diep rode oppervlak. Eenzame bergruggen rijzen op uit Moeder
Aarde. Vanaf de 4.600 meter hoge pas daal ik 400 meter af om de meren te bereiken.
Na één van de langste beklimmingen die ik ooit heb gedaan, is het lekker om
weer af te dalen.
Laguna Verde betekent 'groen meer', Laguna Blanca betekent 'wit meer'. Beide meren
hebben echter een kleur die daar ergens tussenin zit. De vreemde kleur wordt veroorzaakt
door een sterke concentratie aan zware metalen, resultaat van de hoge vulkanische
activiteit. Hoe chemisch en radioactief het water ook is, de flamingo's gedijen
er prima. De dieren zijn wel heel erg schuchter. Als ik probeer de gracieuze vogels voor
mijn lens te krijgen, vliegen ze telkens weer bangelijk weg. Dit kat en muisspel
verlies ik uiteindelijk. Het is drie uur; ik moet weer terug.
IK had dus eerder moeten terugkeren. De wind is weer eens tot een storm aangegroeid
en ik heb de storm weer tegen. Het gebruikelijke horror scenario van storm,
geparkeerd staan, zand in de ogen, ademhalen met een overdrive frequentie, het begint
zo langzamerhand een vast stramien te worden. Ik word ook nog eens geteisterd door
nauwelijks te stoppen hoestbuien. Deze zijn des te erger omdat er toch al zo weinig
zuurstof is. Bovendien gaan gewelddadige hoestbuien niet goed samen met het klimmen
over dit lastige parcours. De paar kilometers terug naar de pas kosten me twee uur.
Maar als ik de pas bereik, is het leed ook helemaal geleden. Ik hoef nu alleen maar 2.500
meter af te dalen over de fijnste afdaling ter wereld. In een half uur knal ik naar beneden
zonder te hoeven remmen, trappen of te sturen. Nog een half uur fietsen en ik kom net op
tijd San Pedro binnen voordat het helemaal donker is.
Dag 55: Curacautín - Lonquimay 60 km
Via La Serena en Santiago ben ik met de bus naar Curacautín afgereisd. Ik heb nu nog
twee weken voor een circuit door Araucaría en het Lake District. Nog zuidelijker
ligt de zeer interessante regio Patagonië. Het is nog te vroeg in het seizoen
om daar rond te trekken. Het openbaar vervoer is nog niet op gang gekomen en ik zal nooit
op tijd terug kunnen zijn voor mijn vlucht terug naar Nederland. Ik zal Patagonië
voor later moeten bewaren.
Als ik in Curacautín uit de bus stap, betreed ik een andere wereld. Na de
Altiplano en woestijnlandschappen van Bolivia en Noord Chili doet de groene wereld
om me heen vreemd aan. Af en toe steekt er een grote witte vulkaan boven het
golvende groene landschap uit. De grootste is de Llaima Vulkaan met 3.100 meter
hoogte. De bergen zijn veel lager dan ik gewend ben. Minder spectaculair zijn ze
zeker niet. De sneeuwgrens ligt hier nu op ongeveer 1.200 meter hoogte zodat er
een groot oppervlak aan sneeuw ligt op een berg als de Llaima Vulkaan.
De eerste klim voert over de Cuesta naar Lonquimay. De stofweg is dit jaar nog niet
betreden door auto's, zo bewijst de dichte slagboom. Het is dan ook maar net lente
in dit gedeelte van Chili. Het weer is niettemin fantastisch. De weg niet. Die gaat met
zeer onorthodoxe hellingpercentages omhoog. Omdat ik gewend ben om op grote hoogte te
fietsen, merk ik dat ik veel zuurstof over heb, ondanks de steile weg. Ik heb volledige
controle over mijn ademhaling. Er zijn de laatste weken zeker dagen dat dat in mindere
mate het geval was.
De Araucaria bomen geven een specifieke sfeer aan het landschap. De bergen om
me heen worden donker groen gekleurd door de opmerkelijke boomsoort die
alleen in Chili en Argentinië voorkomt en dan alleen rond deze lengtegraad.
Op de pas ben ik volledig omringd door sneeuw. Alleen de weg is min of meer sneeuwvrij.
Blijkbaar hebben er toch al auto's gereden dit jaar. Ma een lange, comfortabele
afdaling rijd ik over de stofweg het vriendelijke dorpje Lonquimay binnen.
Dag 56: Lonquimay - Icalma - Melipéuco 120 km
Eén van de mooiere dagen van mijn fietsvakanties begint al vroeg. Het vroege
zonlicht vult de vallei en zet de toon voor een tweede warme, zonnige dag van de prille
lente. Begin oktober kan het weer aanmerkelijk slechter zijn, zo wordt me door de bewoners
verzekerd. De winter heeft dan ook pas recentelijk terrein verloren aan de lente.
Sneeuw bedekt nog steeds de hogere heuvels en bergen. Na tien kilometer verruil ik
een glad asfaltdek voor een louche stofweg die het natuurgebied Guallatué
doorkruist. De weg klimt snel naar de Araucaria zone. Hoewel ik door dichte bossen
fiets, is er zo nu en dan een gat in de begroeiing dat mooie uitzichten ontvouwt.
Na twee uur klimmen bereik ik de pas.
Aan de andere zijde van de waterscheiding is het terrein vrij vlak en veel minder begroeid.
In de weidse valleien worden grasvlaktes afgewisseld met sneeuwvelden. Grote
rotsblokken liggen verspreid over de omringende bergflanken en in de vallei. Een
paar ijskoude meren liggen in de vallei. De grootste daarvan is het Guallatué
Meer. Een uur voorbij het Guallatué Meer versmalt het dal zich. De weg leidt
naar een nieuw meer, het schitterende Icalma Meer, slechts drie kilometer verwijderd
van de Argentijnse grens.
In plaats van de grens over te steken begin ik aan een nieuwe klim. Deze moet me
brengen in het Nationale Park Conguillio. Halverwege de klim word ik verrast door
een rivier die de weg heeft weggespoeld. Het is flink ploeteren om de rivier over
te steken en tegen de steile oever op te klimmen naar het vervolg van de weg.
Uiteindelijk sta ik echter aan de overzijde. Verder zijn er geen verrassingen meer
tot aan de pas. Ik hoef alleen maar af te dalen. Al snel bevind ik me in lagere
regionen, terug in de bewoonde wereld. Ik ben ook weer terug in de lente. Bloeiende
appel- en perenbomen geven het landschap een frisse aanblik. Door de vallei
gaat de weg geleidelijk verder omlaag. Aan weerszijden zijn nog steeds hoge bergen,
van waar talrijke rivieren grote hoeveelheden smeltwater naar beneden vervoeren,
soms middels grote watervallen. In de verte doemt de Llaima Vulkaan weer op.
Deze keer heb ik uitzicht op de zuidkant. Enkele dagen geleden kon ik vanuit
Curacautín de noordzijde bewonderen. Het laatste zonlicht streelt zachtjes
de top. Het schemert als ik Melipéuco binnen rijd, waar ik een
overnachtingplaats vind.
Dag 57: Melipéuco - Nationaal Park Conguillio 60 km
Vandaag zal ik trachten het Conguillio Nationale Park binnen te fietsen, zo ver
als de sneeuwtoestand dat redelijkerwijs toestaat. De hogere plaatsen van het Nationale
Park liggen nog onder een dik pak sneeuw. Lager in het park liggen er echter een aantal
meren die zeer fraai zouden moeten zijn en die waarschijnlijk nog net bereikt kunnen worden.
Ik zal fietsen zonder bagage, aangezien ik vandaag nog zal terugkeren in Melipéuco.
Zonder bagage kan ik me vooralsnog niet druk maken om de soms zeer steile wegen.
Al snel ben ik boven het hoofddal uitgeklommen en bereik ik een hangend dal. Het dal
voert langs de imposante Llaima Vulkaan. De aanblik van het dal is grimmig en desolaat.
De complete dalbodem is bedekt met gestolde lava. Ook de flanken van de vulkaan
is helemaal zwart op een dunne strook met bomen na. Deze strook bomen is wonder
boven wonder gespaard gebleven bij de uitbarsting enige jaren terug.
Het kilometers lange lavaveld is zwaar fietsterrein. De weg bestaat uit los lavagruis
waar de banden in wegzinken en in wegslippen. Het is goed dat ik zonder bagage fiets,
anders was de expeditie op een mislukking uitgelopen. Na een halve eeuwigheid heb
ik het lavaveld doorkruist en bereik ik het Laguna Verde, het Groene Meer, dat zijn
bestaan ontleent aan de lavadam die bij de uitbarsting is ontstaan. Hetzelfde kan
gezegd worden van het schitterende Laguna Arco Iris. Na dit mooie meertje volgt
een lelijke klim. Met brutale hellingpercentages gaat de weg omhoog, soms door stukken
los zand. Na deze tour de force bereik ik het laatste meer, de Laguna Conguillio,
welke is omringd door hoge besneeuwde bergen. Het is mooi geweest voor vandaag. Ik zie
dat de lucht grijzer en grijzer wordt zonder dat dit tot duidelijke wolkenvorming leidt.
De lucht ziet er afschuwelijk uit en voorspelt het allerslechtste voor de nabije toekomst.
Dag 58: Melipéuco - Villarica - Pucón 120 km
Het leek er gisteren op dat het weer zeer slecht zou worden en het bleek geen valse belofte.
Maar na een nacht van zware regen- en onweersbuien is het nu weer droog. Ik besluit
op pad te gaan hoewel ik me nog steeds nauwelijk voor kan stellen dat het slechte
weer alweer over is getrokken.
Na een paar kilometer regent het alweer dat het giet. Dat is erg jammer want ik was van plan
in één keer naar het Villaricameer toe te fietsen, het meest noordelijke
meer van het Lake District. Pucón is het meest toeristische plaatsje van het
Merengebied. Het zou fijn zijn om een dag of twee tussen de mensen te zijn na de
eenzame omzwervingen van de laatste dagen. De weg naar Villarica voert door
heuvellandschappen, niet meer door de hoge bergen van de Andes. Als het niet had geregend,
was het vandaag een lichte dag geweest. Wat anders een comfortabele stofweg zou zijn,
is nu een grote modderpoel.
Ik heb problemen met de kettingvoering van mijn fiets. De kransjes die ik het meest
gebruik, blijken versleten. De ketting loopt meedogenloos vast op het moment dat
zich zand en modder om de tandjes verzamelen. Aangezien dat onvermijdelijk is onder
deze condities, loopt de ketting dus vaak vast. De fiets staat bij dergelijke gelegenheden
in één keer helemaal stil. Een verschrikkelijke ergernis, vooral tijdens
de vele korte beklimmingen. Het is vanddag een continue bron van frustratie maar er
is niets dat ik eraan kan doen nu.
Laat in de middag bereik ik het Villaricameer. Ik zou kunnen overnachten in Villarica
maar ik besluit de laatste 25 kilometer naar Pucón gelijk ook maar te overbruggen.
De weg is vanaf Villarica weer verhard. Kettingproblemen zal ik dus niet meer hebben.
En nat was ik toch al.
Dag 59: Pucón
Het regent nog steeds. Het Villarica Nationale Park moet nog een dagje wachten.
Dag 60: Pucón - Coñaripe 80 km
Na twee dagen van erbarmelijk weer is het vandaag weer prachtig. Helderblauwe
luchten vormen de prelude voor een dag met zonneschijn. Via het Nationale Park
Villarica wil ik de bergen oversteken naar Coñaripe. Er zijn een aantal bekende
watervallen in het Nationale Park, die allemaal bezichtigd kunnen worden.
Na bezoek aan de watervallen moet ik nog een flink stuk doorklimmen. De weg verslechtert
in een schrikwekkend tempo. Ik weet niet of het verstandig is om door te fietsen.
Voor auto's en zelfs voor jeeps is het in ieder geval onmogelijk om door te rijden over het extreem
pokdalige oppervlak.
Na een uur worden de omstandigheden nog veel slechter. Bomen groeien over de weg,
rivieren hebben steile geulen van meer dan een meter diep in het wegdek geslepen.
Niemand heeft hier in jaren gereden. En waarschijnlijk is het ook niet druk met
fietsers geweest. Soms is het al bijna niet mogelijk om de zware fiets tegen de
berg op te duwen omdat het zo steil is dat mijn schoenen wegslippen. De omstandigheden
mogen beslist niet nog erger worden dan ze nu al zijn. Onwillekeurig moet ik denken
aan een horrorscenario van een weggeslagen brug over een rivier, aan de andere
kant van de pas. Dan moet ik het hele roteind weer terug.
Waarom doe ik dit? Er is geen enkele goede reden voor te bedenken. Natuurlijk betekent
terugkeren een omweg van 100 kilometer of meer. Maar wat geeft het? Het is hier
overal even prachtig. De ratio laat het echter afweten vandaag. Dus vind ik mezelf terug
als een Sisyfus die de fiets tegen de berg omhoog duwt. Even voor de pas ligt de weg
onder een dikke laag sneeuw. Tot mijn knieën waad ik dertig minuten door de
sneeuw totdat ik met een paar doorweekte schoenen de andere kant van de pas bereik.
Na de oversteek van de sneeuw wachten alweer nieuwe problemen. De weg is nauwelijks
herkenbaar en volledig overwoekerd door een wirwar aan dikke boomstronken en doorsneden
door diepe geulen. De afdaling heeft meer weg van een wilde rodeosafari dan van een
degelijke fietstocht. Na een paar kilometer hoor ik ineens een gigantisch knal.
Als ik van de schrik bekomen ben, zie ik dat mijn voordrager tussen mijn spaken is getrild
en is omgebogen in de vorm van een Frankfurter worst. Een grappig gezicht maar niet erg
praktisch om bagage mee te vervoeren. Ik moet de inhoud van mijn voortas herpakken
over de overige tassen. Met wat lomp proppen krijg ik de bagage in de resterende tassen.
De zinloze vierde tas gaat mee op de bagagedrager. Er is geen tijd om de zonden te
overdenken, het is al laat aan het worden.
Ik mag van geluk spreken, dat ik niet was gevallen zojuist. En het is een wonder
dat mijn spaken nog heel zijn. Heel voorzichtig rijd ik door. Ik mag geen brokken
meer maken, er is niemand die me vindt als er iets mis gaat. Na een uur met opperste
concentratie te hebben afgedaald, ligt ineens het horrorscenario voor me. Twee
weghelften worden gescheiden door een snelstromende rivier, de restanten van de
brug zijn nog zichtbaar 50 meter stroomafwaarts. Ik besluit de overtocht toch te
proberen. Ik heb geen zin om de verschrikkingen van de route tot hier nog een
keer dunnetjes over te doen. Ik houd mijn schoenen aan tijdens de oversteek voor
een betere grip. Mijn schoenen zijn toch al nat van de oversteek van het sneeuwveld.
Op het diepst van de rivier reikt het water bijna tot aan mijn fiets. Gelukkig net
niet helemaal, dan ben ik hem kwijt. Alles gaat goed en ik bereik veilig de
overkant.
Nu is het ergste voorbij. Geleidelijk wordt de weg steeds beter en even
voordat de schemering invalt, bereik ik het vriendelijke dorpje Coñaripe.
Bij een ondergaande zon heb ik een prachtuitzicht over het Coñaripemeer met
op de achtergrond de rokende krater van de Villarica Vulkaan.
Dag 61: Coñaripe - Pangapuilli 40 km
Gisteren was één van de fysiek en mentaal meest belastende dagtochten
die ik heb gedaan. Dat heeft compensatie nodig. Door groene valleien met lieflijke
akkertjes fiets ik naar Pangapuilli, een fraai dorp aan een nieuw wondermooi meer.
Dag 62: Pangapuilli - Valdivia 115 km
Van Pangapuilli vertrek ik richting Valdivia, een stad aan de kust. Van de Andes
fiets ik zo de laaglanden in. Al gauw heb ik de hoge Andesbergen achter me gelaten.
Ik ben in een betrekkelijk vlak landschap terecht gekomen. Het grijze weer zorgt
er voor dat ik de etappe vooralsnog niet als een hoogtepunt voel. Het middagprogramma
is nog minder. Het begint te regenen als ik het kustgebergte bereik. Dat doet het
hier wel vaker. Er zijn hier grote arealen gematigd regenwoud. Het Kustgebergte
is de tweede grote bergrug van Chili. De heuvels van het Kustgebergte zijn niet
zo hoog als de bergen van de Andes maar zijn geologisch veel ouder. Omdat ik de koers
van een rivier volg, hoef ik niet te klimmen om dit gebergte te doorkruisen.
Gemakkelijke kilometers zijn het echter ook niet. De onverharde weg is door de regen
omgetoverd in een modderpoel, zodat mijn ketting weer om de haverklap vastloopt
en mijn fiets soms abrupt tot stilstand komt. Uiteindelijk kom ik nog behoorlijk
vermoeid aan in Valdivia zonder ook maar een beklimming te hebben hoeven doen.
Dag 63: Valdivia - Osorno 125 km
Gisteren doorkruiste ik het Kustgebergte op de envoudige manier: stroomafwaarts
langs de rivier. Vandaag doorkruis ik de heuvels op de enige manier dat telt: erop en
erover. Na tien kilometer begint de weg al te klimmen voor de eerste heuvelrug.
De weg is verrassend steil. Na een paar kilometer sta ik al op de top. En dan heb
ik toch echt al een paar honderd meter geklommen. Een even korte afdaling brengt me
alweer beneden. De weg gaat gelijk weer steil omhoog voor de volgende heuvelrug.
Een onvermijdelijke cyclus is opgestart waar ik nog niet zo gauw vanaf ben.
De natuur is behoorlijk afwijkend van de Andes. In het Kustgebergte zijn vreemde,
hele hoge bomen die nergens anders groeien dan in Chili en Argentinië. Na de
Noordamerikaanse Sequoia, zijn de Alerce en de Coïgue de hoogste boomsoorten
van de wereld. De bomen kunnen ook erg oud worden. Sommige bomen zijn 3.000 tot
5.000 jaar oud.
Het duurt uren voordat ik alle heuvelruggen van het Kustgebergte heb overgestoken.
Na zeventig kilometer is het zo ver. De dichte wouden maken plaats voor kleinschalige
akkerbouwgronden. Ik ben weer terug in de bewoonde wereld. De steile heuvels liggen
achter me. Door licht glooiend heuvelland trek ik verder. Het terrein is dan ook
niet zwaar meer. Juist voordat ik Osorno bereik, heb ik een schitterend uitzicht
vanaf een heuveltop over de besneeuwde bergen van de Andes in de verte. Morgen zal ik nog
eenmaal de Andes bezoeken.
Dag 64: Osorno - Ensenada 115 km
Een lichte fietsdag brengt me bij het Lago Llanquihue. De hele weg langs het meer heb
ik schitterende uitzichten over de besneeuwde Osorno Vulkaan.
Dag 65: Ensenada - Lago todos los Santos - Ralún - Ensenada - Puerto Varas 140 km
Van Ensenada zijn er twee mooie halve dagtochten mogelijk, De eerste voert via de watervallen
van Petrohue naar het Lago Todos los Santos, een groot gletsjermeer. De andere halve
dagtocht voert naar het Fjord Reloncavi bij Ralún. Ik besluit met het Todos los
Santos Meer te beginnen. Na een paar kilometer bereik ik het Nationale Park Perez
Rosales. Al gauw begint de weg te klimmen. Ik bereik de watervallen die tussen grote
lavablokken ingeperst liggen. Niet veel later zie ik twee fietsers vanuit de richting
van het Lago Todos los Santos in mijn richting fietsen.
We stoppen. Peter en Debby blijken ook Nederlanders te zijn. Voor het eerst in weken
spreek ik weer eens in mijn moedertaal, wat even vertrouwd als vreemd aanvoelt.
Peter en Debby hebben al veel kilometers achter de rug. Ze zijn al viereneenhalve maand
onderweg. We besluiten 's avonds af te spreken in Puerto Varas. Dat betekent dat ik
nog heel wat kilometers voor de boeg heb, als ik mijn programma ongewijzigd houd. We
nemen afscheid en zullen elkaar spoedig weer zien...
Het is een prachtige dag. Het Lago Todos los Santos is een schitterend meer en het
fjord is ook grandioos. De Osorno Vulkaan rijst ver boven de omgeving uit. Na de klim en
afdaling naar het meer en vervolgens de afdaling en klim terug van het fjord, fiets ik
langs het Lago Llanquihue naar Puerto Varas. Met de vulkaan weerspiegeld in het meer
is het een prachtig einde van een prachtige dag.
Dag 66: Puerto Varas - Puerto Montt - Chacao 75 km
Het is prettig om weer eens met collegafietsers rond te trekken. Er zijn er niet
te veel van geweest. Het weer is niet al te vriendelijk. Buien en droge periodes
wisselen elkaar af maar de zon komt er niet door. Het landschap is ook niet al te
bijzonder. We willen vandaag het eiland Chiloë bereiken. De weg vanaf Puerto Montt
kent geen hoogtepunten meer. Deze zestig kilometer door een vlakke woestenij zijn
qua landschap feitelijk de saaiste kilometers tot dusver in Zuid-Amerika. Gelukkig is
er juist nu gezelschap.
Uiteindelijk bereiken we de pont naar Chiloë. Na een uurtje stappen we aan wal
in Chacao. Het dorpje leeft van visserij en een beetje toerisme. De houten huisjes en
de houten kerk geven een plezierig ouderwetse uitstraling aan het dorp.
Dag 67: Chacao - Quemchi 65 km
Een nieuwe regenachtige dag geeft het landschap meer eilanduitstraling dan ik zou wensen.
Desalniettemin maakt de sfeer in de vissersdorpen het eiland een speciale plaats om
te zijn. Je moet wel houden van boten en kerkjes, anders is Chiloë niet de
gedroomde bestemming.
Dag 68: Quemchi
Een nieuwe regendag. Goed voor een sfeervolle wandeling over het strand. En voor
een goed glas bier in het café van het dorp.
Dag 69: Quemchi - Tenaún - Castro 90 km
It is raining again. We gaan door, ook al is het weer net zo slecht als gisteren.
Ik heb nog maar twee dagen voordat ik de lange terugreis moet aanvaarden. Eerst 5.000
kilometer met de bus naar Lima en daarna met het vliegtuig naar Amsterdam. Het landschap
is al even atmosferisch als de vorige dagen. Bootjes en kerkjes. Het moet je wel liggen.
Mijn favoriete kerk is de smurfblauwe van Tenaún.
Dag 70: Castro - Achao - Castro 85 km
De laatste dag. Peter en ik zullen voor de laatste keer de regen samen trotseren.
Debby gaat niet mee. Ze zegt genoeg regen te hebben gehad de laatste dagen. We rijden
naar het fijne dorp Achao. Het plaatsje bezit de oudste kerk van het eiland. We staren
een paar minuten over het strand van Achao, de blik scherend over de Pacific.
De Stille Oceaan doet zijn naam geen eer aan. Als gevolg van het slechte weer heeft de zee
flinke schuimkoppen. Een onrustige wind jaagt over het water. Het uitzicht is het
laatste hoogtepunt van de reis. Morgen vertrek ik met de bus richting Lima...
Detailkaarten
Statistieken
Feiten en cijfers
Feiten en cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Gefietste afstand
Afstand / Dag
Afstand / Fietsdag
Grootste afstand op een dag
Grootste hoogteverschil op een dag: klimmen
Grootste hoogteverschil op een dag: dalen
Hoogste punt op de fiets
Hoogste punt (alpinisme/klimmen)
# papas fritas maaltijden
# lekkere papas fritas maaltijden
# terroristen en andere bandieten
# vriendelijke mensen op de weg
# momenten dat ik terugdacht aan vrienden en familie
# momenten dat ik heimwee heb gehad
Cijfers en statistieken
70
43
4.200 km
60 km
98 km
156 km
2.400 m (San Pedro naar Boliviaanse grens)
3.600 m (van San Mateo naar Lima)
4.800 m (Abra de Anticona, Peru)
6.100 m (Huayna Potosí, Bolivia)
veel
niet dat ik weet
nul
bijna iedereen
veel
nul
Hoogtepunten
Regio
Centraal Peru
Centraal Peru
Centraal Peru
Zuid Peru
Zuid Peru
Zuid Peru
Bolivia
Bolivia
Bolivia
Noord Chili
Noord Chili
Noord Chili
Centraal Chili
Centraal Chili
Centraal Chili
Hoogtepunten
Verkennen van de vele (zij)dalen van de Cordillera Blanca
Zwerven over de markten van Caraz, Yungay en Huaraz
De 4.700 m hoge Abra Yanashalla bereiken en merken dat je nog steeds adem haalt
Cultuur en mystiek opsnuiven op de Inca Trail en de zon zien opkomen over Machu Picchu
Zie, voel en beleef de atmosfeer van de Altiplano
Fietsen langs het Titicacameer en ervaar hoe blauw blauw kan zijn
Vind uit waarom Rio's Copacabana genoemd is naar Bolivia's & bezoek het paradijs op de Isla del Sol
Test je zenuwen op de Death Road van La Cumbre (4700 m) tot de jungle van de Yunga's (1200 m)
De soevereine schoonheid van Sajama's kerk en de omringende bergen en vulkanen
Fietsen langs flamingo's, vicuña's 's werelds hoogste meer in Lauca Nationaal Park
De kleurenpracht van de Valle de la Luna nabij San Pedro de Atacama
Ervaar een wereld waar het water groen is en de bergen rood zijn rond de Laguna Verde bij San Pedro
Scherp je definitie van natuur aan in de vele Nationale Parken in Arucanía
Zie zoveel meren en vulkanen als je kunt in het Lake District
Zie de zon ondergaan in het Lago Llanquihue
De belangrijkste passen
Dag
2
3
5
7
11
13
14
27
34
44
49
Col
Lagunas llanganuco
Laguna Parón
Unnamed
Abra Yanashalla
Corona del Inca
Cerro de Pasco
Abra Anticona
Abra la Raya
La Cumbre
Lauca Pass
Laguna Blanca / Verde
Start
Caraz
Caraz
Huaraz
Chiquián
Rio Maranón
Huanuco
La Oroya
Sicuani
La Paz
Tambo Quemado
San Pedro de Atacama
Hoogte Start - Pas
2250 - 3800 m
2250 - 4200 m
3100 - 4350 m
2970 - 4750 m
2980 - 3900 m
1800 - 4380 m
3720 - 4820 m
3550 - 4370 m
3600 - 4710 m
4130 - 4760 m
2300 - 4600 m
Wegtype
Onverhard
Onverhard
Asfaltweg
Onverhard
Onverhard
Asfalt
Asfalt
Asfalt
Asfalt
Asfalt
Onverhard
Dag voor Dag
Centraal Peru (Huaraz-Cordillera Blanca-Huánuco-Cerro de Pasco-Lima)
Dag
1
2
3
4
5
7
8
10
11
12
13
14
15
Route
Huaraz - Yungay - Caraz
Caraz - Lagunas llanganuco - Caraz
Caraz - Laguna Parón - Caraz
Caraz - Yungay - Huaraz
Huaraz - Conococha - Chiquián
Chiquián - Abra Yanashalla - Huallanca
Huallanca - La Unión
La Unión - Chavanillo
Chavanillo - Corona del Inca - Huánuco
Huánuco - Huariaca
Huariaca - Cerro de Pasco - Junín
Junín - Abra de Anticona - San Mateo
San Mateo - Lima
Opmerkingen
Voornamelijk afdalen door de vallei
Prachtige meren op 3.800 m
Stofweg naar meer op 4.200 m
Op en neer maar meer op door de vallei
Tegenwind. Hoogvlakte. Pas op 4.350 m
Tegenwind. Eindeloze klim naar 4.700 m
Alleen afdalen
Veel klimwerk
Veel klimwerk, nog meer afdaling
Alles omhoog maar niet steil
Omhoog tot 4.250 m, dan vlak
Abra de Anticona 4.800 m hoog
Alleen afdalen
Km
76
89
66
71
115
84
22
83
73
68
118
136
112
Zuid Peru (Cuzco-Inca Trail-Machu Picchu-Valle Sagrado-Titicacameer-Boliviaanse grens)