Willem Hoffmans en ik verlaten de oude Romeinse stad Nîmes onder een helder blauwe hemel. De
fietsbus heeft ons snel en comfortabel ter plekke gebracht en we kunnen gelijk de
fiets optuigen en wegfietsen. Veertig heuvelachtige kilometers fietsen we door glooiend
heuvelland voordat we Anduze bereiken, aan de voet van de veel hogere heuvels,
hoogvlaktes en kloofdalen van de Cévennen. Anduze ligt zelf ook ingeperst tussen
twee kleine rotswanden en is voor ons dus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk
de entree tot de Cévennen. Na een korte pauze klimmen we omhoog door nauwe groene
rivierdalen. Op de rivierbeddingen groeien bamboebossen. Soms klimt de weg boven
het dal, soms volgt de weg de riviertjes die tot levensgevaarlijke rivieren kunnen
uitgroeien tijdens herfststormen.
Op dit moment echter legt een vriendelijk herfstzonnetje het lieflijke landschap in
warme, zachte, pasteltinten. Minder idyllisch is het harde klimwerk dat we als
consequentie moeten aanvaarden van onze wens om de Cévennen per fiets te
verkennen. De weg klimt tot een hoogte van 1.000 meter bij Barre des Cévennes.
Ik bemerk dat ik een kou heb gevat. Willem had de kou al eerder gelopen.
Door deze malheur kost het klimmen veel meer moeite dan het anders zou kosten.
Aangezien er geen campingfaciliteiten zijn, zullen we de pas over moeten steken
naar het dal van de Tarn. Het zware werk wordt beloond. Het uitzicht in de gorges
du Tarn is wondermooi.
We dalen af naar de vallei en zetten onze tent op in de verlaten camping van Florac.
Al met al hebben we 130 kilometer gefietst op onze eerste dag. Volgens Willem was
dit één van de zwaarste dagtochten van zijn leven.
Dag 2: Florac - St Enimie - Causse de Sauveterre - Chirac 73 km
Na enkele vlakke kilometers langs de Tarn bereiken we het mooie dorpje Ispagnac.
Voorbij Ispagnac vernauwt het dal van de Tarn zich en worden de flanken steiler.
Het Nationale Park de Cévennen is het enige nationale Park van Frankrijk in
een middelgebergte.
De kloof van de Tarn is één van de voor de hand liggende hoogtepunten van
het Nationale Park de Cévennen. Een ander uniek landschappelijk fenomeen zijn de
zogenoemde 'Causses'. Causses zijn de kale, verweerde kalksteenplateaus van het
Nationale Park de Cévennen. Er zijn vier Causses. Twee daarvan flankeren de
Gorges du Tarn. Links is de Causse Méjean, welke de hoogste is met een gemiddelde
hoogte van ongeveer 1.200 meter. De Causse Méjean ligt ongeveer 600 meter boven
ons. Rechts is de Causse de Sauveterre. Deze zullen we vandaag oversteken om aan de andere
kant van het plateau af te dalen in de vallei van de Lot.
St. Enimie is het toeristische centrum van de vallei van de Tarn. Op deze dromerige
herfstmorgen zijn toeristen echter niet te vinden. Alleen de plaatselijke bevolking is
aanwezig op de markt. En natuurlijk twee fietsers, Willem en ik.
Na ons bezoek aan het pittoreske dorp St. Enimie is er weer klimwerk te verrichten.
De weg slingert vijfhonderd meter omhoog naar het plateau van de Causse de Sauveterre.
Onder deze perfekte condities is dat geen grote opgave, alleen mijn verkoudheid probeert
nog roet in het eten te gooien. Na een uur staan we op het plateau. Het kale landschap
vormt een fascinerend contrast met het groene dal van de Tarn. Het zijn deze continue
veranderingen in landschap, mensen en culturen die het reizen met de fiets zo
bijzonder maakt. De Causse blijkt lang zo vlak niet te zijn als we hadden verwacht.
Het hoogland is meer een glooiende heuvelland. Grote inspanningen hoeven we
desalniettemin niet meer te leveren.
Fietsen in Frankrijk betekent dat ontbijt en lunch langs de weg genoten worden.
Met de bizarre openenings- en sluitingstijden van winkels en bakkerijen is er
geen andere keuze. Het kloppende hart van het Franse platteland, de boulangerie,
is gesloten om 12 uur in de morgen. Voor ons is het dan pas theetijd en zeker nog
te vroeg om ons te laven aan de uitzonderlijke verworvenheden van de Franse cuisine.
We maken ons geen zorgen want is er een betere tijd om te genieten van de baguettes en
de variëteit aan opmerkelijke kazen dan na een fysieke inspanning als de zojuist
volbrachte klim? En is er een betere plaats om dit te doen dan onder de zon op
de hooglanden van de panoramische Causse de Sauveterre?
Na de lunchpauze beginnen we met gemakkelijke kilometers: de afdaling van de Causse
de Sauveterre naar de vallei van de Lot. Vele opmerkelijk mooie dorpen liggen aan de
rivieren de Dordogne en de Lot maar de meeste daarvan liggen westelijk van ons.
De landelijke landschappen die we hier en nu aantreffen zijn echter al even plezierig.
Het ritme van het leven is charmant laag, een weldaad in vergelijking met het ritme
van de Randstad.
Na de koers van de Lot een aantal kilometers te hebben gevolgd wacht een nieuwe
klim. Over een smal perifeer weggetje klimmen we naar een obscuur heuvelgebied.
Het duurt ons nog drie kwartier voordat we boven zijn. Een paar minuten later zijn
we alweer afgedaald naar een nieuw dal. We komen in het dorpje Chirac, wellicht het
dorp waarnar de Franse president is genoemd. De camping van Chirac is gesloten.
Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs problemen op te leveren. Als een camping de
ene dag gesloten is verklaard, kan deze de volgende dag weer geopend worden. De
'patron' staat er zelfs op dat we gratis kunnen staan op de camping. Hij redeneert
dat hij geen vergoeding kan en mag vragen als er geen warm water is voor
de douche. Onze protesten leiden niet tot een veranderend standpunt. De man
weigert simpelweg geld aan te nemen.
Dag 3: Chirac - Plomb du Cantal - Albepierre / Murat 121 km
De derde dag van onze kleine reis begint met een relatief lange klim. De uitstekende
weerscondities van gisteren en eergisteren leken zo vanzelfsprekend dat elke gedachte
aan een weersverandering weinig realiteitsgehalte leek te hebben. Nu de dag koud,
klam en vochtig opent met de bergen in de wolken, lijkt dit grijze weer al net zo
vanzelfsprekend. Dat laat maar weer eens zien hoe de geest gedicteerd wordt door het
toevallige karakter van condities en situaties. De mist maakt een natuurlijke,
regelmatige ademhaling onmogelijk. De verkoudheid krijgt alle ruimte voor een effektieve
doorstart. Na een uur bereiken we hoestend en kuchend een kleine pas. We hebben een
fascinerend uitzicht over het wolkenlandschap onder ons. Na het bereiken van de pas
moeten we nog een stuk verder klimmen. Over de schouder van de heuvelrug voert de
weg naar hogere heuvels. Het landschap is geschilderd in diepe herfstkleuren en
doet de gedachten melancholisch afdwalen naar de eindigheid en vergankelijkheid
van de dingen. Na deze explosie van kleur klimmen we wederom in de wolken, waar ineens
alle kleur aan het landschap om ons heen onttrokken is. De ondoorlatende soep van
wolken verdicht de lucht en voedt het mysterieuze gevoel van de vreemde kleurloosheid
van de heuvels. Melancholie wordt verstilling in de stilte van de grijze mist om ons
heen.
We dachten dat de Causse de Sauveterre een desolate uitstraling had maar dat beeld
moet met terugwerkende kracht aangepast worden. Het granietplateau van Aubrac is als
een oude man aan het einde van een bewogen leven. Het verweerde land is bedekt met
grote stenen. Kleine diepblauwe meren vullen de depressies in het landachap. Grote
koeien begrazen het land. Slechts weinig bomen zijn hier aan te treffen. Alleen
stugge grassoorten en heidevegetatie doen het goed op de winderige hoogvlakte. We
zijn blij dat de mist door de wind is verdreven zodat we kunnen genieten van de wilde
pracht van dit bijzondere gebied.
In tegenstelling tot de kalksteenplateaus van de causses zijn er kleine meren op de
Aubrac hoogvlakte. Een aantal kleine heuvelruggen lopen over het plateau. Soms steken
we een heuvelrug over, soms passeren we alleen maar. Een paar uur fietsen we over
de hooglanden. Plotseling komen we aand e rand van het plateau en daalt de weg
in de canyon van de Truyère rivier.
Aan de overzijde van de Truyère rivier klimmen we opnieuw, deze maal naar het
oude vulkanische complex van de Plomb du Cantal. Het Cantal district herbergt een
aantal oude, dode vulkanen. Opnieuw trekken we door nieuwe, fascinerende landschappen,
deze keer getekend in pastelkleuren en lange, diepe schaduwen door de late avondzon.
De laatste kilometers van de laatste en langste van de beklimmingen van vandaag
eisen een zware tol. Waarschijnlijk is de vermoeidheid vooral een gevolg van de
verkoudheid. Ik voel me ook enigszins koortsig als we zijn afgedaald naar Murat.
Als blijkt dat de camping is gesloten, moeten we weer terug klimmen naar Albepierre,
halverwege naar de Plomb du Cantal. In Albepierre is een gîte d'étape
waar we eindelijk de overnachtingsplek bereiken.
Dag 4: Albepierre - Puy Mary - Aurillac 75 km
Na een koortsachtige nacht voel ik me zwak en vermoeid als ik opsta. Problemen doen zich al
voor voordat we vertrekken. Ik raak alles kwijt dat ik aanraak tijdens het pakken
van de fiets, een proces dat normaliter een routine is en zou moeten zijn. Als ik de ene
verdwenen fietstas heb gevonden, is de tweede op mysterieuze wijze verdwenen. Op het
moment dat ik die weer terug vind, is de eerste weer weg. Als de tas weer terug is,
is ineens de derde fietstas spoorloos. Nadat ik uiteindelijk toch alle spullen bij
elkaar heb, blijken mijn fietshandschoenen kwijt. Wellicht heb ik ze vergeten op de
pas van de Plomb du Cantal. We besluiten maar gauw te vertrekken voordat meer
spullen op mysterieuze wijze verdwijnen.
De beklimming en afdaling van de Puy Mary is ons doel voor vandaag. Op mijn eerste
fietsvakantie in 1999 heb ik de oude vulkaan al eens overgestoken. Toen kwam ik van
het noorden en daalde westwaarts af. Deze keer zullen we de twee andere routes
fietsen. We zullen van de zuidzijde naar de Puy Mary klimmen en afdalen aan de
zuidwestelijke kant naar Aurillac om daarna naar het zuiden af te buigen om op weg
te gaan naar Narbonne, het geplande eindpunt van onze reis. Van Aurillac hebben we
dan vier dagen om Narbonne te bereiken. Dat betekent dat we minimaal honderd kilometer
per dag moeten fietsen en dat er niet al te veel mis mag gaan; op de korte herfstdagen
valt de avond vroeg in. Op het moment dat ik dit bedenk, maakt mijn crank vervaarlijk
krakende geluiden. Gelukkig hebben ze goede onderdelen in de grote fietswinkel van
Aurillac.
Dag 5: Aurillac - Entraygues - Estaing - Espalion 82 km
Donder en bliksem schudden ons weinig zachtzinnig wakker om 8 uur in de morgen.
Het heeft geen zin om in dit weer te vertrekken. Wanneer na twee uur de eerste wolkbreuken
over zijn gewaaid, kunnen we eindelijk van start gaan. Het regent nog steeds hard
als we omhoog klimmen naar een nieuw plateau. Dit plateau is echter verre van vlak.
Het kost een paar uur klim- en daalwerk voordat we de vallei van de Lot bereiken.
Eindelijk stopt de regen, ondanks dat de wolken nog net zo donker zijn als voorheen.
We passeren mooie middeleeuwse stadjes als Estaing en Espalion. In Espalion worden we
wederom getrakteerd op een hevige onweersbui, dit maal een landurige affaire met zeer
felle buien. We zetten snel onze tent op in de verlaten camping van Espalion. Opnieuw
eist de campinghouder geen vergoeding.
Dag 6: Espalion - St Eulalie d'Olt - La Malène - Meyrueis 115 km
De laatste wolkenresten van de buien van gisteren kleven nog aan de flanken van de heuvels
als we van start gaan. We volgen de rivier de Lot naar het oosten, soms hoog boven
het dal, soms op dalhoogte. Onderweg passeren we het mooie dorp St. Geniez d'Olt.
Voorbij het dorp is het dal van de Lot buitengewoon smal. Het landschap is intens groen.
In combinatie met het warme, vochtige weer heb ik de sensatie om in de Tropen te fietsen.
Het lijkt alsof we ons in de bovenstroomse gebieden van de Amazone bevinden. Het water
is dik en bruin van het sediment. Regenbuien zoals die van gisteren garanderen enorme
hoeveelheden erosie.
We klimmen opnieuw ver boven de rivier. Deze keer verlaten we het dal van de Lot voorgoed.
We beklimmen de Causse de Sauveterre. Na het doorkruisen van het plateau dalen we af naar
de Tarn. In La Malène steken we de rivier over. Hier is de kloof van de Tarn op
zijn nauwst. De klim naar de Causse Méjean heeft adembenemende uitzichten naar
beneden in de Tarn. Na vele haarspeldbochten bereiken we het plateau van de Causse
Méjean.
We hebben de laatste dagen barre, verweerde landschappen gezien maar de Causse Méjean
zet een nieuwe standaard. Het desolate karakter van het kale landchap wordt nog eens
versterkt door wolken die met grote snelheid en maar juist boven onze hoofden over de
vlakte voortjagen. De Causse Méjean heeft een unieke atmosfeer en behoort tot
de mooiste landschappen van Frankrijk. Veel tijd om daar van te genieten is er helaas niet.
Het is al laat. Binnen een uur gaat de zon onder. Nadat we de hoogvlakte hebben
overgestoken, komen we in een nieuw kloofdal. Door de Gorges du Jonte dalen we
af naar Meyrueis. Juist voordat de zon ondergaat, vinden we een overnachtingsplaats
in de vriendelijke gîte d'étape.
Dag 7: Meyrueis - Mont Aigoual - St Guilhem le Désert - Clermont l'Hérault-Lac de Salagou 138 km
Langs de Jonte fietsen we naar boven. We zijn op weg naar de top van de Mont Aigoual.
De vriendelijke vrouw van de boulangerie van Meyrueis waarschuwt ons voor verschrikkelijk
weer. Vanwege de sterke zuidelijke wind zou het weer aan de andere kant van de berg
erbarmelijk moeten zijn. Ik zie dat het zicht op de 1.650 meter hoge top van de Mont Aigoual
inderdaad door wolken aan het zicht onttrokken is. In de Jonte Vallei is het weer
nog redelijk. Het regent in ieder geval nog niet. Als we het gehucht Cabrillac op
zeven kilometer voor de top bereiken, veranderen de omstandigheden echter drastisch.
Een harde, ijskoude wind jaagt mist en wolken over het plateau, over de bomen en over de weg.
We krijgen alvast een voorproefje van het weer aan de andere zijde van de berg.
Het blijkt dat we zo lang niet hoeven te wachten. Zelfs aan de 'goede' zijde van de berg
komen we in grimmige omstandigheden terecht. De laatste kilometers tot de top worden we
getrakteerd door hevige slagregens. We zijn compleet omringd door wolken, het zicht reikt
niet verder dan ongeveer tien meter. De wolken jagen met schrikwekkende snelheid over
de wegen en ontregelen de oriëntatie. Soms denk ik dat ik met fiets en al omver
gesleurd zal worden door de wind.
Uiteindelijk bereiken we de top, koud, nat en verlaten. De lange afdaling is nog
kouder en natter dan de klim, zoals ons reeds was toegezegd. Na een uur zijn we
afgedaald in het dal van de Hérault. Op deze hoogte is het niet zo koud meer
en als we een paar kilometer langs het dal van het massief weg fietsen, houdt ook
de regen op. Achter onze rug echter wordt de Mont Aigoual zo te zien nog steeds
geteisterd door de stijgregens. Daar hebben wij geen last meer van. Met de rivier
de Hérault fietsen we in zestig kilometer naar Clermont l' Hérault waar
we slapen op een camping aan het Lac de Salagou.
Dag 8: Clermont l'Hérault - Lac de Salagou - Narbonne 93 km
Het is al weer de laatste dag van de reis. Vanavond vertekt de bus in Narbonne. Het
laatste traject naar Narbonne is niet zwaar. Door de wijngebieden van de Languédoc
fietsen we verder naar het zuiden. Het weer is nog steeds grijs maar we mogen niet klagen.
We hebben een fantastische doorsteek door het Massif Central gemaakt. De mooiste gebieden
hebben we met goed weer gezien. De kloofdalen, de hooglanden, de vulkanen: het goede
van reizen met de fiets is dat je compleet verschillende werelden kunt doorkruisen
in een tijdsspannen van niet meer dan een week.
Kaart van de route
Statistieken
Feiten en Cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Gefietste afstand
Afstand / Dag
Grootste afstand op een dag
Grootste hoogteverschil op een dag: klimmen
Grootste hoogteverschil op een dag: dalen
Hoogste punt op de fiets
# open campings: # gesloten campings
# keer dat we toch een goede kampplaats hadden
# keer dat we moesten haasten voor eten voor de siësta
8
8
826 km
103 km
138 km
1.000 m (van Meyrueis naar de Mont Aigoual)
1.450 m (van Mont Aigoual naar Clermont l'Hérault
1.588 m (Pas de Peyrol - Puy Mary)
1:10 (in de eerste week van oktober)
iedere dag
iedere dag
Hoogtepunten
Lozère
Lozère
Cantal
Fietsen door de gorges en over de causses van Nationaal Park de Cévennen
Fietsen over het verweerde granitische plateau van Aubrac
Te zijn tussen de vulkanen van Cantal en het beklimmen van de Puy Mary