startpagina

.

De Elementen - Fietsen in IJsland

Dag 0: Reykjavik 0 km

"Koud hier."
Nog voordat ik uit het vliegtuig stap, bevestigen mijn voogangers al de bekende clichees van het IJslandse weer.
"Brrr, wat is het hier koud."
"Poeh, zeg dat wel, zeg."
Uit de volgende groep die uit het vliegtuig stapt, komen vergelijkbare geluiden. Dan stap ik zelf uit. De ijzige wind slaat tegen mijn gezicht en ook ik kan er niet om heen dat het vooralsnog koud is. Of op zijn minst dat het koud aan voelt. Visueel is er niet veel mis met het weer. De zon schijnt en op een paar wolkenflarden na is de hemel diep blauw. De paar wolkenflarden jagen wel erg snel voorbij, wat ik als een ongunstig teken beschouw.

Na een minuut lopen sta ik al weer binnen, in de luchthaven. Na een half uurtje heb ik zowel mijn fietstassen. En even later heb ik ook mijn fiets en de fietsdoos. Helaas nauwelijks als een pakket, aangezien de fiets voor de helft buiten mijn fietsdoos steekt. "Hoe hebben ze dit voor elkaar gekregen?", vraag ik me vertwijfeld af. Gelukkig steekt de fiets er bij het achterwiel uit en niet aan de voorkant, waar ik mijn voorwiel met twee dunne tiewraps aan het frame heb opgehangen. Gelukkig blijken alle spaken van mijn achterwiel ook nog intact. Alleen de fietsdoos zelf heeft zware schade ondervonden. Dat is geen onoverkomelijke ramp, maar wel erg spijtig. Op het vliegveld worden geen fietsdozen verkocht. De fietsdoos kan wel in bewaring worden gegeven, maar dat kost EUR 10,- per dag gedurende de eerste week en EUR 5,- per dag in de opvolgende dagen. Aangezien ik dertig dagen onderweg zal zijn, zou me dat EUR 185,- kosten. Dat terwijl de waarde van een fietsdoos maar EUR 20,- bedraagt. En dat is een fietsdoos die intact is, en niet de volledig uit elkaar gescheurde voddendoos waar ik mee opgescheept zit. Ik neem daarom een ander besluit. Ik sleep mijn fiets met kartonnen rafeljas naar buiten, waar ik gelijk een bus tref die de fiets mee kan nemen. Een uur later sta ik met fiets, doos en tassen voor de camping van Reykjavik. Hier kunnen ze de fiestdoos - of wat daar van over is - stallen voor EUR 35,-. Nog altijd veel te duur, maar in ieder geval beter dan EUR 185,-.

Het AlÞingi, het parlementsgebouw van IJsland

Het is al avond als ik mijn tent heb opgezet, mijn fiets rijklaar heb gemaakt en een douche heb genomen. Nu nog gas voor mijn brander kopen, etensvoorraden voor morgen en zelf eten. Gas voor mijn brander is snel geregeld. Dat blijken ze bij de camping te verkopen. Tevens weet ik daar de onbetaalbare, maar gratis fietskaart "Cycling Iceland" te verkrijgen. Zeker niet gratis was de supermarkt, waar ik een avondmaaltjd plus noodvoorraden kocht voor een exorbitant bedrag van boven de EUR 40,-. De organisatie is nu in ieder geval definitief in orde, troost ik me.

Hallgrimskirkja, de kathedraal van Reykjavik Ik loop over de Sæbraut, de weg die langs de zee naar het centtrum en naar de oude haven voert. Een breed fietspad en een voetgangerspromenade flankeren de weg. Aan de overzijde van de zee ligt een grillige bergketen met gedeeltelijk besneeuwde flanken. Het arctische panorama wordt bekroond met de vulkaan met ijskap van de Snaefallsjökull, die ik in de verte kan ontwaren. Enerzijds verbaast het me dat zelfs in de hoofdstad, aan de kust nota bene, het landschap zo'n ijzige uitstraling heeft. Tegelijkertijd word ik geconfronteerd met de verklaring. De ijzige wind die over de zee jaagt, heeft ook in de loop van de avond nauwelijks aan kracht ingeboet. Ik moet er rekening mee houden dat de wind wel eens een permanente metgezel zou kunnen worden deze reis. Als ik naar links kijk, zie ik helemaal geen natuur, maar de moderne stad die Reykjavik is. Moderne, zakelijke gebouwen voeren de boventoon. Ik raak zelden of nooit in vervoering van kantoorgebouwen, maar ik moet constateren dat de meeste gebouwen smaakvol zijn en dat het totale plaatje intrigeert. Elk gebouw lijkt uit een andere visie te zijn ontsproten, maar de gemene deler is dat de gebouwen een strakke vormgeving hebben en dat ze allemaal individualisme en eigenzinnigheid uitstralen. En toch vormen al deze gebouwen bij elkaar een behoorlijk harmonisch geheel. Via het architectonische meesterwerk van het culturele centrum de Harpa loop ik naar de oude haven, waar ik een bescheiden vismaaltijd eet. Via het oude centrum en het AlÞingi, het uit grote donkergrijze stenen opgebouwde parlementsgebouw, loop ik naar Reykjaviks meest bekende gebouw, de Hallgrimskirkja. De in strakke basaltvormen opgetrokken betonnen kathedraal dateert van 1986, maar is sindsdien de blikvanger van Reykjavik. De duizelingwekkende verticale lijnen doen denken aan een gigantisch orgel. Een orgel met pijpen van ijs wel te verstaan, aangezien de kathedraal louter witteinten bevat. Tot mijn verbazing blijkt er binnen ook daadwerkelijk een gigantisch orgel te staan, waar op dat moment prachtige muziek van Bach op wordt gespeeld. De binnenruimte is al net zo strak ingericht als buiten, ware het niet dat de lijnen naar de nok toe voorzichtig naar elkaar toe buigen.

Reykjavik centrum


Dag 1: Reykjavik - Þingvellir - Laugarvatn 84 km

Reykjavik was een interessante ervaring, maar ik ben niet helemaal naar IJsland gereisd voor zijn mooie steden. Dan had ik beter naar Italië kunnen gaan. Ik ben zoals alle IJslandgangers naar het verre noorden gegaan voor zijn landschappen. Als het een beetje mee zit, zou ik daar al vandaag mee in aanraking kunnen komen. De bekende geisers van Geysir liggen op iets meer dan honderd kilometer fietsen van Reykjavik en de waterval Gullfoss ligt niet veel verder. In alle vroegte verlaat ik de camping om door de nu nog lege straten van Reykjavik een weg naar buiten te vinden. Al snel bereik ik een brede weg, die nu al druk is. Ik volg het fietspad dat parallel aan de weg loopt, in de hoop dat er een plek komt om de weg over te steken. Na een paar minuten fietsen blijkt het fietspad de weg helemaal niet over te steken. Ik kom uit op een al even drukke weg die de andere weg kruist. Het fietspad blijkt ook deze weg niet over te steken, maar weg te draaien naar de verkeerde kant. Ik rijd nu dus niet alleen precies de verkeerde kant op, ik moet nu twee drukke wegen oversteken in plaats van een. Uiteindelijk, na nog enkele minuten fietsen, kan ik de laatste weg eindelijk oversteken via een hele steile brug. Eenmaal afgedaald aan de andere kant blijkt dat er gewerkt wordt aan het fiestpad, dat volledig is afgesloten. Er lijkt niks anders op te zitten dan de gifbeker helemaal leeg te drinken en het hele stuk terug te fietsen in de hoop dat er daar wel een mogelijkheid wordt geboden om de weg over te steken. Die gifbeker laat ik echter aan me voorbij gaan. Ik klim met mijn fiets over het talud naar beneden en fiets over de snelweg over de andere snelweg heen. Zo, dat zijn twee vliegen in een klap. Een steile klim over de snelweg brengt me in een lelijk kantorenpark met veel benzinepompen, waar ik in ieder geval de mogelijkheid aangrijp om de snelweg te verlaten. Een lange serie van steeds minder zware hindernissen brengt me van kantorenparken naar buitenwijken naar aaneengesloten suburbs en tenslotte een lange serie van voorsteden en golfbanen. Echte tegenslagen doen zich niet meer voor en na een uur of twee heb ik de stad definitief achter me gelaten. het is moelijk voor te stellen dat het twee uur kost om een stedelijk gebied met ternauwernood 200.000 inwoners - dat is inclusief voorsteden - te doorkruisen. Met een fietsbrug steek ik de N1 ofwel de rondweg over, de enige serieuze doorgaande weg van IJsland en bevind ik me in het open, panoramische landschap van IJsland.

De leegte van het landschap staat in schril contrast met de stedelijke gebieden die ik zojuist heb doorkruist. Een brede vallei golft langzaam omhoog. Enkele kilometers aan weerzijden van de vallei liggen steilere bergruggen, maar de breedheid en leegheid van het dal maakt meer indruk dan de bergruggen. En dan is er de weg die door het lege landschap snijdt, maar dat uit zijn voegen barst van het verkeer. Continu jagen de auto's langs me heen. De weg heeft geen vluchtstrook of schouder, zodat ik geen andere optie heb dan op de zelfde strook te rijden als de eindeloze stroom auto's en dat de automobilisten geen andere keuze hebben om rakelings langs me heen te scheuren. En dan fiets ik niet op de rondweg die de een of twee steden en iets meer dorpen en nederzettingen van IJsland met elkaar verbinden, maar op een weg die slechts voert naar enkele landschappelijke bijzonderheden.

Het is niet fijn om te fietsen op een drukke weg, maar de automobilisten houden vrijwel allemaal rekening met me. Dat kan niet gezegd worden van de wind, die als een bezetene op me inbeukt. Aangezien er op IJsland maar weinig bomen zijn, heeft de wind vrij spel. De wind is net niet helemaal tegen, maar komt schuin van voren, zodanig dat ik zwaar moet tegenhangen om niet de weg op geblazen te worden. Gelukkig is de wind van een massieve consistentie. Als de wind vlagerig was geweest, had ik vermoedelijk de eerste beste keer dat de wind even wegvalt, over de vangrail gehangen.

Landschap tussen Reykjavik en Þingvellir

Als een mier kruip ik voort, omhoog tegen de berg en tegen de stormwind in. Erg hoog hoef ik niet te klimmen en na een golvend plateau te hebben overgestoken, daalt de weg. Ver voor me zie ik het nog veel bredere dal van Þingvellir voor me, alsmede het grote meer Þingvellavatn. De afdaling is met deze wind tegen nauwelijks ontspannen. Als ik hard doortrap, haal ik bijna de snelheid die ik normaliter op het vlakke fiets. Maar ik kom in ieder geval vooruit in het landschap.

Þingvellir is het eerste landschappelijke hoogtepunt van de reis. Het is de beste plaats om te zien hoe Noord-Amerika en Europa geologisch steeds verder van elkaar verwijderd raken. Door stromingen in het vloeibare binnenste van de aarde, worden de geologische platen van Noord-Amerika en die van Eurazië elk jaar 5 centimeter verder uit elkaar gedreven. Zo blijkt dat Europa en Amerika niet alleen politiek steeds verder van elkaar af te liggen, maar dat Trump en het witte huis ook daadwerkelijk van Europa afdrijven. Dit fenomeen van scheidende continenten vindt plaats in de gehele Atlantische Oceaan van noord tot zuid, maar nergens zo hevig als op IJsland. De aarde wordt als gevolg van de krachten letterlijk uit elkaar gescheurd, waardoor een landschap achterblijft vol met evenwijdige scheuren en breuken. In veel van deze scheuren zijn kleine meren of waterpartijenen een enkele keer komt een rivier bij zo'n breuklijn om vervolgens als een kletterende waterval de scheur in te stromen.

Þingvellir

Þingvellir is niet alleen van geologisch en landschappelijk van belang maar heeft ook een belangrijke historische waarde. Nadat de eerste kolonisten aan het einde van de negende en het begin van de tiende eeuw naar IJsland trokken, werd rond 930 na Christus besloten om eenmaal per jaar twee weken bij elkaar te komen bij Þingvellir om daar de lopende zaken te runnen. De reis naar Þingvellir kon lang zijn, aangezien de kolonisten veelal beren waren die her en der verspreid over het land leefden. De lakmoesproef voor het experimentele parlementaire systeem was de religieuze tegenstelling tussen gelovigen en heidenen. Uiteindelijk werd gekozen om het Christendom als officiële staatsgodsdienst aan te nemen en tegelijkertijd ongelovigen en heidenen het recht te geven om hun godsdeinst privé uit te oefenen. Het politieke gedoogbeleid pakte goed uit. De spanningen waren voorbij toen iedereen de vrijheid voelde om zijn eigen leven volgens eigen inzichten in te richten.

Laugarvatn Ook de Eenzame Fietser richt zijn leven in volgens eigen inzichten. Die inzichten hebben me op een nieuwe hoogvlakte gebracht, tussen Þingvellir en Laugarvatn. Ik word getrakteerd op een tegenwind die in de tussentijd nog wat verder is aangezwollen. In sneltreinvaart jagen de wolkenpartijen over het landschap. En de auto's jagen eveneens voorbij. Þingvellir was leuk, maar het fietsen zelf kent vooralsnog niet veel hoogtepunten. De kilometerteller blijft veelal rond de tien kilometer per uur hangen en ook op de afdalingen kan ik ternauwernood het middenblad rond krijgen. Het eerste uur na Þingvellir heb ik tien kilometer afgelegd en het tweede uur lukt het me evenmin om meer dan tien kilometer te overbruggen. Heb ik een waanzinnig slechte dag? Of ben ik oud geworden? Of waait het écht zo hard dat er niet tegenop te boksen is? Hoe het ook zij, mijn ambities om vandaag nog Geysir te bezoeken, moest ik maar opgeven. In Laugarvatn knijp ik in de remmen om in de heugdherberg te slapen. Er is ook een camping in Laugarvatn, maar ik ben wel even klaar met de meedogenloos harde en ijzige tegenwind. Bovendien is de jeugdherberg van Laugarvatn erg mooi en voor IJslandse begrippen niet al te extreem duur.

Laugarvatn

's Avonds maak ik een kleine wandeling langs het meer. De zon werpt het landschap in een gouden gloed maar onderwijl raast de wind nog altijd voort. Toch is het meer relatief beschut, wat blijkt uit het gegeven dat er hier bomen zijn, die klaarblijkelijk weten te overleven. Dat is een bijzonderheid op IJsland, waar in grote delen van het land zelfs geen plantensoorten de sneeuw, de kou en vooral de wind weten te trotseren. Het Laugarvatn meer is de meest idyllische plek die ik tot nu toe heb gezien en mogelijkerwijs gaat het ook niet idyllische meer worden als ik straks in de hooglanden kom of langs de ijskappen van het zuiden of de fjorden in het oosten en noordwesten fiets. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de vulkanen, die misschien wel de meest vernietigende krachten los maken. De vernietigende kracht bestaat niet alleen uit hitte en lava, maar vooral ook het massaal smeltende ijs dat verschrikkelijke overstromingen kan veroorzaken. In de verte zie ik een van deze geweldenaars. De Hekla, de bekendste vulkaan van IJsland, hult zich gedeeltelijk in nevelen, maar is even zo goed een indrukwekkende gestalte. Ik zal eerst nog enige omzwervingen doen, maar over een dag of drie hoop ik de mythische vulkaan van wat dichterbij te kunnen aanschouwen.

Laugarvatn


Dag 2: Laugarvatn - Geysir - Gullfoss - Flúđir - Årnes 91 km

Tijdens het ontbijt praat ik met de eigenares van de jeugdherberg. Ze vertelt over de grote toename van het toerisme van de laatste jaren. Enkele jaren gelden waren er nog maar een paar honderdduizend toeristen per jaar in IJsland, waar dit jaar misschien wel twee miljoen mensen het land bezoeken. De vrouw vertelt dat de toename wel een mentaliteitsverandering teweeg heeft gebracht. Zo zijn er toergroepen die onmiddellijk een deel van een campsite in beslag nemen door het gebied af te bakenen met stenen. Dat is ongehoord voor de vrije, onafhankelijke IJslander. Ze zegt dat ze haar eigen land soms niet meer herkent.

Boerderij bij Laugarvatn

Als ik weg fiets vanuit de jeugdherberg, is het prachtig weer. Het is zonnig en, niet onbelangrijk, het waait niet. Door licht glooiende landbouwgebieden fiets ik richting Geysir, maar de bergen en hooglanden zijn niet ver weg. Pal ten noorden van zijn de eerste bergen en even verderop is de Langjökull, een van de grote ijskappen van IJsland. In het oosten zie ik in de verte de Hekla, de bekendste vulkaan van IJsland, bedekt met gletsjers en sneeuw. Omdat ik vroeg ben vertrokken, is het nog rustig op de weg. Þingvellir, Geysir en Gullfoss vormen met zijn drieën de zogenaamde Golden Circle, de bekendste excursie van IJsland. Logischerwijs wordt Þingvellir doorgaans als eerste aangedaan, omdat dat nu eenmaal het dichtst bij Reykjavik ligt. Dat geeft mij respijt om nog voor de toeristenhausse Geysir te bereiken.

Landschap tussen Laugarvatn en Geysir

Ik slaag in mijn opzet en ik bereik IJslands meest bekende toeristische trekpleister voor de grote massa's. Wel zijn er twee fietsers. Ze blijken uit Barcelona te komen en fietsen vandaag zonder bepakking. Ik vraag ze naar hun ervaringen met de wind van gisteren. Het blijkt dat ze na veertig kilometer zijn gestopt. Vandaag fietsen ze zonder bepakking op en neer van Laugarvatn naar Geysir en Gullfoss. Later zullen ze met de bus naar de noordwestelijke fjorden gaan. Daar zou het veel rustiger moeten zijn dan hier.

Geysir IJsland is een duur land maar er wordt geen entree geheven voor de landschappelijke bezienswaardigheden. Zelf niet voor Geysir. Wereldwijd wordt het fenomeen van geiser genoemd naar de sissende en spuitende hete wateren van deze plek in IJsland. De van oudsher belangrijkste geiser van Geysir, het gelijknamige Geysir, doet het echter niet meer. Op dit moment is Strokkur de meeste potente geiser van Geysir en in het kleine uurtje dat ik over de stinkende, boerende, blurpende en sissende vlakte dwaal, spuit de geiser op gezette tijden een heleboel heet water en hete dampen tot vele meters hoog de lucht in. Naast de spuitende geisers wordt meer visueel spektakel gelverd door de bont geschakeerde en ongewone kleuren van het landschap als gevlg van hoge concentraties van bijzondere mineralen. Al met al is Geysir lang niet zo groot als bijvoorbeeld het geiserwalhalla van het Yellowstone National Park in de Verenigde Staten, maar alle mooie landschappen liggen wel op hooguit vijfhonderd meter bij elkaar gepakt. Hoe dan ook is Geysir een fantastische start van de dag, die feitelijk nog maar net is begonnen.

Geysir

Geysir

Geysir

Het volgende onmiskenbare hoogtepunt zal niet lang op zich laten wachten. Vanaf Geysir hoef ik maar een kleine vijftien kilometer te fietsen om Gullfoss te bereiken, een van de bekendste watervallen van IJsland. Het waait nog steeds niet en eenvoudig fiets ik vals plat omhoog richting de waterval. Onderweg onderga ik de machtige uitzichten over de ijskap Langj&$246;kull, een magnifiek gezicht, te meer daar het einde van de ijskap niet eens te zien is. Van hieruit bezien zou de ijskap oneindig door kunnen gaan, ware het niet dat ik feitelijk weet dat de ijskap toch echt begrensd is. Hoe indrukwekkend ook, nu ik de waterval nader, zorgt het oorverdovende lawaai er voor dat de aandacht van het ijs terug gaat naar het water.

Landschap tussen Geysir en Gullfoss

Al gauw bereik ik de waterval. Door een brede vlakte stroomt het water gestaag van de hoogvlakte naar beneden, gevoed door twee ijskappen en de nodige regenval, totdat de rivier het einde van het plateau bereikt. In twee etages valt het water met donderend geraas over een breedte van een paar honderd meter de diepte in, waar het kolkend zijn weg vervolgt door een smalle, diepe kloof. Met de twee fietsers loop ik langs de vele uitzichtpunten over de waterval. Gullfoss betekent gouden waterval en onder deze sprankelende zon valt daar het nodige voor te zeggen. De lage zon lijkt gouden licht te stralen, waar het landschap zich dan ook gretig tegoed aan doet. De statistieken wijzen uit dat de weersgesteldheid hier ook heel anders kan zijn. En als de statistieken niet overtuigend genoeg zijn, dan moet de waterval zelf toch kunnen overtuigen, zeker als je bedenkt dat elke waterdruppel van de waterval als regen of sneeuw in het stroomgebied is beland.

Gullfoss

Gullfoss

Even na Gullfoss fiets ik de eerste onverharde kilometers over weg 358. Het is geen al te lastige weg en binnen een uur bereik ik al weer de geasfalteerde weg 30. Ik fiets recht naar het zuiden richting Flúđir. Het is nog altijd zonnig maar het windstille weer is in enkele minuten aan flarden gewaaid. Een stormachtige wind jaagt over de vlaktes. Het waait net een tandje minder hard dan gisteren, maar ik heb nog altijd te maken met een beukende wind. Ondanks dat ik nu naar een andere richting fiets, heb ik de wind wederom tegen. Op dit moment heb ik de wind zelfs recht tegen, wat altijd nog beter is dan dat de wind schuin tegen is. Ik word in ieder geval niet heen en weer geslingerd, hooguit naar achteren. Als ik Flúđir bereik, is het dan ook hoog tijd om aan een veel te late lunch te beginnen. De enige supermarkt is echter zo druk, dat ik niet eens naar binnen ga. Voor de supermarkt eet ik, uit de wind, mijn noodvoorraad pinda's op. Dat moet genoeg zijn om Årnes te bereiken, de beoogde overnachtingsplaats op een dag fietsen van het nationale park Landmannalaugar.

Landschap bij Flúđir

Na nog eens vijfentwintig kilometer tegenwind bereik ik Årnes, dat niet veel meer is dan een benzinepomp en een jeugdherberg. Bij de jeugdherberg blijk ik geluk te hebben. Ik bemachtig het laatste bed in de jeugdherberg. Het verbaast me dat de jeugdherberg vol zit op een afgelegen plek als deze, waar feitelijk niks te zien is en niks te doen. Dat gaat nog wat worden als ik straks door net zo dunbevolkte gebeden fiets, waar wel wat te zien en waar wat wel het nodige te doen is. Vooralsnog ben ik blij dat ik nu onderdak heb, zeker als me een biertje wordt aangeboden door een Duitse man die met zijn gezin rondtrekt door IJsland. Zijn vrouw gaat op een meerdaagse paardentrektocht over de overvloedige graslanden van dit deel an IJsland, terwijl hij en de kinderen excursies doen naar watervallen en andere bezienswaardigheden in de regio. Als ik even later mijn armoedige diner van pasta met bliktonijn en smaakloze IJslandse pesto eet - het enige betaalbare dat op een maaltijd lijkt dat verkrijgbaar was in het supermarktje van de benzinepomp - stopt een Spaanse reisleidster me de restanten van een luxueuze ovenmaaltijd toe. En zodoende kan ik toch nog genieten van een driesterrenmaaltijd.


Dag 3: Årnes - Hrauneyjar - Landmannalaugar 104 km

Vandaag is het weer aanzienlijk minder mooi dan gisteren. Het is zwaarbewolkt en het waait al vroeg in de morgen. Wederom heb ik de wind tegen. Af en toe regent het licht. En het is koud. Al met al een weinig inspirerend begin van de dag, maar toch heb ik zin om te fietsen en het fietsen met tegenwind gaat me vandaag voor het eerst gemakkelijk af. Waarschijnlijk waait het toch net even minder hard dan gisteren en zeker dan eergisteren. Het sombere weer past ook eigenlijk wel bij het open, weidse en steeds kaler wordende landschap. Langs de rivier Þjórsá fiets ik omhoog, veelal vals plat of bijna vlak maar soms moet ik ook even echt klimmen. Onderwijl haal ik een Canadese vrouw in, met wie ik koffie drink in Hrauneyjar, de enige uitspanning in een straal van zeventig kilometer. Na de koffie fiets ik alleen verder, waar ik al gauw de afslag naar Landmannalaugar bereik.

Landschap tussen Årnes en Hrauneyjar

Landschap tussen Årnes en Hrauneyjar

Na de afslag fiets ik langs een groot meer, he Hrauneyjalón, omringd door een vrijwel vegetatieloze stenenvlakte. Op de achtergrond doemt de Hekla weer op, nu aanzienlijk dichterbij dan gisteren, maar wel gehuld in wolken. De weg is nog altijd geasfalteerd, maar dat zal niet lang meer duren. Na het meer klim ik steil tegen een bergflank en na een kleine afdaling eindigt het asfalt. Er zijn drie wegen die naar Landmannalaugar leiden en alle drie zijn onverhard. Alle drie wegen zijn geclassificeerd als zogenaamde F-wegen. Mijn persoonlijke kwalificatie sluit daar naadloos op aan. Al na een paar meter slip ik weg en ontvalt me een woord dat inderdaad begint met een F. Toch heeft de naamgeving van de F-wegen een andere oorsprong. Het F-woord staat voor Fjölur, IJslands voor bergen. F-wegen zijn dus bergwegen. Op deze bergwegen ben je in een normale auto onverzekerd. Je hebt hier minimaal een vierwielsaandrijving nodig. Of een eenwielsaandrijving zoals mijn fiets. Die aandrijving hapert af en toe, maar ik kom wel vooruit door het landschap, al is dat niet zo snel.

De F208 naar Landmannalaugar

De F208 naar Landmannalaugar

Na een uur fietsen wordt de weg iets beter en verplaats ik me steeds sneller doot het steeds mooier wordende landschap. Ik bereik een kruising, van waar een ultrasteile weg omhoog voert naar een krater. Ik sla af en probeer omhoog te fietsen tegen de steeds steiler wordende weg. uiteindelijk bereik ik zonder afstappen de kraterrand en kijk het kobaltblauwe kratermeer Bláhylur in.

Kratermeer Bláhylur in Landmannalaugar

Kratermeer Bláhylur in Landmannalaugar

Een paar kilometer verder tref ik een nieuwe afslag naar een kratermeer. Deze weg is langer en de laatste honderden meters zijn nog steiler. Het laatste stuk moet ik met de fiets aan de hand lopen, maar uiteindelijk kom ik boven. Het kratermeer Ljótipollur is al net zo indrukwekkend als het kratermeer Bláhylur en wordt omringd met dieprode flanken. Van de kraterrand heb ik imposante uitzichten over de veel lager gelegen riviervlakte van de Tungnaá.

Kratermeer Ljótipollur in Landmannalaugar

Kratermeer Ljótipollur in Landmannalaugar

Landmannalaugar

Vanaf het kratermeer Ljótipollur is het niet zo ver meer naar de campsite van Landmannalaugar. Na een paar kilomter fietsen bereik ik het brede dal van Landmannalaugar, dat geflankeerd wordt door de in miljoenen kleuren geschilderde bergen. Een soort arctische, driedimensionale versie van Van Gogh, met zo wel de sombere, donkere teinten uit zijn beginwerk als de volle, diepe kleuren van zijn latere werk, alles aangebracht met de ruwe, felle penseelstreken van de meester zelf.

De F208 in Landmannalaugar

Vlak voor de campsite moet een brede, diepe rivier overgestoken worden. Speciaal toegeruste superjeeps kunnen door de rivier heen rijden, maar de meeste jeeps staan voor de rivier geparkeerd. De campsite is te bereiken via een voetgangersbrug. Door een weide vol met hagelwitte arctische wilgenroosjes voert het voetpad verder naar de campsite. Op dat moment begint het te stortregenen. Van het ene op het andere moment wordt een emmer met grote, ijskoude druppels naar beneden gestort. Ik informeer bij de balie van de campsite naar mogelijkheden om in de berghut te slapen. Er blijkt nog plaats te zijn, maar dan moet ik wel EUR 80,- betalen om in mijn eigen slaapzak in een dorm van 70 mensen te slapen. Dat doe ik niet en dus zet ik in de stromende regen mijn tent op.

Aankomst op de kampplaats in Landmannalaugar

Regen en boog in Landmannalaugar

Na de regen, Landmannalaugar

Aarde, water, vuur en lucht. Alle elementen blazen vandaag hun partijtje mee. Na twee uur van aaneengesloten zware buien wordt het toch nog droog en besluit ik een wandeling te maken. Ik klim over een morene omhoog en vervolg mijn weg over een pad dat tussen de losse stenen en rotsblokken slingert. Uiteindelijk bereik ik een nieuwe vallei, misschien nog wel mooier dan de vallei van de campsite. De vallei is bezaaid met arctische wilgenroosjes en wordt geflankeerd door roze met zilvergrijze bergen. Uit een van de hellingen ontsnappen continu vulkanische gassen. Ik wandel tot bijna zonsondergang door het adembenemende landschap. Dan haast ik me terug, te meer daar het weer hard begint te regenen.

Landmannalaugar

Landmannalaugar


Dag 4: Landmannalaugar - Leirubakki - Hella - Vestmannaeyjar 145 km

In de nacht trekken er nog een aantal flinke buien over maar vroeg in de morgen is het droog. Ik heb geen idee hoe laat het is, maar het moet nog erg vroeg zijn, Iedereen slaapt nog diep. Ik heb geen slaap meer en besluit om op pad te gaan. Dan kan ik nog een aantal uren in mijn eentje fietsen zonder dat jeeps voorbij scheuren. Na een stevig ontbijt van brood en salades ga ik op pad.

Het is droog, maar stralend weer is het zeker niet. Het is zwaar bewolkt en de bergen hangen allemaal in de wolken. Alleen in de lagere valleien is het zicht meer dan honderd meter. Waar ik gisteren het overgrote deel van de dag vrije uitzichten had op het landschap om me heen, daar bevind ik me nu in een claustrofobisch kleine wereld, visueel begrensd door de diffuse wolken. En vreemd genoeg is het landschap in deze condities adembenemend. De donkere kleuren van de vulkanische stenen contrasteren fraai met het intense fluorescerende groen van de mossen en de grassen. Nergens is het gras zo groen als op IJsland.

De F225 in Landmannalaugar

De F225 en het meer Frostađavatn in Landmannalaugar

In eerste instantie is de weg erg slecht. Bovendien voert de weg continu steil omhoog of even steil omlaag. Hierdoor lukt het me niet om harder dan vijf tot zes kilometer per uur te fietsen. Af en toe loopt de fiets vast in diep zand en moet ik korte trajecten lopen.

De F225 in Landmannalaugar

Met name in de hogere delen ben ik volledig omgeven door de wolken. Er is geen enkel geluid te horen. Elk geluid lost op in de dikke mist. Ik word omgeven door een volmaakte stilte. En door een volmaakte eenzaamheid. Ik ben de enige in het landschap. Sinds ik vertrokken ben, heb ik nog altijd niemand gezien. Na twee moeilijke eerste uren heb ik het nu veel gemakkelijker. De weg bestaat hier uit klei en is verbazingwekkend egaal. Bovendien voert de weg nu door een breed rivierdal dat nauwelijks klimt. Ik haal ineens snelheden van tegen de twintig kilometer per uur. Totdat ik de eerste rivier zonder brug bereik...

Landmannalaugar

De F225 in Landmannalaugar

De F225 in Landmannalaugar

De F-wegen van IJsland zijn berucht vanwege de rivierdoorsteken. Dit is de eerste van twee rivierdoorsteken op de F225. Het zijn met name de rivierdoorsteken die deze wegen onberijdbaar maken voor normale auto's en die zelfs problemen kunnen opleveren voor jeeps. Ik was onzeker wat deze rivierdoorsteken zouden betekenen voor mij als fietser. Zeker omdat er gisteravond en vannacht erg veel regen was gevallen. Ik heb de nodige ervaring met rivierdoorsteken in met name Zuid-Amerika, waar ik een aantal keer brede, heupdiepe, sterk stromende rivieren heb overgestoken, eenmaal met een waterval honderd meter benedenstrooms. Ik voel er niet veel voor om mijzelf opnieuw aan dergelijke risico's te onderwerpen. Dat hoeft nu natuurlijk ook niet, want in drie uur ben ik weer terug op de campsite van Landmannalaugar. Als ik de rivier nader, lijkt deze niet al te breed. Ik trek mijn sokken uit en in mijn sandalen begin ik de rivier over te steken. Vooralsnog til ik mijn fiets niet op, maar duw de tweewieler voorzichtig door de rivier totdat het te diep wordt. Tot mijn verbazing komt dat moment niet. De rivier komt nergens verder dan tot net boven de enkels. Mijn eerste rivierdoorsteek van IJsland is een eitje.

Landmannalaugar

Rivieroversteek in Landmannalaugar

Niet veel later volgt de tweede rivierdoorsteek. Deze rivier is iets potenter dan de vorige. Er is sprake van stroming en de rivier is vrij breed. Ook is de rivier iets dieper. Het water komt tot halverwege de knie. Een eitje zal ik het niet noemen, maar ook van deze rivierdoorsteek zal ik geen slapeloze nachten krijgen. Na de rivier volgt een laatste klim en een lange afdaling die me uiteindelijk op weg 26 brengt, de geasfalteerde weg naar Hella.

Ik heb na vijftig schitterende kilometers de mooie landschappen voor vandaag achter me gelaten. Mogelijkerwijs had ik bij mooi weer spectaculaire uitzichten gehad op IJslands meest imposante vulkaan, de Hekla, maar alles hangt nog steeds in de wolken. Een andere tegenvaller is dat het weer is gaan waaien. op het moment dat de wielen van mijn fiets in aanraking komen met het asfalt, is de wind aangewakkerd van windstil tot een gierende storm. En wederom is de wind vrijwel frontaal tegen.

Het is corvee. Er woont hier niemand, er zijn geen voorzieningen, het landschap is zonder uitzichten op de bergen en vulkanen ultiem saai en het is koud en guur. Er is geen enkele reden om hier te blijven. Snel eet ik wat brood en dan fiets ik weer door. Het landschap wordt langzaam maar zeker wat minder ruig en er is steeds meer ruimte voor landbouw. Dit is het meest vlakke deelvan IJsland en tevens is dit het grootste landbouwgebied van het land. Heel spannende landschappen levert dat niet op, maar het biedt me wel de mogelijkheid om de saaie weg 26 te verruilen voor de parallel lopende onverharde weg 272. Het is gelijk een stuk leuker fietsen, al ga ik nu nog langzamer vooruit.

Weg 272 tussen Leirubakki en Hella

Na een lange, ongelijke strijd met de wind bereik ik Hella. Ik zou er verstandig aan doen om hier in de remmen te knijpen en morgen verder te fietsen. Het is echter nog steeds vroeg op de dag en ik heb tijd genoeg om vandaag nog het saaie stuk over de rondweg te fietsen tot de veerboot naar het eiland Vestmannaeyjar. Dat is nog wel vijfenveertig kilometer fietsen, maar dat zou goeddeels met de wind mee moeten zijn.

Of de duvel er mee speelt, opnieuw heb ik de wind tegen. Het enige verschil is dat er nu heel veel auto's vlak langs me scheuren. Omdat de wind schuin van rechts voren komt, word ik steeds richting de stoet voorbij jagende auto's geblazen. Na vijftig kilometer zware onverharde wegen en vijftig kilometer gierende tegenwind begint de vermoeidheid ziijn tol te eisen. Die tol bestaat onder anderen uit melkzuur in de benen, permanent naar lucht happen, intense kou, frustratie, angst om aangereden te worden, zelfverwijten over mijn slechte keuzes, maar het ergste nog is de angst dat het gevecht tegen de elementen nog wel eens voor niks kan zijn. Volgens mijn informatie zou de laatste veerboot om 6 uur gaan. Een snelle rekensom leert me dat een snelheid van 12 kilometer per uur voldoende moet zijn. Ik fiets nu weliswaar veertien tot vijftien kilometer per uur, maar dat is volle bak, ik kan echt niet nog harder. Bovendien moet ik snel iets eten voordat ik een hongerklop krijg. En als ik een lekke band krijg of de wind nog verder toeneemt, haal ik het gewoon niet. Bij een benzinepomp eet ik enkele repen en daarna trek ik weer verder. Spiritualiteit is ver te zoeken. Ik strijd tegen de wind. Winnen kan ik niet, maar ik moet er op zijn minst een gelijkspelletje uit halen. Als ik de veerboot niet haal, wordt het honger lijden in een gebied waar niemand woont.

Ik bereik de afslag naar de veerboot. Nog twaalf biljarttafelvlakke kilometers scheiden me van de veerboot. Of die kilometers scheiden me van dezelfde plaats zonder veerboot. Of die kilometers scheiden me van de plek waar ik straks de veerboot zie wegvaren zonder mij. Die laatste gedachte zorgen er voor dat ik toch maar een tandje bijschakel. Onmiddellijk ga ik langzamer omdat ik dat verzet niet meer rond krijg. Uit arren moede schakel ik gelijk weer terug, maar dat verzet krijg ik nu ook niet meer rond omdat ik door het geklooi niet meer veertien maar tien kilometer per uur fiets. Ik schakel verder terug om in een verwoede krachtsinspanning de snelheid weer naar veertien kilometer per uur op te voeren. Het schrikbeeld van de wegvarende veerboot laat me niet los en wederom schakel ik bij. Misschien lukt het me nu wel om dat verzet te draaien. Hoop doet leven, maar je gaat er niet harder van fietsen. De snelheid zakt opnieuw weg tot tien kilometer per uur waarna het hopeloze spel met de versnellingen opnieuw begint. Het is pure paniek in mijn hoofd. De laatste kilometer draait de weg en heb ik ineens, onverwacht, de wind van opzij. ik kan nu wel opschakelen en als een gek fiets ik naar de haven, zo hard als ik kan, bang dat de wind weer gaat draaien of dat de boot weg gaat varen.

In het kantoor zie ik mezelf in de spiegel. Gutsend van de zweet, totaal oververmoeid. Dat heeft zo'n man toch niet nodig, vraag ik me af. Hij zou op die leeftijd zo langzamerhand wel beter moeten weten. Blijkbaar niet. Ik ben in mijn nopjes dat ik het heb gehaald. Mijn angsten bleken volledig overbodig. De boot gaat pas over twee uur en een kwartier.

Met de boot bereik ik Heimaey, de stad die bij een vulkanische uitbarsting in 1973 bijna onder de lavastroom was begraven. Het is een heel aardig stadje, waar ik een overnachting vind. Die is voor mij wel aan de dure kant, dus morgen moet ik wel weer weg van het eiland.

De Vestmannaeyjar Eilanden De Vestmannaeyjar Eilanden


Dag 5: Vestmannaeyjar - Seljalandsfoss - Skógar 104 km

Er zijn verschillende redenen om naar de Vestmannaeyjar eilanden te gaan. een van de redenen is de stad Heimaey, een van de weinige plaatsen in IJsland die voelen als een plek waar echt mensen wonen. De stad leeft in de eerste plaats van de visserij en er zijn diverse visrestaurants met een uistekende reputatie. Mijn persoonlijke steekproef van een enkel visrestaurant gaf in ieder geval geen reden om deze reputatie aan te vechten. Zelden heb ik zo lekkere vis gegeten. Een andere goede reden om de eilanden te bezoeken zijn de vulkanische landschappen. De vulkaan die in 1973 bijna het stadje vernietigde, kijkt dreigend uit over de stad. Het meest spectaculair zijn echter de torenhoge kliffen, die overal en nergens recht uit de zee omhoog schieten. De meeste mensen komen uiteindelijk naar het eiland voor de papegaaiduikers. De bollige vogels met de merkwaardige oranje snavel en de al even merkwaardige zwarte ogen zijn aan te treffen op de meest afgelegen kliffen van IJsland, veelal op eilanden. De Vestmannaeyjar Eilanden is een van de gemakkelijkste en meest kansrijke plekken om de vogels te aanschouwen.

De Vestmannaeyjar Eilanden

De Vestmannaeyjar Eilanden

Ik fiets omhoog, het stadje uit. Ik kom op een golvende bergkam met aan weerszijden de oceaan, ver beneden. Een laatste klim brengt me op de berg met de meeste papegaaiduikers. Op de top laat ik mijn fiets staan en wandel naar de kliffen. Een smal paadje leidt ver boven de oceaan. Ik zie tientallen vogels maar geen papegaaiduikers. Zouden ze er nog wel zijn? Ik ben laat in het seizoen, dus het zou kunnen dat ze al zijn vertrokken. Dan zie ik in de verte een aantal mensen met verrekijkers. Ik heb al meteen gespot dat het vogelaars zijn. Nu ja, dan zullen de papegaaiduikers er ook wel zijn. Even later tref ik de eerste exemplaren. Als ik doorloop, blijken er tientallen te zijn. Ademloos kijk ik toe. Weliswaar zonder verrekijker, maar ik kan dicht genoeg bijkomen om ze levensgroot te zien.In mijn enthousiasme schiet ik wel vijftig foto's die leiden aan een zekere inwisselbaarheid. Het maakt me allemaal maar weinig uit.

Papegaaiduiker op de Vestmannaeyjar Eilanden

Papegaaiduikers op de Vestmannaeyjar Eilanden

Na het bezoek aan de kliffen loop ik weer terug naar mijn fiets. Ik heb eigenlijk niets meer te doen hier, de missie is geslaagd. Ik besluit dan ook om af te dalen naar het dorp en de eerste veerboot naar het platteland te nemen. Daar wil ik dan nog een uur of twee fietsen naar de bekende waterval Skógafoss. Na de monsterdag van gisteren moest ik het vandaag maar eens rustig aan doen. Ik heb wel een probleem. Als ik mijn GPS aan doe, blijft het licht uit. Het blijkt niet aan de batterijen te liggen, de GPS doet het echt niet meer. Dat zu wel eens een probleem kunnen worden in de toekomst.

De veerboor brengt me weer op het 'vasteland' van IJsland, waar ik kan beginnen aan de twaalf kilometer die me weer terug brengen op de rondweg. Anders dan gisteren heb ik nu een stormachtige wind in de rug en rustig peddelend vlieg ik met ruim dertig kilometer per uur over de baan. Ik sla rechtsaf op de rondweg en bereik de Seljalandsfoss, een van de bekende watervallen van IJsland. Het water valt van oude zeekliffen naar beneden op de recente sedimentaire kustvlakte.

Seljalandsfoss

De rondweg voert verder over de sedimentaire vlakte. zodoende heb ik aan de linkerhand een wild berglandschap en aan de rechterhand de Atlantische Oceaan. Het is een vreemd landschap zo, met een aaneenschakeling van watervallen, duizelingwekkende rotswanden, gletsjers, ijskappen en andere hoogtepunten aan de linkerhand en een saaie, sedimentaire vlakte aan de rechterhand. Uiteindelijk kun je toch maar een kant tegelijk op kijken en zodoende is het met de wind in de rug plezierig fietsen.

Landschap tussen Seljalandsfoss en Skógar

Landschap tussen Seljalandsfoss en Skógar

Tussen Seljalandsfoss en Skógar

Het is een gemakkelijke dag vandaag. Precies wat ik nodig heb. Toch dreigt het op het laatst nog mis te gaan. Een bui hangt vlakbij Skógar, het beoogde eindpunt van vandaag. Maar ik heb opnieuw geluk. De zware bui mist Skógar op een haar na. Skógar blijkt een plaats zonder mensen. Of beter gezegd, een plaats zonder vaste bewoners. Want mensen zijn er genoeg. En die komen allemaal voor een van de bekendste watervallen van de wereld. De Skógafoss valt 62 meter naar beneden. Dat is een flinke val, hoewel er genoeg watervallen zijn die veel dieper vallen. Ook zijn er genoeg watervallen met hogere volumes water. Er zijn echter bijna geen watervallen die de esthetische schoonheid van de Skógafoss benaderen.

De N1 tussen Seljalandsfoss en Skógar

Landschap tussen Seljalandsfoss en Skógar

Landschap tussen Seljalandsfoss en Skógar

Zelden heb ik mijn tent op zo'n mooie plaats opgezet als vandaag. De camping van Skógar ligt pal voor de Skógafoss. De honderden tot duizenden wandelaars en toeristen moeten de camping oversteken om de waterval te bereiken. Hier zijn geen hekken nodig om alles goed te laten gaan. Wat dat betreft is IJsland een opvallend veilige plaats. Het lijkt wel of er geen criminaliteit bestaat op het dunbevolkte eiland.

In de avond maak ik nog een kleine wandeling. Bij de Skógafoss begint een van de meest bekende trekkings van IJsland, de Fimmvörđuháls trekking. Het eerste deel van de trektocht voert langs niet minder dan 22 watervallen omhoog. De eerste watervallen onderga ik bij ondergaande zon. Een mooi einde van een mooi dag.

Skógafoss

Landschap bij de Skógafoss


Dag 6: Skógar - Dyrhólaey - Reynisfjara - Vik - Kirkjubæjarklaustur 131 km

Het is mooi weer vandaag. Ik trek verder naar het oosten over de rondweg. De weg voert goeddeels vlak over de kustvlakte. Links zijn overweldigende rotsmassieven, watervallen, gletsjers en ijskappen. Rechts is het voor het overgrote deel vlak, maar af en toe rijst een eenzame berg uit de vlakte omhoog. Al met al dezelfde ingrediënten als gisteren.

Landschap bij Dyrhólaey met de ijskap Mýrdalsjökull

Ik koers op het plaatsje Vik af. Daar zijn bijzondere basaltkliffen te bewonderen bij Dyrhólaey en Reynisfjara. Beide locaties liggen op zes kilometer van de rondweg. Ik zal dus twee keer heen en terug moeten fietsen, als ik deze plekken wil bezoeken. De kliffen van Dyrhólaey zijn het eerste aan de beurt. Een wild kustlandschap van zwarte vulkanische rotsen en even zwarte stranden strekt zich voor me uit. Door erosie van golven en getijden zijn in de loop van de jaren en eeuwen grillige vormen in de rotsen uitgesleten, zoals een steile rotspunt in het midden van een breed zwart strand en een rotsmuur in zee met grote open gaten waar het oceaanwater doorheen stroomt. Op de kliffen tref ik weer enkele papegaaiduikers. Het zijn er weliswaar niet zo veel als op de Vestmannaeyjar Eilanden, maar de papegaaiduikers en andere vogels dragen toch bij aan de wilderniservaring.

Dyrhólaey

Dyrhólaey

Reynisfjara Na Dyrhólaey fiets ik terug naar de rondweg. Een korte, steile klim brengt me op een plateau, van waar ik de afslag naar Reynisfjara neem. Ik daal het plateau weer af en bereik na zes kilometer de basaltrotsen van Reynisfjara. Achter de zwarte stranden rijst een rotswand omhoog. De basaltrotsen zijn gedeeltelijk opgebouwd uit zeshoekige pilaren, als een soort reusachtig orgel. Even verderop rijzen drie scherpe driehoekige rotspunten uit de zee omhoog. Aan de andere zijde heb ik uitzicht op Dyrhólaey, dat hemelsbreed niet veel meer dan een kilometer afstand ligt. De gaten in de rotsen van Dyrhólaey zijn ondanks de grotere afstand van hieruit eigenlijk nog beter zichtbaar dan in Dyrhólaey zelf.

Reynisfjara

Ik klim weer terug naar het plateau en de rondweg en vervolgens nog verder tot aan een kleine pas. Daarna daalt de ringweg steil af naar Vik, het enige plaatsje in een straal van vijftig kilometer. Maar eigenlijk blijkt Vik net zo min als Skógar een normale plaats te zijn. Er wonen nauwelijks of geen mensen. Slechts toeristen en reizigers tref ik en wel in zeer groten getale. De benzinepomp en het bijbehorende fastfoodrestaurant worden onder de voet gelopen door het hongerige rapaille. Tot die categorie behoor ik zelf ook na zestig kilometer fietsen met middelzware tegenwind. Ik sta in dubio. Erg aantrekkelijk is het niet om hier in de rij te gaan staan. De sfeer van bediening zowel als klandizie hangt in het midden tussen gestresst en chagrijnig. De intense geur van frituurvet is evenmin aantrekkelijk. En dan is het prijsniveau ook nog eens fors. Een frietje met een hamburger kost EUR 20,- en dat is het goedkoopste. Dat is niet anders dan elders in IJsland, maar ik ben nog steeds niet gewend aan het buitensporige prijsniveau. Ik besluit toch maar in de rij te staan, omdat er wellicht niks anders te vinden is in Vik. Het blijkt zowel een slechte als een goede keuze. Ik kreeg dezelfde routineuze behandeling als de andere gasten en het eten was precies zo goed of slecht als de geur al deed vermoeden. Toch was het ook een goede keuze, want direct nadat ik in de rij ging staan, kwamen er tientallen tot honderden mensen in de rij staan. Als ik niet gelijk in de rij was gaan staan, stond ik nu misschien nog steeds in de rij.

Oostelijk van Vik is de rondweg duidelijk rustiger. Voor dagjesmensen uit Reykjavik reikt de actieradius tot maximaal Vik en de nabij gelegen kliffen van Dyrhólaey en Reynisfjara. Het is heerlijk rustig zonder al dat verkeer. Daar staat tegenover dat de wind is aangetrokken van middelzwaar tot stormachtig. Ik heb de wind weer eens tegen. Dat betekent dat ik aan de bak mag. Zeker daar het landschap hier erg open is en straks zelf maximaal open is. Ik fiets recht op de Mýrdalssandur af, een veertig kilometer lange vlakte waar de wind volledig vrij spel zal hebben, gevolgd door de Eldhraun, net zo vlak, met als enige verschil dat er daar weer bergen in het noorden zullen zijn.

Hjörleifshöfdi

Landschap tussen Vik en Kirkjubæjarklaustur

Na tien tot vijftien kilometer bereik ik de Mýrdalssandur. Ik steek een wilde, donkergrijze, met stenen bezaaide vlakte vol met vlechtende rivieren over. De asgrauwe kleuren van de barre riviervlakte zal het meest vrolijke uitzicht van de komende uren zijn. Na de rivier volgt de Mýrdalssandur, een van de meest sombere landschappen ter wereld. Een sandr of sandur is een soort dumpplaats van glaciaal afval, dat in de loop van de eeuwen door de rivieren van de achterliggende bergen is aangevoerd en achteloos is gedumpt tussen de bergen en de zee. De stenen en blokken worden veelal door een grijsgroene mossoort bedekt, maar soms ook liggen de stenen en blokken er net zo bij als toen ze daar werden gedropt. De bergen en de ijskappen zijn ver weg en het grootste deel van de route is het uitzicht beperkt tot de eindeloze vlakte, de kaarsrechte weg die naar de diffuse horizon voert en de grijze wolken die snel en dreigend overdrijven. De wind geselt het landschap vrijwel permanent en ook nu giert de wind over de vlakte. Ik heb tegenwind en ik wil zo gauw mogelijk de vlakte oversteken. Ik zet mezelf mentaal in de tijdritstand. Ik plooi me in een ongemakkelijke maar areodynamische stand en ik begin vermogen te lveren, zodanig dat ik zo hard mogelijk ga zonder me uit te putten. Dit moet ik drie uur kunnen volhouden zo.

De eindeloze Mýrdalssandur

Mýrdalssandur

Na drie uur lever ik nog altijd hetzelfde vermogen en heb ik de sandur achter me gelaten. Als je ooit in je leven zo'n ding met tegenwind hebt overgestoken, noem je je zoon geen Sander meer. gelukkig steek ik in een uitstekende fietsvorm vandaag en liep het uitstekend. Ik ben voor vandaag echter nog niet klaar. na de vlakte van de Mýrdalssandur volgt de vlakte van de Eldhraun, in wezen hetzelfde landschap maar dan met bergen aan de noordzijde. Van die bergen is echter al gauw niet veel meer te zien door een serie van zware buien die vlak langs trekt. Ik bednk me hoe het zou zijn om zo'n bui op je dak te krijgen. Dat zal geen feest zijn met deze wind. Ik bedenk dat me dat ook had kunnen overkomen midden op de Mýrdalssandur. Dan had ik vele uren in regen en storm kunnen zitten. Als ik terugkijk, zie ik dat het daar nu helemaal mis is. Eigenlijk bevind ik me op de enige plek waar het niet regent. Dit kan niet lang goed blijven gaan zo. Gelukkig ben ik er nu ook bijna. Vlak voor Kirkjubæjarklaustur fiets ik achterop de bui in. De weg en het landschap is bedekt met forse plassen, maar de regen is zo te zien juist opgehouden. Ik fiets naar de camping, waar gelukkig een binnenruimte is waar gekookt kan worden. En dus fiets ik terug naar de supermarkt, waar ik de ingrediënten van mijn specialiteir koop: pasta met pesto. Deze keer vermijd ik de smakeloze IJslandse pesto, wat me bij het enige alternatief brengt: de Jamie Oliver pesto. Alsof die gast zelf de pesto heeft uitgevonden. De Italianen mogen hem wel dankbaar zijn. Terwijl het buiten regent, ben ik mijn pasta aan het oppeuzelen, onderwijl pratend met een senior dame uit Oregon, die wandelingen en kleine trekkings maakt in IJsland. Ik heb haar kort tevoren ontmoet terwijl ze haar kleren aan het wassen en drogen was in de wasruimte. Dat kost bij gemiddelde droogduur van anderhalf uur EUR 12,-, maar omdat het haar allemaal niet snel genoeg ging, heeft ze er extra muntjes in gegooid. Een kapitale denkfout, want nu duurde het allemaal natuurlijk nog langer. Onderwijl plaagde ik haar met een andere kapitale denkfout, met het gegeven dat haar volk massaal op Trump heeft gestemd. Ja maar, wierp ze tegen, mijn staat heeft juist massaal tegen Trump gestemd! Dus het heeft allemaal aan 'de anderen' gelegen? vroeg ik vilein. Ja!, wierp ze tegen, wij konder er echt niks aan doen!

Mýrdalssandur / Eldhraun


Dag 7: Kirkjubæjarklaustur - Skaftafell 55 km

Landschap bij Dverghamrar Na het desolate landschap van de Mýrdalssandur van gisteren, fiets ik nu door veel lieflijker landschappen. De rondweg voert langs een serie van langgerekte bergruggen. Watervallen storten zich van de kliffen naar beneden en vervolgen nu weg in sneltreinvaart richting de oceaan. De hellingen worden gedomineerd door helder groene grassen, zó groen dat ik even denk dat ik in een droom ben beland of dat ik zojuist het paradijs binnen ben getreden. Aan de voet van de kliffen liggen her en der boerderijen. Het is hier volkomen windstil, wat aanzienlijk bijdraagt aan het paradijselijke gevoel. Via Dverghamrar fiets ik naar Núpsstađur, de oudste turfhuizen van IJsland. De huizen dateren van de negentiende eeuw en hebben een dak van turf, waar grassen en planten groeien. De cultuurhistorische waarde van deze zeldzame huizen worden in IJsland unaniem met de mond beleden, maar blijkt niet uit het feit dat de huizen sinds kort privébezit zijn en dat een groot hek eventuele belangstellenden op grote afstand moet houden. De turfhuizen zijn zelfs niet in de verte waarneembaar.

Landschap bij Dverghamrar

Even voorbij Núpsstađur bereik ik een nieuw hoogte- of dieptepunt: de Skeiđárarsandur, de grootste sandur van IJsland. Een nieuwe desolate, ijzige, winderige vlakte strekt zich voor me uit. Ik fiets zo van het paradijs de hel in. De windstilte van zojuist werd veroorzaakt door de luwte van de bergruggen. Nu de bergruggen er niet meer zijn, blijkt er een stormwind te staan en wederom heb ik de wind tegen.

Skeiđárarsandur

De Skeiđárarsandur wordt bevolkt door roofvogels die in het Engels Greater Skua heten en die in het Nederlands Grote Jager worden genoemd. Het zijn grote roofvogels die op deze naargeestige vlakten moeten zien te overleven en die absoluut niet houden van pottenkijkers. Die worde getrakteerd op duikvluchten waarbij ze met savel of poten net wel of net niet tegen je hezicht aan vliegen met als doel om je weg te jagen. Het lijkt me geen fijn idee om zo'n grote roofvogel tegen je aan te krijgen tijdens het fietsen, dus uit voorzorg doe ik mijn helm maar op. Misschien dat het helpt. Gelukkig schitteren de nare dieren in afwezigheid en al gauw staak ik mijn strijd tegen de afwezige vogels en concentreer ik me op het overwinnen van de tegenwind, die wél prominent aanwezig is.

Skeiđárarsandur

In tegenstelling tot de Mýrdalssandur fiets ik nu niet in een leeg landschap. Ik fiets recht op de hoogste bergen van IJsland af. Daarachter ligt de grootste ijskap van IJsland en tussen de toppen door stromen gletsjers oneindig traag naar beneden, min of meer helemaal tot aan de sandur. een waanzinnig glaciaal landschap dat koud en afwijzend maar tegelijkertijd imposant en majestueus voor me uitstrekt. Door het inmiddels donkergrijze tot zwarte wolkendek zien de ijsmassa's er grimmig uit, het effect dat gevoelsmatig kracht wordt bijgezet door de gierende ijswind. Het waait harder dan alle voorgaande dagen en met alle moeite kruip ik met twaalf kilometer per uur voort over de reusachtige vlakte. Waren de bergen in de achtergrond aanvankelijk een mooi richtpunt, na twee uur fietsen lijken ze nog geen meter dichterbij te zijn gekomen.

Skeiđárarsandur en de bergen van Skaftafell

Aan het einde van de lange vlakte ligt Skaftafell, een van de belangrijkste natuurgebieden van IJsland. Beschut tussen twee grote gletsjers is er relatieve beschutting tegen de dagelijkse stormen, waardoor temidden van de grimmigste landschappen van IJsland een gebied is waar bomen groeien. Daarnaast is in dit gebied de Svartifoss, een waterval die van basaltkliffen naar beneden stort. En natuurlijk zijn er uitzichten over de gletsjers en de ijskap. Ik zet mijn tent op in de campsite en wandel naar de Svartifoss. Een gemakkelijke wandeling, maar tevens het begin van een meer uitdagende lange trektocht. Ik heb tijd genoeg en loop daarom door. Het begint echter al gauw te regenen. Na deze eerste bui volgt een tweede en inmiddels hangt het hele gebied van de trektocht in de wolken. De wind komt echter van de andere kant en daar ziet het weer er nog veel slechter uit. Zo te zien gaat dit straks geweldig mis en ik besluit dan ook om te keren. Terug bij de Svartifoss vragen een drietal jonge meiden of ze de goede route volgen voor de lange trektocht. Ik antwoord dat ze de goede route hebben maar dat ze beter terug kunnen keren omdat er zo te zien erg slecht weer is. Volkomen terecht slaan de jongedames het advies van de oude, wijze reiziger in de wind en lope verder omhoog. Ik haast me intussen naar beneden, in de hoop dat ik nog op tijd de campsite weet te bereiken. Het lukt me bijna. In de vijf minuten dat ik tekort kom, word ik tot het bot nat geregend. ik kan zo niet eens mijn tent inkruipen en dus laat ik me uitdruipen onder een klein afdakje bij een barbecueplaats. na een kwartier zie ik ook de jongedames langskomen, die licht beschaamd mijn kant opkijken. Maar die schaamte hadden ze niet hoeven te voelen. De oude, wijze reiziger is net zo nat geregend als de jonge meiden.

De Svartifoss waterval in Skfatafell

Het regent nog een paar uur door, maar om een uur of acht wordt het toch nog droog. Althans, beneden bij de campsite. Er zijn nog diverse buien, vooral hoger in de bergen, maar daar heb ik geen last van. Ik maak een korte wandeling naar de mond van de Hvannadalshnúku gletsjer, die eindigt in een zwart meer, vol met sediment. De gletsjer reikt hier zo'n beetje tot aan de sandur, een machtig gezicht. De zon en de buien zorgen voor een spannend lichtspel en er ontstaat een regenboog pal voor mijn neus.

De Hvannadalshnúku gletsjer in Skaftafell

De Hvannadalshnúku gletsjer in Skaftafell

De Hvannadalshnúku gletsjer in Skaftafell

Na een uurtje te hebben genoten van het schouwspel, komt een bui akelig dichtbij en spoed ik me terug naar de campsite. Het is inmiddels bedtijd, bedenk ik me, want morgen moet ik bijna 140 kilometer overbruggen naar de camping of jeugdherberg in Höfn. En gebaseerd op de permanente oosterstormen van de laatste dagen ga ik er maar vanuit dat ik ook morgen tegen de storm op zal moeten boksen.

Skaftafell


Dag 8: Skaftafell - Jökulsárlón - Höfn 138 km

De honderdveertig kilometer tegenwind boezemt me dermate veel angst in, dat ik opsta zodra het licht is. Dat is een uurtje of vier in de morgen. Ik word voor deze gekkigheid beloond met een schitterende zonsopkomst over de bergen en tegelijkertijd bestraft met een bijtende kou, ondanks het feit dat het nog niet waait.

Skaftafell

Skaftafell

Skaftafell

De eerste vijfentwintig kilometer fiets ik naar het zuidoosten, om de rij van hoge bergen heen. Dezelfde bergen waar ik gistermorgen de hele tijd tegenaan keek bij het oversteken van de Skeiđárarsandur. Door de afwezigheid van de wind heb ik het eerste stuk vlot afgelegd. Nog maar honderdvijftien kilometer bedenk ik. Op het moment dat ik om de kaap heen draai naar het noordoosten, slaat de tegenwind echter tegen mijn gezicht. Onmiddellijk val ik stil in het inmiddels vertrouwde tegenwindtempo. Ging het eerste uur zo lekker, het tweede uur leg ik nauwelijks tien kilometer af. Het landschap wordt bovendien steeds meer open. Ik fiets inmiddels op een grote, open vlakte. Rechts van me ligt de vlakte en even verder de oceaan. Links van me ligt de vlakte, welke na enkele kilometers langzaam omhoog rijst naar de hoogvlakte. Zowel de hoogvlakte als de hellingen zijn bedekt met ijs van de Vatnajökull, de grootste ijskap van IJsland en van Europa. Tientallen kilometers streks het ijs zich uit naar alle richtingen.

Gletsjer van de Vatnajökull ijskap

De N1 met de Vatnajökull ijskap

Vreemd genoeg lijkt de wind in dit ultieme open landschap minder hard te staan dan bij de kaap. Ik schiet redelijk op en om een uur of half tien bereik ik het bekende Jökulsárlón ijsmeer, meestal kortweg 'het ijsmeer' genoemd. De gletsjer eindigt in een groot meer vlak bij de zee. Overal in het meer drijven tientallen ijsschotsen, die prachtig reflecteren in het water. Ik heb geluk dat de zon juist op dit moment af en toe door de wolken heen breekt. Zo zie ik het ijsmeer zowel onder grimmige, grijze condities als onder hemelblauwe condities. Beide gezichten zijn imposant, maar geven een radicaal ander gevoel.

Jökulsárlón ijsmeer

Jökulsárlón ijsmeer

Jökulsárlón ijsmeer

De laatste tachtig kilometers naar Höfn fiets ik in wisselend zonnige maar vooral grijze en regenachtige condities, zonder dat het grimmig wordt. De wind houdt zich heel behoorlijk in, waardoor ik veel sneller door het landschap heen trek dan vooraf gedacht. De landschappen zijn imposant maar toch net iets minder indrukwekkend dan de extreme landschappen van de laatste dagen. De ondertreffende trap van indrukwekkend is Höfn, het eerste echte plaatsje in vier dagen. Ik had me er heel wat van voorgesteld, maar er is niemand in de straten en er is niks te zien. Waar zijn ze, de IJslanders? Waar ik ook kom, zijn er mensen, maar het zijn altijd toeristen. De mensen die in de herbergen, campings en restaurants werken komen uit Nederland, Polen, Italië, Spanje, Tsjechië en alle andere Europese landen. Behalve uit IJsland. Het is duidelijk dat IJsland dunbevolkt is, dat er maar driehonderduizend mensen wonen, waarvan de meeste in Reykjavik wonen. Maar als ik dan in een dorp kom waar mensen wonen, tref ik nog steeds geen inwoners.

Er is niks interessants in Höfn, maar er is wel een supermarkt met veel toeristen. Na het bezoek aan de supermarkt loop ik terug naar de jeugdherberg, waar ik een maaltijd van pasta met Jamie Oliver pesto bereid.

Rendier bij Höfn


Dag 9: Höfn - Djúpivogur 105 km

Landschap tussen Höfn en Djúpivogur Het zuidelijke deel van de rondweg tussen Hella en Höfn voerde vrijwel volledig over grote sedimentaire vlaktes tussen de bergen en de zee. Voorbij Höfn kom ik zo langzamerhand in Oost IJsland, waar de rondweg eveneens tussen de bergen en de zee voert, maar vlak is het allerminst. De sedimentaire vlaktes zijn goeddeels afwezig en de bergen reiken veelal tot in de zee. Maar ook reikt de zee tot in de valleien tussen de bergen. De rondweg slingert langs de grillige kustlijn met baaien, kapen, fjorden en kliffen, soms laag maar soms ook hoog boven de zee. Anders dan de vorige dagen moet er geregeld geklommen. De moeilijkste klim dient zich al na een paar kilometer aan. De rondweg voert hier door een tunnel om een lange omweg over een kaap met zeshonderd meter hoge rotswanden te vermijden. Er blijkt echter een alternatief voor de tunnel te zijn. Ik zie een onverharde weg steil omhoog gaan naar een smalle doorgang tussen het rotsmassief en het vervolg van de bergketen. De weg wordt niet bijgehouden en is ternauwernood begaanbaar, maar het is leuker om te doen dan de tunnel. Ik moet wel drie keer stoppen om op adem te komen, maar ik ben eindelijk boven. Na een even steile afdaling ben ik weer op de rondweg en kan ik mijn weg weer vervolgen.

Zijweg van de N1 bij Horn

De Oostkust tussen Höfn en Djúpivogur

Wilde zwanen tussen Höfn en Djúpivogur Het is vandaag een grijze dag. De zon komt er niet bij, maar er zijn ook geen zware buien. De bergen hangen gedeeltelijk in de wolken. Langgerekte sluiers onttrekken de bergtoppen aan het gezichtsveld. Het zwaar bewolkte weer zorgt er ook voor dat alle contrasten in het landschap worden opgeheven en dat alle kleuren naar midden- tot donkergrijs neigen. De zee is eveneens grijs. Nog geen spoortje blauw is er aan te treffen. Het sombere kleurenpalet komt het landschap niet ten goede, maar het resultaat is nog altijd indrukwekkend. Het meeste indruk maken de reusachtige puinhellingen. Onder de rotswanden, die goeddeels in de wolken hangen, zijn honderden meters hoge hellingen van rotsblokken, die ooit van de wand zijn gevallen en die nu op deze gigantische hellingen liggen. De blokken liggen daar tegen de maximale hellingshoek. Als de helling door nieuwe aanwas te steil wordt, regelt de zwaartekracht vanzelf dat er een paar blokken een stuk naar beneden stuiteren. Overal in het landschap zijn bergketen en massieven met zulke puinhellingen, meestal een paar honderd meter hoog en soms wel kilometers lang.

De rondweg voert langs talloze bergketens met puinhellingen tussen Höfn en Djúpivogur

Landschap met puinhellingen tussen Höfn en Djúpivogur

Landschap tussen Höfn en Djúpivogur

Landschap tussen Höfn en Djúpivogur Behalve door puinhellingen wordt de route van vandaag gedomineerd door een ander geografisch fenomeen, de lagunes. Op diverse plaatsen voor de kust zijn smalle natuurlijke barrières in de zee, die de achterliggende kust beschermen tegen golfslag. Deze lagunes vormen een ideale leefplaats voor wilde zwanen, die talrijk aanwezig zijn. Gracieus glijden de dieren door het kalme water van de lagune, de silhouetten weerspiegeld in het wateroppervlak. IJsland is sowieso een geweldige plek voor vogelaars. Van oudsher waren er in IJsland geen landzoogdieren, anders dan de poolvos en zodoende zijn er weinig natuurlijke vijanden en is er weinig concurrentie voor de diverse vogelsoorten. Het voedselaanbod in de rivieren en de zeeën is daarentegen overweldigend. Met name in de kustgebieden zijn er dan ook overal vogels. Op en tegen de kliffen, maar ook in lagunes of getijdengebieden. Overal fiets ik door een concert van vogelgeluiden. De meest voorkomende vogels aan de kust zijn zwanen, eenden, ganzen, noordse sternen, meeuwen en drieteenmeeuwen. Op de kliffen zijn specisieke soorten als alken, aalscholvers, zeekoeten en soms ook papegaaiduikers aan te treffen. Het betreffen veelal soorten die alleen in IJsland veel voorkomen of soorten die alleen in arctische gebieden voorkomen.

Landschap tussen Höfn en Djúpivogur

In de loop van de middag prikt de zon voor het eerst door het wolkendek heen en al gauw krijgt de zon steeds meer ruimte. Er blijven sluierwolken tegen de hogere bergflanken aan plakken, maar het landschap krijgt een aanzienlijke kleurinjectie door de zon en de groeiende lappen blauwe lucht. Het Hamarsfjördur, even voor Djúpivogur, ligt er magnifiek bij. Het allesdoordesemende grijs in het landschap lijkt wel weggesmolten door de zon. De lucht is weer blauw, de wolken weer wit en het gras groen. De zee is van een grauwgrijze poel omgetoverd tot een zinderende, diepblauwe watermassa.

Het Hamarsfjördur bij Djúpivogur

Djúpivogur blijkt een alleraardigst dorpje te zijn. Er is leven en bedrijvigheid rondom de kleine haven met een klein cafeetje en een hotel met restaurant. De camping ligt op een heuvel boven de haven. Vanuit mijn tent heb ik prachtige uitzichten over de haven, het fjord en de bergmassieven aan de overzijde van het fjord. Ik onderga een schitterende zonsondergang, welke jammergenoeg snel afgebroken wordt door binnendrijvende zeemist.

Djúpivogur

Djúpivogur Djúpivogur


Dag 10: Djúpivogur - Öxi - Egilsstađir - Seyđisfjörđur 114 km

Vandaag wil ik Seyđisfjörđur bereiken in het gebied van de oostelijke fjorden. IJsland heeft twee kuststroken die worden gedomineerd door fjorden: in het oosten en in het noordwesten. Behalve deze twee grote gebieden zijn er in het noorden ook nog enkele losse, verspreide fjorden. Ik begin vanmorgen vroeg al meteen aan het eerste fjord van vandaag, het Berufjördur. In de mist. Het hele landschap hangt in een dikke wolkensoep. Door de afwezigheid van wind ziet het er naar uit dat ik voorlopig nog wel even door de mist heen zal fietsen.

Het oostelijke deel van de rondweg heeft veel minder verkeer dan het westelijke en zuidelijke deel. De logische verklaring is dat dit gedeelte maximaal ver verwijderd is van Reykjavik. Er is hier zelfs zo weinig verkeer dat dit gedeelte van de rondweg nog niet geasfalteerd is. De rondweg blijft langs de fjorden slingeren om uiteindelijk door een lange tunnel naar Egilsstađir te voeren, het grootste dorp van Oostelijk IJsland. Maar er is ook een alternatieve route. Vanuit de monding van het Berufjördur is een eveneens onverharde rechstreekse route naar Egilsstađir, De afstand van de plaats waar de routes elkaar verlaten tot de plaats waar ze weer samen komen, is negentien kilometer over de afsteker en maar liefst honderd kilometer over de rondweg. Ik besluit om de afsteker te nemen. Ik mis zodoende ongetwijfeld mooie fjordlandchappen, maar zodoende vermijd ik de lange tunnel. De fjordlandschappen haal ik later op de dag wel in als ik naar Seyđisfjörđur fiets.

Het wordt al gauw duidelijk waarom de rondweg zo ver omrijdt. De rechtstreekse weg is verschrikkelijk steil. Daar kun je niet zo maar alle verkeer overheen omhoog sturen. Vermoedelijk halen auto's met tweewielsaandrijving het onder natte omstandigheden niet eens. En voor mezelf is het ook niet gemakkelijk. Ternauwernood overwin ik de lange stukken van tegen de 20 % stijgingspercentage. het regent zachtjes, waardoor de weg een beetje glad is. Hoe hoger ik kom, hoe harder het echter regent en hoe gladder de weg is.

Klim over weg 939 naar de Öxi Klim over weg 939 naar de Öxi

Uiteindelijk klimt de weg meer dan vijfhonderd meter naar een kleine hoogvlakte, de Öxi. Een aantal kilometer lang golft de weg over het in wolken doordrenkte landschap. Dan ineens vallen er gaten in de wolken en laat ik de dichte wolken achter me. Ik ben duidelijk aan de leizijde van de bergen aangekomen. Daarnaast is het ineens heel hard gaan waaien. In enkele seconden van windstil naar een storm, alles blijkt mogelijk in IJsland. Deze keer heb ik de storm mee. Op de steile afdaling met de wind mee kost het me nota bene moeite om hard genoeg te remmen. Nadat ik de rondweg bereik is de afdaling minder steil en de weg beter. Even verderop is de weg zelfs weer geasfalteerd. Ik bevind me nu in een langgerekt dal met enkele grote langwerpige meren. Het is ultragemakkelijk terrein, zeker met de huidige storm in de rug. Met veertig kilometer per uur vlieg ik door het landschap. In een mum van tijd heb ik de vijftig kilometer van de Öxi naar Egilsstađir afgelegd.

De weg naar Egilsstađir

Ik drink wat koffie in Egilsstađir en vervolgens begin ik aan de slotklim tussen Egilsstađir en Seyđisfjörđur. De klim voert over een brede helling omhoog met brede haarspeldbochten. De weg gaat continu met 10 % omhoog, maar de weg is geasfalteerd en al met al is deze klim vrij pittig, maar aanmerkelijk minder zwaar dan de Öxi. De pas ligt op een meer dan zeshonderd meter hoogte. Boven bevind ik me op een nieuwe hoogvlakte met grote meren. Er is nog altijd veel sneeuw in het prachtige arctische landschap.

Hoogvlakte tussen Egilsstađir en Seyđisfjörđur

Hoogvlakte tussen Egilsstađir en Seyđisfjörđur

Na een kleine tien kilometer daalt de weg als een baksteen af naar het plaatsje Seyđisfjörđur aan de mond van het gelijknamige fjord. Het lijkt erg op de fjorden van Noorwegen. Het is een relatief - voor IJslandse begrippen - vriendelijk landschap met een aanzienlijk aandeel van gras en bloemen ten opzichte van stenen, sneeuw en ijs.

Afdaling naar het fjord van Seyđisfjörđur

Het dorp Seyđisfjörđur is idyllisch gelegen aan het fjord en is opvallend levendig. In de IJslandse context zou je het 650 inwoners tellende dorp zelfs uitbundig of extatisch kunnen noemen. Overal zijn mensen. De cafeetjes zitten ondanks het snel betrekkende weer vol en het vibreert van de energie. Naast de cafeetjes en restaurants zijn er ook de nodige kunstenaars in het dorp, die workshops en allerhande activiteiten organiseren. Eens in de week is het hier extra druk, als de veerboot uit Denemarken en de Far Oer Eilanden aankomt. Het is de enige veerverbinding tussen IJsland en het Europese vasteland. Na een paar uur dreigen gaat het uiteindelijk goed mis met het weer. De regen komt met bakken uit de lucht en dat zal zo te zien de rest van de avond wel zo door blijven gaan. Ik vlucht terug naar mijn tent en ga maar slapen, in de hoop dat het weer morgenochtend beter zal zijn. De weersverwachtingen voor de komende dagen zijn in ieder geval niet best. Morgen gaat het nog, maar overmorgen en de dag daarna zal het ronduit grimmig worden.

Seyđisfjörđur

Seyđisfjörđur


Dag 11: Seyđisfjörđur - Egilsstađir - Möđrudalur 123 km

De hele nacht heeft het geregend, maar als ik 's morgens wakker word, is het droog. Enthousiasmerend is het weer echter zeker niet. Het is zwaar bewolkt en het is steenkoud. De temperatuur is weliswaar net boven nul graden, maar door de wind voelt het veel kouder aan. Aanvankelijk is dat nog niet echt een probleem. Ik fiets mezelf warm op de klim naar de pas. De eerste 25 kilometer tot Egilsstađir zijn dezelfde als gisteren. Dat betekent dat ik eerst naar zeshonderd meter moet klimmen om vervolgens de kleine hoogvlakte over te steken en af te dalen naar Egilsstađir. Op de slot van de klim regent het licht. De bui duurt maar kort, maar ik ben daardoor wel nat als ik aan de afdaling begin. Met de koude temperatuur en de harde tegenwind is de afdaling dan ook verschrikkelijk koud. Als ik in Egilsstađir aankom, wil ik mezelf dan ook opwarmen in het cafeetje, waar ik gisteren ook koffie dronk. Het café is echter nog dicht. Ik heb de keuze om in de cafetaria van een sfeerloos benzinepompstation te gaan zitten of om door te fietsen naar het onbewoonde gebied van tweehonderd kilometer dat voor me ligt. De keuze is gemakkelijk. Ik stap de cafetaria binnen, waar ik word geholpen door een jongen van puberleeftijd. Ik bestel een koffie en tevens informeer ik naar de taart die er mierzoet uitziet. Bij voorbaat geen aantrekkelijke keuze, maar iets beters zie ik ook niet. Ik vraag of het een chocoladetaart is. De puber tilt de taart op, kijkt er ongeínteresseerd naar, denkt nog even na, en geeft antwoord: "Ja, dit is een chocoladetaart." Ik informeer naar de andere taart. De puber herhaalt het procédé en komt tot de volgende conclusie: "Dat is ook een taart." Tot die conclusie was ik ook gekomen, dus vraag ik of hij ook kan vertellen wat voor taart het hier betreft. Opnieuw tilt hij de taart op om alles goed in zich op te kunnen nemen. "Dit is geen chocoladetaart." Ik betaal voor een koffie en een chocoladetaart en ga zitten, hopend dat het buiten ineens mooi weer wordt.

Hoogvlakte tussen Egilsstađir en Seyđisfjörđur

Het noordoosten van IJsland is nog dunner bevolkt dan de rest van het eiland en tussen Egilsstađir en Mývatn zijn geen steden, dorpen en nederzettingen. Het gebied is niet alleen onbewoond maar het gebied is in wezen ook onbewoonbaar. Dit deel van IJsland bestaat uit uitgestrekte donkerbuine lavavlakten, een kaal en verweerd landschap waar bijna niets groeit en waar wind, regen en sneeuw het landschap geselen. Slechts twee boerderijen zijn er, Skjöldólfsstađir en Möđrudalur. Beide zijn de laatste jaren uitgegroeid tot hotels en Möđrudalur heeft daarnaast ook een campsite. Even voorbij Skjöldólfsstađir begint een interessante alternatieve route naar Mývatn via de Askja vulkaan en de Herđubreiđ tafelberg. De route voert over een netwerk van onverharde F-wegen met veel rivierdoorsteken. Met de grimmige weersverwachting voor morgen en overmorgen is die route geen optie. Ik zou dan vier dagen in onbewoonde gebieden moeten doorbrengen, zonder mogelijkheden om me op te warmen. De rivierdoorsteken kunnen met de verwachte regenval onpasseerbare obstakels worden en ook de terugweg kan afgesneden worden. Mijn GPS is ook nog eens stuk, wat nog extra risico's met zich meebrengt.

De rondweg tussen Egilsstađir en Mývatn voert door een saai landschap. De weg voert tot aan Skjöldólfsstađir door een dal dat ingesneden is in het lavaplateau. Ik fiets tegen een stormachtige wind in, maar ik kom nog wel vooruit. Weliswaar steeds langzamer, omdat de wind steeds maar toeneemt. Wat me meer zorgen baart, zijn de buien die met toenemende frequentie en toenemende intensiteit over me heen komen. Ik heb al twee buien over me heen gekregen op het momen dat ik Skjöldólfsstađir bereik. Ik ga naar binnen om te schuilen en mis zodoende een derde bui en een vierde bui, die nog veel heftiger zijn.

Na de buien fiets ik weer verder. Overal voor me zie ik nieuwe buien opdoemen en het is me inmiddels duidelijk dat het vandaag van kwaad tot erger gaat worden. En dan was voor vandaag nog een relatief goede dag voorspeld ten opzichte van morgen en overmorgen. Ik passeer de afslag naar de Askja en laat deze voor wat het is. Even verderop kan ik de rondweg wel tijdelijk verlaten voor een veertig kilometer lange onverharde weg over Möđrudalur. Dat doe ik dan ook en onmiddellijk wordt het landschap veel interessanter. Dat bestaat uit vulkanen en lavavlakten. De bergketens zijn veel hoger dan verwacht. De weg voert loodrecht op de bergketens. Dat betekent dat steile klims, steile afdalingen en brede, vlakke dalen elkaar afwisselen. Met het weer gaat het helemaal mis. De wind is inmiddels tot een storm aangewakkerd en de buien volgen elkaar in hoog tempo op. De ijsregen komt met bakken uit de lucht en is waanzinnig koud.

Weg 901 naar Möđrudalur

Weg 901 naar Möđrudalur

De elementen zijn me niet goed gezind. Het weer wordt slechter en slechter. De wind neemt steeds verder toe en de buien volgen elkaar steeds sneller op. Ik word geconfronteerd met een fenomeen waar ik voor vandaag het bestaan niet kon bevroeden en dat ik clusterbuien ben gaan noemen, vanwege de grote collateral damage dat deze buien veroorzaken. Omdat het aan de randen van de buien minder hard regent dan in het centrum, zijn de druppels daar kleiner en voert de storm de spray van fijne regen horizontaal voort. In het centrum van de bui zijn de druppels veel groter en valt de regen verticaler, ondanks de harde wind. Zodoende gebeurt het dat ik nat geregend wordt door de stortregens van de bui boven mijn hoofd en dat ik daarnaast ook alvast de spray van de volgende bui te verwerken krijg en vloeien de buien in elkaar over.

Weg 901 naar Möđrudalur

De clusterbuien en de storm wind zorgen ervoor dat ik danig afkoel. Alle kleren zijn doorweekt en bieden geen enkele bescherming meer tegen de regen en de wind. Door de clusterbuien is het nooit droog, ook niet tussen de buien door, en zodoende is er geen kans dat ik opdroog of me warm fiets. De inspanning die ik lever in de klims is evenmin voldoende om mezelf op te warmen. Het is bar en boos, maar de landschappen zijn fenomenaal. Veel foto's kan ik niet maken in de harde regen, dus geniet ik er maar van en fiets door.

Na uren door weer en wind fietsen bereik ik eindelijk de vlakte van Möđrudalur. Daar is een campsite en daar is een binnenruimte, waar ze het lekker warm hebben gestookt. Het kost me een uur om weer enigszins warm te worden. Snel ga ik naar buiten om mijn tent op te zetten. Het is nu droog, maar de wind is nog altijd snoeihard en het is verschrikkelijk koud, zelfs zonder de clusterbuien. Na het opzetten van de tent spoed ik me gauw weer naar binnen, waar ik kan douchen. In Möđrudalur is ook een restaurant, waar ze het mysterieus klinkende mossoep serveren. De soep bevat inderdaad mos en het blijkt nog lekker te zijn ook.

Geit in Möđrudalur begint mijn fiets op te eten

Möđrudalur

Möđrudalur

Möđrudalur


Dag 12: Möđrudalur - Mývatn 77 km

Het was gisteren al slecht weer, maar vandaag zou het pas echt slecht zijn. Als ik om 4 uur wakker word, is het echter droog. Ik besluit dat het alles of niks wordt. Ik pak mijn spullen om de resterende tachtig kilometer naar Mývatn te overbruggen. Op het moment dat ik de zeiknatte tent en de andere zeiknatte spullen heb ingepakt, begint het echter verschrikkelijk hard te regenen. Geen clusterbui maar een lange, onafgebroken bui zonder einde. Ik heb gegokt en verloren. Het is geen optie om mijn tent weer op te zetten, want alles is nat, inclusief ikzelf. Wachten tot het restaurant open gaat is ook geen optie. Wanneer zullen de deuren open gaan? Om 8 uur? 9 uur? 10 uur? Ik zal minimaal 4 uur moeten wachten. Nu ja, dan ben ik inmiddels al een heel eind op weg richting Mývatn.

En dus leg ik in de stromende regen de laatste onverharde kilometers af naar de rondweg. Op de rondweg heb ik asfalt onder de wielen maar de regen jaagt nog altijd horizontaal tegen me aan, aangedreven door een waanzinnige tegenwind. Het is mogelijkerwijs nog kouder dan gisteren. Steeds verder koel ik af en al na een uur ben ik zo koud dat ik me afvraag of hoe lang je dit eigenlijk overleeft. Het landschap op de rondweg is ultiem saai, maar het feit dat alles in de wolken hangt helpt natuurlijk ook niet mee. Maar eigenlijk doet het sowieso niet ter zake of het mooi is of niet. Ik moet dit zien te overleven. De strategie is eenvoudig: doorfietsen. Als ik nu stop, gaat het afkoelingsproces alleen maar sneller.

In deze omstandigheden komt het normaliter niet in je op om ook maar honderd meter te gaan fietsen, maar tachtig kilometer is niet te bevatten. Dit is de overtreffende trap van miserabel. Hoe kunnen mensen overleven in dit landschap? Het harde antwoord is dat ze dat ook niet kunnen, reden dat hier niemand woont en dat ik hier in mijn eentje over de verlaten hoogvlakte fiets. Ik passeer de afslag naar de Dettifoss, de waterval met het grootste volume per seconde van Europa. Het verbaast me niks dat hier de waterval is met het meeste water van Europa. Hoe spectaculair ook, het komt niet in me op om onder deze meedogenloze regen vijftig kilometer extra te fietsen om nog meer water te zien.

Een kleine twintig kilometer voor Mývatn heb ik een onverwachte meevaller. Het stopt met regenen. Gedurende een korte periode schijnt de zon zelfs even. Het is genoeg dat ik uit de extreem grimmige omstandigheden kom ten faveure van 'normaal' grimmige omstandigheden en even later van grimmig naar naargeestig. Goed genoeg in ieder geval om mezelf een omweg van een kilometer te gunnen om het vulkanische landschap van Hverir te bezoeken.

Landschap op de hoogvlakte

Hverir is een van de bizarre vulkanische landschappen in de omgeving van Mývatn. Het landschap gist en sist en aan alle kanten komt er rook uit de aarde of borrelen er visceuze chemische sappen naar boven. De kleuren in het landschap zijn bizar. Rotsen zijn oranje, okergeel en okerbruin en het water heeft de kleur van ijs.

Hverir

Hverir

Al om twaalf uur bereik ik de camping van Reykjaliđ, de toeristische nederzetting aan het Mývatn meer. Tussen twee buien door zet ik mijn tent op en tussen twee andere buien door ren ik naar de douche en daarna houdt het op met regenen. Althans, er zijn diverse buien in de hogere delen, maar bij het meer is het droog. Ik besluit om van de mogelijkheid gebruik te maken om te gaan wandelen. Door een van de weinige bossen van IJsland loop ik eerst naar Grjótagjá en vervolgens naar de vulkaan van Hverfell. De bossen van IJsland bestaan doorgaans vooral uit dwergberken en dat is nu niet anders. De bomen zijn nooit meer dan drie meter hoog, maar samen vormen ze wel een volledig groen dek. Na een half uur lopen bereik ik Grjótagjá, waar de sccheuren in de aarde laten zien dat de aarde hier uit elkaar splijt. Net als bij Þingvellir bevind ik me weer op de lijn waar Amerika en Europa uit elkaar drijven. In sommige scheuren zijn waterpoelen met diepblauw water.

Dwergbos bij Mývatn

Omdat het nog altijd droog is, wil ik van Grjótagjá verder lopen naar de Hverfell vulkaan. Ik kan de goede weg echter niet vinden, waardoor ik een kwartier de verkeerde kant oploop en ik dus ook weer een kwartier terug moet lopen. In tweede instantie vind ik wel het goede uitvalspad en een half uur later bereik ik de grimmig zwarte vulkaan. Het is een klassieke stratovulkaan, met steile hellingen en een perfecte kegelvorm. Een pad loopt omhoog naar de kraterrand. Vanaf de top zijn er mooie uitzichten over het Mývatn meer en de omringende grote en kleine vulkanen. Overal zijn er nog buien in het landschap, maar vooralsnog heb ik geluk. Ook zonder dat het regent, is het al koud genoeg zo. De temperatuur is nog steeds net boven de nul graden en de wind is nog steeds niet gaan liggen. De dwergbossen geven beschutting op de terugweg. In een uur loop ik terug, content dat ik op deze regendag toch nog een droog middagprogramma heb kunnen doen, zodat de dag die zo grimmig begon toch een mooi einde heeft. Morgen komt nog een slechte dag, maar daarna zou het weer langzaam moeten opknappen. Anders dan gisteravond ben ik nu in ieder geval op een plek waar ik een dag kan verblijven, al is er bij slecht weer niet bijster veel te doen in deze nederzetting.

Hverfell

Hverfell met het meer van Mývatn

Hverfell


Dag 13: Mývatn - Laugar - Gođafoss - Akureyri 106 km

Er was voor vandaag slecht weer voorspeld en dat is het ook. Het regent. Om een uur of negen sta ik toch op, niet omdat ik allerlei plannen heb voor vandaag, maar omdat ik niet meer kan slapen. Ik slenter naar een cafeetje waar ik alle tijd neem voor een koffie. Onderwijl bestudeer ik bij gebrek aan echte landschappen de kaart. Om een uur of tien loop ik weer terug naar de camping en bedenk ik wat ik zou kunnen doen. Het is inmiddels droog, maar het is nog altijd bitter koud, de wind is nog altijd stormachtig en er zijn nog steeds diverse buien in het landschap. Ik kan niks bedenken waar ik meer zin in heb dan in fietsen. Dan krijg ik ineens een ingeving. Laat ik gewoon verder fietsen. Het is nu droog en over vijftig kilometer is de eerstvolgende overnachtingsplaats in Laugar. Dat is niet zo heel erg ver. Dat risico kan ik nog wel nemen.

En zo vertrek ik toch nog. Het is vele uren later da andere dagen, maar dat maakt in wezen niets uit. Ik fiets lang het Mývatn, het IJslandse zoetwaterparadijs voor vogels. Met name allerhande eendensoorten zijn in zeer groten getale aanwezig. Na twintig kilometer verlaat ik het meer en klim ik naar een plateau. Daar krijg ik een eerste bui te verwerken, maar de bui zag er dreigender uit dan hij in werkelijkheid blijkt te zijn. Uiteindelijk bereik ik probleemloos het plaatsje Laugar, de beoogde overnachtingsplaats.

Mývatn

Ik was van plan om tot de camping van Laugar te fietsen, maar de zon schijn nu en het ging zo voorspoedig dat ik besluit om door te fietsen richting Akureyri. Vlak na Laugar klim ik naar een klein plateau. Eenmaal boven zie ik inktzwarte wolken voor me. Ik had met dit scenario rekening gehouden. Ik fiets gewoon door. Op de afdaling naar de Gođafoss waterval barst de bui los. Juist op het moment dat het echt hard begint te regenen, bereik ik een groot restaurant met uitzicht op de waterval. Hier kan ik schuilen totdat de bui over is.

Gođafoss

Gedurende een uur regent het heel hard. Daarna neemt de intensiteit iets af. Het einde van de bui is echter niet in zicht. Ik besluit om door te fietsen en accepteer daarmee natuurlijk ook dat ik nat geregend zal worden. Dat gebeurt dan ook. Zo koud als gisteren en eergisteren is het echter niet. Na een half uur stopt het met regenen en even later komt zelfs de zon er bij. De wind jakkert echter ook aan en die wind is tegen. Het landschap is hier verrassend mooi. Ik bevind me in een breed dal dat wordt geflankeerd door twee bergketens met besneeuwde bergtoppen. Het halfbewolkte weer en de strijklichten zorgen voor een spannend spel van licht en schaduw en dragen alleen maar bij aan het noordelijke gevoel.

Landschap tussen Gođafoss en Akureyri

De laatste klim van de dag is nog behoorlijk zwaar omdat ik zowel tegen een steile helling als tegen de stormachtige tegenwind moet opboksen. Ik word wel beloond voor het zware werk. De afdaling is schitterend. Ver beneden me ligt het Eyjafjörđur, een langgerekt fjord dat onderdeel is van de Noordelijke IJszee. Het idee alleen al dat ik langs het water van de Noordelijke IJszee fiets, draagt nog verder bij aan het noordelijke gevoel. Na de afdaling fiets ik zuidwaarts langs het fjord, nu met de gierende wind mee. De bizarre wolken en de laagstaande zon vormen een schitterende apotheose. Zo zijn de laatste twintig kilometers naar Akureyri een kadootje.

Het Eyjafjörđur bij Akureyri

Boerderij aan het Eyjafjörđur

Eyjafjörđur

Ik fiets Akureyri binnen. Het is inmiddels al vrij laat, maar ik heb geluk dat er nog plaats is in het eerste het beste jeugdherberg. Akureyri is na Reykjavik de grootste stad van IJsland. Er wonen iets meer dan 17.000 mensen. Het is na Reykjavik ook de eerste plaats waar ik kom dat echt een centrum heeft. Dat centrum is overigens wel klein. Het bestaat uit een straat en een plein en dat is het wel. Daarnaast is er nog enige bedrijvigheid langs het fjord, dus laat ik coulant zijn en laat ik het er op houden dat het centrum bestaat uit twee straten en een plein. Wat het belangrijkst is, het is een fijne plek en er zijn zelfs mensen op straat.

Akureyri

Akureyri


Dag 14: Akureyri - Varmahlíd - Sauđarkrokúr 120 km

Gisteravond kondigde het zich al aan en hier is dan de bevestiging: het is schitterend weer. De diepblauwe lucht wordt weerkaatst en het al even blauwe water van het Eyjafjörđur. De rondweg voert langs het fjord naar het noorden, om al gauw westwaarts af te slaan naar de bergen en hooglanden van de Öxnadalsheiđi. Ik had eigenlijk wel naar het noorden willen fietsen via Dalvík en Isafjđrdur maar dat plan heb ik laten varen toen ik bij de jeugdherberg informeerde naar de lange tunnels aldaar. Een van de tunnels zou maar een rijbaan hebben, waarbij elkaar tegemoet komende auto's elkaar zouden moeten passeren in speciale uiwijkhavens. Ik voel er niet veel voor om daar tussendoor te fietsen en dus sla ik linksaf naar de Öxnadalsheiđi.

De N1 tussen Akureyri en Varmahlíd

Na de afslag naar de Öxnadalsheiđi voert de weg langzaam omhoog. Het landschap wordt eens een keer niet bepaald door vulkanisme of ijskappen. De weg voert door een prachtige groene vallei, dat aan weerzijden begrend wordt door bergen met scherpe, gekartelde wanden. Deze zijn gedurende de ijstijden door gletsjers uitgeslepen. De bergen zijn niet alleen steil maar ze zijn ook behoorlijk hoog. De hogere bergen hebben nog altijd veel sneeuw. Het is het meest alpiene landschap tot dusverre op IJsland.

De N1 tussen Akureyri en Varmahlíd

Het duurt lang voordat de weg substantieel begint te klimmen. Pas na een kilometer of twintig wordt het dal steiler, maar na drie kilometer klimmen vlakt het dal weer af. Ik bevind me hier tussen de meest spectaculaire bergen tot dusverre. Rotspunten torenen ver boven me uit in het inmiddels veel smaller geworden dal. Uiteindelijk volgt toch nog de slotklim. Als ik boven aankom, is het nog altijd schitterend weer. Er is geen wind en ik hoef alleen nog maar af te dalen en vlak te fietsen om Sauđarkrokúr te bereiken, de beoogde bestemming voor vandaag.

Öxnadalsheiđi tussen Akureyri en Varmahlíd

Öxnadalsheiđi tussen Akureyri en Varmahlíd

Öxnadalsheiđi tussen Akureyri en Varmahlíd

Paarden bij Varmahlíd Het belooft een makkie te worden vandaag. Dat is het idee als ik begin aan de lange afdaling. Maar onmiddellijk blijkt, dat er een kink in de kabel is gekomen. En dat is natuurlijk de wind. Vanuit het niks is er een gigantische storm op komen zetten. Zelfs op de steile delen van de afdaling moet ik bijtrappen om vooruit te komen. Dat gaat nog wat worden op de laatste veertig tot vijftig vlakke kilometers. Eenmaal beneden blijkt het alleen nog maar harder te waaien. De wind werpt me bijna van de fiets, maar stoppen is geen optie. Er is in geen velden of wegen een plek waar ik uit de wind een tent zou kunnen opzetten of zou kunnen koken. Bovendien is het nog steeds vroeg, dus ook al ga ik nog zo langzaam, ik moet Sauđarkrokúr zeker kunnen halen. En op zich ben ik ook in een goede fietsvorm vandaag. het is vooral de kunst om op de fiets te blijven zitten en mezelf niet op te blazen.

Paarden bij Varmahlíd

Als de wind waait, dan waait het goed. Ik bevind me in een kilometers breed dal, geflankeerd door door grote, brede bergen. Ik kijk al een uur of twee naar dezelfde bergen. Ik heb de indruk dat de weg een lopende band is die de verkeerde kant op draait en dat ik weliswaar vooruit kom ten opzichte van die lopende band maar dat ik de laatste twee uur geen meter vooruit ben gekomen ten opzichte van het omringende landschap. Gelukkig is het alleen een indruk want ik bereik het dorp Varmahlíd, de enige beschutte plek in de wijde omgeving, tussen de bomen. Er is ook een cafetaria waar ik even uitrust alvorens aan de laatste twintig kilometer tegenwind te beginnen. Uit de wind en in de zon blijkt het prachtig weer te zijn. Na de lange rustpauze trek ik mezelf weer op gang, maar niet voor lange tijd. Ik passeer het historische plaatsje Glaunbær, dat er zo schilderachtig uitziet dat ik de fiets langs de kant zet om er een kijkje te nemen. Ik slenter langs de turfuizen en de schilderachtige kerk en schiet wat fotootjes. Daarna trek ik weer verder.

Glaunbær

Glaunbær

Na een uur zwoegen heb ik ook de laatste vijftien kilometer afgelegd en ben ik in Sauđarkrokúr, een alleraardigst plaatsje waar voor de verandering meer IJslanders zijn dan toeristen. Het is dan ook een van de weinige dorpen die niet aan de rondweg liggen. De camping is schitterend gelegen op twee niveaus. Er is een benedenniveau tegenover het dorp. Direct achter dit deel van de camping ligt een steile helling van ongeveer veertig meter hoogte. Daarboven is het landschap weer vlak en daar is het bovenniveau met uitzichten over het dorp en het Skagafjördur, het brede aangrenzende fjord. Het centrum kent een paar schilderachtige huizen en een mooie kerk. er is ook een budget restaurant, de eerste die ik in IJsland tegen ben gekomen. Voor de prijs die ik anders zou moeten betalen voor inspiratieloze fastfood kan ik hier lekker eten. Wat ze bieden is in wezen even goed fastfood, maar origineel en goed uitgevoerd. En zo kan ik terug kijken op een mooie dag, die weliswaar taai was vanwege de storm, maar die me in mooie landschappen en in een paar leuke plaatsjes bracht.

Sauđarkrokúr

Sauđarkrokúr


Dag 15: Sauđarkrokúr - Blönduós - Hvammstangi 111 km

Landschap tussen Sauđarkrokúr en Blönduós Vandaag is op papier geen bijzondere etappe, maar vooralsnog blijkt de realiteit aanmerkelijk gunstiger. De vijftig kilometer tussen Sauđarkrokúr en Blönduós voeren door een gebied met lage, niet al te steile heuvels, maar de ronde bergen hebben hun eigen bekoring en als gevolg van de strijklichten en mysterieuze mistflarden is het landschap betoverend mooi. De wind is ook nog eens gaan liggen, dus het fietsen kost ook nog eens weinig moeite. Voordat ik er erg in heb, zijn de eerste vijftig kilometer door het heuvelachtige gebied al weer afgelegd en bereik ik de rondweg weer en even later ook Blönduós. Het plaatsje is niet erg inspirerend; het mooiste deel van de etappe is achter de rug.

N1 tussen Sauđarkrokúr en Blönduós

N1 tussen Sauđarkrokúr en Blönduós

De eerste kilometers na Blönduós zijn nog steeds mooi. Met de Noordelijke IJszee aan de westzijde fiets ik door een open landschap met eenzame bergruggen. Er komt echter steeds meer verkeer op de rondweg en dan is de aardigheid er wel vanaf. Omdat de weg geen schouder heeft, moet ik de hele tijd geconcentreerd blijven op het verkeer. Het weer betrekt ook wat en er ontstaan links en rechts enkele verspreide buien. de buien scheren gelukkig allemaal langs op een enkele verdwaalde druppel na.

Landschap tussen Blönduós en Hvammstangi

Ik sla op een kruising af naar Hvammstangi, de zelfuitgeroepen zeehondenhoofdstad van IJsland. Uiteindelijk blijken er helemaal geen zeehonden te zijn in Hvammstangi, er is een dure excursie nodig om zeeleeuwen te zien. En veel hoofdstedelijke allure is er ook niet in Hvammstangi. Er is niemand aan te treffen in de straten van het slaperige dorpje en ook ikzelf val in slaap.


Dag 16: Hvammstangi - Broddanes 108 km

Ik sta vroeg op vandaag. Ik moet nog 35 kilometer fietsen voordat ik de rondweg definitief kan verlaten en dat wil ik graag doen voordat het om een uur of tien druk zal worden. De strategie pakt goed uit. het is inderdaad nog rustig en ik leg het traject razendsnel af, geholpen door een harde meewind. Voor het eerst in mijn leven ben ik echter niet blij met de meewind. Als ik na 35 kilometer de mond van het Hrýtafjödur bereik, sla ik rechtsaf de weg 68 op en kan ik aan de overzijde van het fjord beginnen aan een lange dag met tegenwind.

Ik ben wel blij dat ik van de rondweg af ben. Vanaf Blönduós was de weg te druk. Op weg 68 richting de noordwestelijke fjorden is het veel rustiger en het is een stuk leuker fietsen.

Weg 68 bij Borđeyri

Weg 68 bij Borđeyri

Het noordwesten van IJsland is erg dunbevolkt. Een blik op de kaart laat zien dat de kustlijn nogal grillig is. En dat is een understatement. Het gebied is een wirwar van fjorden en bij elkaar ziet het eruit als de schaar van een krab. De verwachting is dat het landschap steeds spectaculairder zal worden. De bergen zullen stees hoger worden, de fjorden steeds steiler en er is ook nog een ijskap.

De afstanden zijn groot in het noordwesten en er zijn bijna geen voorzieningen. De enige plaats van betekenis is Isafjördur, op drie lange fietsdagen afstand. Vandaag wil ik Broddanes of Hólmavík bereiken en morgen Reykjanes.

Weg 68 naar Broddanes

Weg 68 naar Broddanes

Weg 68 voert continu langs de zee. Dat is beurtelings over asfalt en deels over zand en grind. Het landschap is hier nog niet indrukwekkend, maar het is fijn fietsen. Aan de linkerkant zijn glooiende heuvels, aan de rechterkant is de zee. De heuvels worden langzaam maar zeker wel steeds ruiger. Steeds vaker verlaat de weg de zee om omhoog te slingeren om boven de kliffen langs verder te gaan om vervolgens weer terug te voeren naar de zee. De laatste klim is verreweg de zwaarste. Met een meedogenloos percentage van twintig procent voert de grindweg omhoog. De weg bied wel goede grip, waardoor ik niet wegslip. Ik kom zonder problemen boven en ik daal steil af naar het Steingrimsfjördur, het fjord waar ook Broddanes ligt. De plek is zo mooi, dat ik besluit hier in de jeugdherberg te overnachten en niet verder te fietsen naar Hólmavík.

Afdaling van weg 68 naar Broddanes

Broddanes blijkt niet meer te zijn dan een boerderij en een jeugdherberg. Ik ben met een Amerikaans stelletje de enige gast. Na een maaltijd van pasta met pesto en tonijn kaart ik nog wat na met de Amerikaanse gasten. Zij reizen met de auto en willen van hieruit in een dag het noordwestelijke gebied verkennen. Ik laat zien dat ze dan wel flink moeten doorijden omdat de afstanden groot zijn. Het blijken gezellige mensen. Zij werkt in de zorg, hij als politieagent. Als de zon ondergaat, maak ik een kleine wandeling door de schitterende omgeving. Tijdens de wandeling word ik weggejaagd door een noordse stern die gierende duikvluchten maakt richting mijn hoofd. Ik ben blijkbaar te dichtbij een nest gekomen. Het mag de pret niet drukken en ik beleef de mooiste zonsondergang tot nu toe in IJsland.

Broddanes


Dag 17: Broddanes - Hólmavík" - Reykjanes 128 km

Terwijl ik in alle vroegte mijn fiets inpak, is er iemand nog eerder de deur uit dan ik. De Amerikaanse politieagent gaat een stuk hardlopen. En dat doet hij erg goed. Ik ben maar een paar minuten later weg, maar ik haal hem niet in op de onverharde weg langs het Steingrimsfjördur. Dat komt gedeeltelijk doordat het landschap zo mooi is en ik de nodige foto's maak. Er hangt een dikke mist, maar het landschap is al net zo mooi als gisteren toen ik aankwam of veel later bij de zonsondergang. En ik heb ook geen haast. Weliswaar moet ik vandaag een kleine 130 kilometer overbruggen, maar ik ben dermate vroeg weg dat ik geen probleem zou mogen hebben om deze plek vandaag te bereiken.

Weg 68 tussen Broddanes en Hólmavík

Weg 68 tussen Broddanes en Hólmavík

Na afwisselende stukken asfalt en grind bereik ik het plaatsje Hólmavík. Vanaf hier zal de route geasfalteerd blijven. Ik sla af van weg 68 om het plaatsje te bezoeken. Ik ben vooral nieuwsgierig naar het Museum of Witchcraft and Sorcery, ofwel het museum van hekserij en tovenarij. In de zestiende en zeventiende eeuw werden de nodige mensen ter dood gebracht vanwege vermeende donkere krachten. In het museum wordt uitgelegd hoe moeilijk het was om in die tijd in dit barre gebied te overleven en er wordt gesteld dat deze moeizame overlevingsstrijd de vele vervolgingen in de hand heeft gewerkt.

Hólmavík

Na de bijzondere geschiendenisles trek ik verder door noordwestelijk IJsland. Ik klim naar een ijzige hoogvlakte, waar ik voor het eerst uitzicht heb op de ijskap in dit gebied. Het ligt aan de overzijde van het brede fjord dat het noordwesten in twee helften splijt. In de verte kan ik de duizelingwekkende kliffen van Strandir en Hornstrandir ontwaren. Ikzelf zal daar niet komen. In dat gebied zijn geen wegen, maar is het pure wildernis. Na een lange afdaling bereik ik het Isafjördur, niet te verwarren met het gelijknamige fjord dat veel westelijker ligt met ook de gelijknamige stad. Vanaf hier is het hemelsbreed niet veel meer dan een of twee kilometer naar Reykjanes, de beoogde bestemming voor vandaag. Maar omdat het lange fjord in de weg ligt moet ik nog veertig kilometer fietsen om de mond van het fjord heen.

Wilde zwanen in het Isafjördur

Twee uur later heb ik om het fjord heen gefietst en bereik ik Reykjanes, wederom een schitterende locatie. Bovendien zijn er natuurlijke warmwaterbronnen, waar ik heerlijk de spieren kan laten ontspannen. Bovendien tref ik het wederom met een fenomenale zonsondergang.

Reykjanes

Reykjanes

Reykjanes


Dag 18: Reykjanes - Suđavík - Isafjördur 144 km

Vandaag wil ik Isafjördur bereiken. Dat betekent dat ik flink aan de bak moet, want het grootste dorp van het noordwesten ligt op meer dan 140 kilometer afstand. Tussen Reykjanes en Isafjördur is geen enkele nederzetting of camping met als enige uitzondering het dorp Suđavík, maar dat ligt zo dichtbij Isafjördur dat ik dan sowieso wel door kan fietsen.

Na twee dagen fietsen in de noordwestelijke fjorden bereik ik nu zo langzamerhand het meest ruige gedeelte. Een blik op de kaart laat zien hoe grillig de kustlijn is. De weg volgt de kust, wat betekent dat ik het ene na het andere fjord in en uit fiets.

Weg 61

Weg 61

Er zijn in dit gedeelte zo veel fjorden dat het idee zou kunnen ontstaan dat ze inwisselbaar zijn. Heb je er een gezien, dat heb je ze dan allemaal gezien. Niks blijkt minder waar. Elk fjord heeft zijn eigen sfeer door variaties in rotstypes, bergvormen en ongetwijfeld ook de kracht van het ijs dat de fjorden heeft uitgeslepen. Hoe verder ik kom, hoe krachtiger die erosie lijkt te zijn geweest, wat zich uit in steeds hogere en steeds steilere wanden. Ik fiets het ene na het andere fjord in en uit, maar dat zijn in wezen allemaal maar kleine inhammen ten opzichte van het reusachtige Isafjarđadjúp. Aan de overkant zijn nóg indrukwekkender kliffen dan waar ik zelf fiets en daarbovenop is de ijskap, van waar de massieve, ijzige Kaldalón gletsjer naar beneden stort tot vlak boven de zee.

Uitzicht over het fjord naar de in wolken gehulde Kaldalón gletsjer en de Drangajökull ijskap

Inmiddels komen ook de torenhoge kliffen van Hornstrandir in zicht, in het verre noordwesten van IJsland. Hornstrandir staat bekend als de meest ruige wildernis van Europa, waar niemand woont en waar poolvossen Landschap bij Ögur struinen. De kliffen zouden uitpuilen van de vogels en met name zouden er in de zomer veel papegaaiduikers aan te treffen moeten zijn. Het zou ook een schitterend gebied moeten zijn voor tektochten. Een excursie met een boot naar het gebied toe is echter zeer prijzig. Heen en terug kost minimaal EUR 400,-. Bovendien gaat er slechts eens in de paar dagen een boot die kant op. Die boot zal ik missen, want juist vandaag vertrekt er een. Maar niet getreurd, ik hoef de som geld sowieso niet betalen om een poolvos te spotten. Ik heb zojuist een exemplaar gezien, vlakbij nota bene. Navraag bij het schilderachtige café in het turfhuisje Litlibær leert dat ze warm noch koud worden van mijn bijzondere waarneming. Poolvossen treffen ze hier wel vaker. Naast poolvossen tref ik ook zonnende zeehonden en gedurende de gehele route word ik muzikaal begeleid door een orkest van vogelgeluiden.

Weg 61 bij Ögur

Ganzen bij Ögur

Zeehonden bij Ögur

Hoe verder ik kom, hoe indrukwekkender het landschap wordt. Elke keer als ik denk dat het summum nu wel bereikt is, wordt de verwachting in het volgende fjord toch weer overtroffen. Zo zijn de noordwestelijke fjorden samen met Landmannalaugar nu al een van de absolute hoogtepunten van de reis. De omstandigheden zijn vandaag ook gunstig. Het waait stevig, maar er is geen sprake van stormachtige condities. Maar of die condities nog lang zullen aanhouden, waag ik te betwijfelen. Er hangt een vieze hoge bewolking die steeds grotere delen van het hemeldek innemen. Volgens de weersverwachtingen zal het weer echter pas morgen omslaan. Daarna zal het nog zeker een week slecht blijven.

Hestfjördur

Alftafjördur

Het zal morgen vast wel slecht weer worden, maar vandaag kan ik in ieder geval nog genieten. Zeker nu de hoge bewolking weer net zo snel oplost als dat ze uit het niets is ontstaan. Het is nog vroeg in de middag als ik Suđavík bereik. Het is nu niet ver meer. Ik draai om de kaap en bereik het Isafjördur, het laatste fjord van vandaag met de gelijknamige stad. Nu ja, stad, er wonen ongeveer tweeduizend mensen, laten we het er op houden dat dat voor IJsland een stad is.

Isafjördur

Isafjördur

Isafjördur is een beetje een lastige stad wat betreft accommodatie. Er is een camping op vijf kilometer van de stad, maar dat is precies te ver. Er is ook een camping in de stad, maar die kan ik niet vinden. Er is ook een camping in de haven, maar dat zou ook een staanplaats voor campers kunnen zijn. Wat het ook moge zijn, ik kan ook deze mogelijke overnachtingsplaats niet vinden. Er is geen jeugdherberg in de stad. Uiteindelijk blijkt er toch nog een plek met slaapzakaccommodatie te zijn waar ik goedkoop - voor IJslandse begrippen - kan overnachten. En ik kan ultragoedkoop eten. In de supermarkt is een Thais eethuis-stalletje, waar ik voor selchts EUR 10,- prima kan eten. Dat is nota bene nog goedkoper dan als ik zelf mijn even beproefde als tegenvallende plaatselijke specialiteit van pasta met tonijn en pesto in elkaar flans.

Isafjördur

Isafjördur


Dag 19: Isafjördur - Þingeyri - Dynjandi - Flókalundur - Stykkishólmur 128 km

De weersverwachtingen voor vandaag waren verschrikkelijk, maar als de zon opkomt zie ik dat het nog steeds goed weer is. Ik had na 18 dagen op de fiets eigenlijk wel behoefte aan een rustdag, maar dat stel ik maar uit totdat het echt slecht weer is. Ik kan vandaag in ieder geval tot het vijftig kilometer verderop gelegen Þingeyri fietsen. Een deel daarvan is bovendien door een tunnel, dus daar zal ik sowieso geen last van de regen hebben. Het plan was eigenlijk om de zes kilometer lange tunnel te vermijden, maar de oude onverharde weg schijnt door lawines en erosie volledig onbegaanbaar te zijn geworden. Mijn idee is om zo vroeg mogelijk de tunnel te doorkruisen, voordat het verkeer goed en wel op gang is gekomen.

Isafjördur

Isafjördur

De zon is nog ternauwernood opgekomen als ik de tunnel bereik. Ik doe mijn lichten aan en rijd het donkere gat in. De tunnel is smal, maar is wel verlicht. De civiele ingenieurs hebben in de tunnel een bijzonder foefje gerealiseerd, een heus kruispunt. Ik houd Þingeyri aan en een kwartiertje later sta ik weer buiten. Ik ben al die tijd alleen in de tunnel geweest. Opgelucht vervolg ik mijn weg. Al na een paar seconden wordt de opluchting volledig overschaduwd voor veel krachtigere emotie. Er strekt een wonderschoon panorama voor me uit. De strijklichten van de opkomende zon baden de steile bergkliffen in een gouden gloed, dat wordt weerkaatst in het rimpelloze, kobaltblauwe water van het Önundarfjördur.

Het Önundarfjördur bij Flateyri

Het Önundarfjördur bij Flateyri

Het Önundarfjördur bij Flateyri

Ik passeer de fjordmond van het Önundarfjördur en klim omhoog naar de pas tussen het Önundarfjördur en het Dýrafjördur. Na drie kwartier ben ik boven en daal ik af naar het Dýrafjördur. ook dit fjord is adembenemend mooi. Sprakeloos neem ik het panorama van de lange rij gekartelde bergen aan de overzijde van het fjord in me op. Een van die bergen is de hoogste van het gehele noordwestelijke fjordengebied. De piek haalt net geen duizend meter hoogte. Tegenover me zie ik het plaatsje Þingeyri in de smalle strook tusen de kliffen en de zee. Om het plaatsje te bereiken, moet ik nog wel het fjord heen fietsen. En dat is nog niet zo eenvoudig. Was het driekwartier geleden nog volledig windstil, er is inmiddels een storm opgestoken. De tien kilometer tot aan de mond van het fjord kosten me een uur. De tien kilometer daarna zijn met de wind mee en leg ik in een kwartiertje af. Al met al is het voorspoedig gegaan. Het is nog geen half tien en ik heb al vijftig kilometer afgelegd. Van het slechte weer is in het geheel geen sprake. De lucht is staalblauw. En dan moge het de hele dag blijven stormen, ik kan me niet voorstellen dat het vandaag nog gaat regenen.

Dýrafjördur

En zo is de keuze snel gemaakt: dan ga ik profiteren van de mooie dag en ga ik doorfietsen. Ik heb per slot van rekening nog een hele dag voor me. Ik ga nog wel een tweede ontbijt eten in het plaatselijke hotelletje. Mijn eerste ontbijt dateert toch van een kleine zes uur geleden en ik ga nog een zwaar parcours tegemoet. Vanaf hiet zijn de wegen onverhard en bovendien volgen er drie substantiële passen.

De eerste pas dient zich onmiddellijk aan. Een ultrasteile passage leidt omhoog. Na een kleine honderd meter hoogteverschil vlakt de klim snel af en daarna daalt de weg nota bene weer en verlies ik bijna alle hoogtemeters. Dat schiet niet op zo, want ik moet uiteindelijk ruim vijfhonderd meter omhoog. Maar niet getreurd, want het landschap is adembenemend met overal rotspunten en kliffen om me heen.

Nabij Þingeyri

Weg 60 tussen Þingeyri en Hrafnseyri

Na de eerste, valse, klim steek ik een dal over en begint de weg opnieuw te klimmen. Dit keer betreft het een regelmatige klim, die continu met zo'n 10 % hellingshoek omhoog voert. Dat is bets steil voor een onverharde klim, maar niet ongebruikelijk in IJsland, waar iedereen een auto heeft die is toegerust op het ruige terrein. Deze keer is er geen hoogvlakte als ik boven aankom.

Weg 60 tussen Þingeyri en Hrafnseyri

Weg 60 tussen Þingeyri en Hrafnseyri

Onmiddellijk daalt de weg steil naar een nieuw fjord, het epische Arnarfjördur, dat al net zo adembenemend is als de andere fjorden van vandaag. Wel heb ik een probleem. Mijn achterrem doet het niet meer. Met hydraulische remmen is het eenvoudig, ze doen het wel of ze doen het niet. Toch heb ik een hydraulische rem die daar tussenin zit, een rem die het soms wel en soms niet doet. Zo ging het bij mijn korte reis met Marco vorig jaar in Portugal, maar toen dacht ik dat ik het probleem had opgelost. Dat blijkt nu dus maar tijdelijk te zijn geweest. Na een kwartiertje klussen heb ik de rem wel weer zo ver dat hij het doet, maar ik weet dat dit niet de echte oplossing is. Vermoedelijk heb ik een nieuwe rem nodig, maar die hebben ze hier niet. Het zal klooien blijven tot het einde van de reis.

Afdaling van weg 60 naar Hrafnseyri

Eenmaal beneden volgt een nieuwe beproeving. De wind. Ik had voor Þingeyri al tien kilometer kunnen proefdraaien tegen de wind in, maar nu begint het echte werk: twintig kilometer tegenwind over een op en neer golvende weg langs het brede fjord. Als je dan zo langzaam als een slak voortploegt door het landschap, dan kan het maar beter een mooi landschap zijn. Nu ja, dat is het zeker. Het Arnarfjördur is net zo indrukwekkend als het Önundarfjördur en het Dýrafjördur welke ik vanmorgen vroeg passeerde, maar het Arnarfjördur is veel grootschaliger. Breder, langer en daarmee is het aantal gekartelde bergen in het gezichtsveld ook veel groter. De belangrijkste smaakmaker is echter de waterval van Dynjandi, welke esthetisch een van de mooiste watervallen van IJsland moet zijn. Ik kan me in ieder geval niet voorstellen dat er veel watervallen zo mooi zijn. Van een afstand van twintig kilometer zie ik de waterval al liggen. Behalve mooi is de waterval ook hoog en is er sprake van het nodige volume.

Weg 60 en het Arnarfjördur

De storm woedt als een bezetene in het fjord en jaagt het stof van de aarde voort. Het deert me niet. Laat maar lekker waaien die wind. Het is zo mooi hier, dat ik het niet als een probleem ervaar als ik stapvoets vooruit kom. En per slot van rekening hoort een beetje wind bij de couleur locale. Af en toe word ik bijna van mijn fiets gebeukt, maar wat is het probleem? Dan sta ik weer op en fiets ik wel weer verder.

Dynjandi waterval

Ten langen leste bereik ik de Dynjandi waterval. Het is de ideale plek om te lunchen. Het is weliswaar een late lunch, want ik zie dat het al bijna half vier is. Dat betekent dus ook dat ik nog wel moet opschieten om nog een overnachtingsplaats te bereiken. Ik heb twee opties. Ik kan naar het zuiden fietsen en in Flókulandur overnachten. De mooiste optie zal echter het plaatsje Bildurdalur zijn. Dynjandi waterval In beide gevallen moet ik nog twee passen over, maar in het tweede geval moet ik daarna nog veertig kilometer verder fietsen om uiteindelijk weer bij het Arnarfjördur aan te komen, het fjord waar ik nu ook ben. Ik heb besloten dat ik vandaag alleen naar Bildurdalur zal fietsen als ik om uiterlijk half zes de afslag naar Bildurdalur bereik. Kom ik later aan, dan ga ik niet stressen om toch nog te proberen om Bildurdalur te halen. Dan daal ik af naar Flókulandur.

Gelijk na Dynjandi begint de klim naar de eerste pas. Ruim vijfhonder meter moet ik omhoog. Ik begin na de lange, zware dag tot nu toe langzaamaan moe te worden, maar ik kan nog wel een goed tempo blijven fietsen, ondanks de moeijlijke weg, de stevige helling en de tegenwind. Ik bereik een wild en uitgestrekt plateau vol met meren. Af en toe is er een groot wak in het landschap geslagen door een fjord die een grote hap wegneemt uit de hoogvlakte. Telkens blijkt dat de weg toch nog ergens verder omhoog kan. Op deze manier breik nooit de pas. Zeker omdat er tussendoor ook steeds weer afdalingen zijn. Net als ik begin te geloven, dat de weg tot in het oneindige blijft klimmen en dat ik misschien wel nooit boven kom, bereik ik toch nog onverwacht de pas.

De hoogvlakte van Dynjandisheiđi

Weg 60 tussen Dynjandi en Flókalundur

Op de ruige, stenige afdaling word ik met een nieuw probleem geconfronteerd. Het balhoofd van mijn voorvork is los getrild. Dat is in drie seconden eenvoudig te verhelpen met twee steeksletels van de juiste maat, maar ik heb er niet een bij me. En eigenlijk verwacht ik niet dat ik ergens in de noordwestelijke fjorden twee steeksleutels van maat 36 kan zien te bemachtigen. Ik was eigenlijk van plan om morgen en overmorgen nog honderd kilometer heen en terug te fietsen naar Látrabjarg, het meest westelijke punt van Europa (afgezien van de Azoren) met hele hoge kliffen en tienduizenden vogels. Met de speling in het balhoofd lijkt dat plan niet meer levensvatbaar.

De weg voert vlak langs de mond van een nieuw fjord, het Suđurfiđir, hoog boven het fjord langs. Dat betekent ook dat de laatste klim van de dag kleiner zal zijn dan vooraf gedacht. Zodoende heb ik de laatste klim vrij snel achter de rug en bereik ik het kruispunt. Het is zeven voor zes, te laat om vandaag nog Bildurdalur te bereiken. Het is later dan half zes en dan zou ik afdalen naar Flókalundur. En dus begin ik aan de afdaling.

Uitzicht van de hoogvlakte Dynjandisheiđi over het Suđurfiđir fjord

Ik heb inmiddels ook een strategie bedacht voor het balhoofd. Ik ga niet meer naar Látrabjarg fietsen, maar ik ga met de veerboot oversteken naar Stykkishólmur op het Snæfallsnes schiereiland. Daar zal vast wel een autowerkplaats zijn waar ik even twee steeksleutels kan vasthouden. En ook al hebben ze daar geen steeksleutels, daar zijn de wegen geasfalteerd en is het minder erg dat het balhoofd los zit.

De weg daalt ruim 400 meter steil af naar Flókalundur. Daar stop ik niet maar ik fiets door naar de veerboot, zes kilometer verder. De veerboot vertrekt om zeven uur dus ik moet opschieten. Dat is in dit geval een fluitje van een cent. Ik heb de gierende wind pal in de rug en met ruim veertig kilometer per uur leg ik de laatste vlakke kilometers af. En zo heb ik ineens de schitterende noordwestelijke fjorden verlaten. Maar ga ik aan de andere kant naar een al even interessant gebied toe, het lange, vulkanische schiereiland Snæfallsnes.

Flatey eiland

Breiđafjörđur tussen de Noordwestelijke fjorden en Snæfallsnes

Breiđafjörđur tussen de Noordwestelijke fjorden en Snæfallsnes


Dag 20: Stykkishólmur - Grundarfjördur 45 km

Ik slaap vanmorgen uit. Pas om half tien stap ik op de fiets, op zoek naar een werkplaats. Ik vind er een en er blijken ook twee steeksleutels van de juiste maat te zijn. In een letterlijke handomdraai heb ik mijn balhoofd aangedraaid. Zonder problemen kan ik mijn weg vervolgen.

Stykkishólmur

Ik heb voor vandaag niet al te veel ambities. Ik heb deze reis nog geen rustdag genomen en de laatste vier dagen waren lang en zwaar. De belangrijkste reden is dat ik in wezen te veel tijd heb. Zelfs als ik helemaal om het Snæfallsnes schiereiland fiets en daarna via een omweg naar Reykjavik fiets, zal ik nog altijd een aantal dagen over hebben. Waar mogelijk zal ik daarom zo min mogelijk afstand afleggen. Dat is voor mij een beetje wennen, omdat ik normaliter juist zo veel mogelijk wil doen op een dag. Vandaag is in ieder geval een dag dat ik snel in de remmen kan knijpen. In het 45 kilometer verderop gelegen Grundarfjördur kan ik overnachten in de plaatselijke jeugdherberg en in de middag kan ik de omgeving verkennen.

Ik hoef vandaag dus maar weinig afstand te overbruggen. En dan zul je net zien, op het moment dat ik het echt niet nodig heb, word ik geholpen door een harde rugwind. Het is zwaar bewolkt vandaag, maar het is geen dreigend weer. Rustig peddel ik voort, omringd door de zwarte, paarse en wijnrode kleuren van de vulkanische landschappen. De krachtige kleuren worden sterk gedempt door de wolken.

Landschap tussen Stykkishólmur en Grundarfjördur

Landschap tussen Stykkishólmur en Grundarfjördur

Het landschap is afwisselend. Dan weer fiets ik langs de kust, dan juist meer landinwaarts. Ik passeer kegelronde vulkanen, woeste bergketens, uitgestrekte vlaktes en diepe baaien. De hogere bergen landinwaarts hangen jammer genoeg in de wolken. Voordat ik goed en wel op weg ben, zie ik Grundarfjördur al liggen aan de baai en tegen de achtergrond van de hoge bergen van Snæfallsnes. Op de achtergrond zie ik de Kirkjufell al liggen, misschien wel de meest bekende berg van IJsland waar niemand ooit van gehoord heeft.

Weg 54 tussen Stykkishólmur en Grundarfjördur

Ik betrek een kleine kamer op de jeugdherberg en daarna wandel ik richting de Kirkjufell, wat wel de Matterhorn van IJsland genoemd mag worden. Net zoals de Zwitserse berg elke foto van Zwitserland lijkt te domineren, zo geldt dat voor de Kirkjufell voor IJsland. Qua vorm zijn er ook de nodige parallellen. Net als de bekende Zwitserse berg heeft ook de Kirkjufell een markante pyramidevorm. Waar de Matterhorn omgeven wordt door vertouwde Zwitserse cliché's zoals koeien, almweides en een gletsjer, zo wordt de Kirkjufell omringd door vulkanische rotsen, sprankelende watervallen en een woeste klifkust. Wel is de Kirkjufell ongeveer tien keer zo laag als zijn Zwitserse evenknie. Reikt de Matterhorn tot bijna 4.500 meter in de hoogte, daar moet de Kirkjufell het doen met een bescheiden hoogte van nog geen 500 meter.

Kirkjufell bij Grundarfjördur

Ik tref het met het weer. Onderweg zijn de wolken goeddeels geweken en als ik bij de watervallen van Kirkjufell aankom, is het zelfs zonnig. Ik ben niet de enige hier. Tientallen mensen met grote fototoestellen verdringen zich voor de beste plaatsen. Best een mooie berg hoor, die Kirkjufell, maar ik ben blij dat ik deze taferelen op de rest van IJsland niet mee heb hoeven te maken en dat ik fijn in mijn eentje door net zulke mooie landschappen kon fietsen.

Kirkjufell bij Grundarfjördur


Dag 21: Grundarfjördur - Hellnar - Arnarstapi 124 km

Anders dan gisteren is het vandaag geen goede dag voor een korte etappe. Of ik moet na twintig kilometer al in de remmen knijpen in Olafsvík of na dertig kilometer in Hellisandur. Ik wil om het schiereiland heen fietsen en het is duidelijk dat er na Hellisandur geen geschikte overnachtingsplaatsen meer zullen zijn tot in Arnarstapi en misschien is dat ook wel niet zo'n geschikte overnachtingsplaats, gelet op een paar lelijke verhalen over de campsite op het internet. Ik koers dus af op Arnarstapi maar ik houd er rekening mee dat ik misschien nog wel verder door moet, hoewel daarna eigenlijk ook niks meer komt. Ik kan me zorgen maken over hoe dat straks allemaal we niet moet, maar ik besluit me te richten op het hier en nu. Het hier is de weg 574 die hoog boven de kliffen voert, met een uitzicht over de diepe baai die zich kilometers voor me uitstrekt en waarboven de vulkaan en de ijskap van de Snæfallsjökull troont, het nu is heel vroeg in de morgen met een opkomende zon die fraaie strijklichten werpt over het arctische landschap en de ijzige ochtendmistflarden.

Uitzicht over het Breiđafjörđur en de vulkaan en ijskap van Snæfallsjökull

Snæfallsjökull

Ik was van plan om een kop koffie te drinken in Olafsvík, maar alles is nog dicht. Ik tref niet een sterveling in de lege straten van het voor IJslandse begrippen grote dorp van bijna duizend inwoners. Even verderop in Hellisandur vang ik andermaal bot. Aangezien er de komende negentig tot honderd kilometer nog geen gehucht in het landschap is, zal ik vandaag cold turkey moeten afkicken van de koffie.

Basaltklif op het strand van Skarđsvík Na Hellisandur betreed ik het domein van de Snæfallsjökull. De vulkaan wordt omgeven door uitgestrekte lavavelden, maar ook kleine vulkanen prikken uit de vlakte omhoog. En de lavavelden worden weer omgeven door de oceaan, die de lava- en basaltkusten erodeert tot soms grillige, soms ronduit bizarre en soms in domweg adembenemend mooie vormen. Al met al genoeg ingrediënten om me de rest van de dag mee bezig te kunnen houden, zeker omdat als verder alles tegenvalt nog altijd schitterende uitzichten resteren over de vulkaan en de ijskap van de majestueuze Snæfallsjökull. Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het ook eigenlijk wel tegenvalt. Ik fiets over een slechte onverharde weg naar de vuurtoren van Öndvarđernes maar het is onzeker of het wel de moeite waard is. De slechte weg en de harde tegenwind zorgen er voor dat ik slechts stapvoets vooruit kom. Onderweg was er wel even prachtig strand van Skarđsvík met een imposante basaltklif, maar daarna fiets ik door een landschap met vooral heel veel stenen en verder eigenlijk niks. Dan denk ik: bekijk het, en ik draai om. Mijn adagio in dezen is dat als je ergens geen zin in hebt, dat je het dan ook niet moet doen. Hoe veel rampen zou onszelf en de wereld niet bespaard kunnen blijven als we ons met zijn allen aan deze betrekkelijk eenvoudige levenswijsheid zouden houden. De realist in me zegt dat we daar toch nog niet klaar voor zijn. En laten we eerlijk zijn, ik was er zelf klaarblijkelijk ook niet klaar voor want het heeft bijna een half uur geduurd voordat ik uiteindelijk omdraaide.

Uitzicht van Hólahólar vulkaan

Terug op weg 574 fiets ik noordwaarts richting Hellnar en Arnarstapi. Onderweg passeer ik een kleine vulkaan in het midden van de lavavlakte. Het is de Hólahólar vulkaan. Een voetpad leidt naar de top. Ik fiets naar de vulkaan toe en loop omhoog. Ik word beloond met schitterende uitzichten over de lavavlakte, de overal omringende oceaan en natuurlijk de Snæfallsjökull die ver boven de rest van het landschap uitsteekt.

Landschap bij de Snæfallsjökull Lóndrangar

Na de Hólahólar vulkaan neem ik de afslag naar Djúpulónssandur, een strand dat wordt omgeven door grillige rotsformaties. Op een uitzichtpunt lunch ik en fiets weer terug naar boven, naar weg 574 die nog altijd door de lavavlakte voert. Uiteindelijk bereik ik de zuidkust van het eiland bij Lóndrangar, waar de meest bizarre rotsformaties aan te treffen zijn. Een van de rotsformaties torent boven alle andere uit. Iedereen ziet weer iets anders in de rotspartij, maar zelf denk ik dat het een badeend moet voorstellen.

De basaltkliffen van Arnarstapi Na Lóndrangar duurt het niet lang meer vordta ik het lavaveld verlaat. Ik heb het schiereiland nu definitief gerond en ik fiets nu oostwaarts in de richting van Borgarnes en Reykjavik. En natuurlijk Arnarstapi, het beoogde eindpunt van vandaag. Het is een plaats waar eigenlijk niemand woont - er woont sowieso bijna niemand in het zuiden van Snæfallsnes - maar er is wel een groot toeristencomplex, waar je voor een paar honderd euro per nacht in een veredelde blokhut kunt slapen. ongetwijfeld reuze romantisch maar ik prefereer mijn eigen tentje, zeker als het om zulke bedragen gaat. De camping is ook niet goedkoop. Twintig euro voor een verwaarloosd grasveldje zonder beschutting met als enige faciliteit een al even verwaarloosde toiletruimte. Douches zijn er niet eens, maar als ik stel dat ik toch echt moet douchen en dat ik anders verder fiets, zijn de douches er toch maar kosten ze wel tien (!) euro, zonder garantie dat er warm water uit komt. Wat te doen? Ik hoef niet lang na te denken. Het lijkt me een juist uitgangspunt om niet te betalen voor een dienst die niet wordt aangeboden. Dat die dienst er toch is, doet daar niets aan af. Nog nooit heb ik met douchen zo veel geld uitgespaard en daarom geniet ik lekker lang van deze heerlijke warme douche.

De basaltkliffen van Arnarstapi

Aalscholvers bij Arnarstapi Meeuw, Arnarstapi

Arnarstapi

Niet alles is even goed in Arnarstapi, maar er zijn ook dingen wél goed. Zo is er een stalletje, waar ik de lekkerste fish en chips ooit eet. Ik kom hier de Italiaanse fietser Marco tegen. Hij heeft geen zin om met me mee te wandelen langs de basaltkliffen, maar morgen zullen we samen naar Borgarnes fietsen. En met de basaltkliffen zijn we ook bij de reden van deze waanzinnige toeristische activiteit. Een mooie wandeling voert naar Hellnar, een nederzetting met acht inwoners en een luxueus hotel en een schitterende kerk op een plateau. Van alle mooie landschappen van vandaag zijn de basaltkliffen nog wel de mooiste. Zeker als de zon onder gaat en het landschap in een purperen gloed gedompeld wordt.

Hellnar

De basaltkliffen van Arnarstapi De basaltkliffen van Arnarstapi

De basaltkliffen van Arnarstapi


Dag 22: Arnarstapi - Borgarnes 120 km

Vandaag is wederom een prachtige dag. Marco en ik vertrekken onder een staalblauwe, wolkenloze hemel. Marco is 32 jaar oud en woont in Verona. Een mooie omgeving om er op uit te trekken met de mountainbike, dichtbij het Gardameer en ook niet ver van de Dolomieten en ook de bergen van Trentino zijn dichtbij.

Landschap bij Arnarstapi

Weg 54 tussen Arnarstapi en Borgarnes

Marco, tussen Arnarstapi en Borgarnes Het vele fietsen in de bergen is Marco aan te zien. Hij is graatmager en fietst razendsterk als de weg omhoog gaat. Nu zijn er vooralsnog niet al te veel klims vandaag. We fietsen tussen de hoge bergrug van het schiereiland en de zee en hoewel er continu adembenemende uitzichten over de bergen en vulkanen zijn, hoeven we maar weinig te klimmen. Naast vlak is het ook windstil. We vorderen dan ook razendsnel.

De eerste vijftig kilometer waren continu mooi, maar het hoogtepunt is een volkomen rimpelloos meer, waar de bergen in weerspiegeld worden. We hadden daar niet veel later moeten komen. Kort nadat we het meer gepasseerd hebben, steekt ineens de wind weer op en hadden we de mooie weesrpiegelingen op onze buik kunnen schrijven. Wel worden we voor de rest van de dag geconfronteerd met een stormachtige tegenwind. Ik heb zelf eigenlijk wel zin in een stuk tegenwind fietsen, zeker daar het mooie deel van het landschap inmiddels voorbij is. Marco is met zijn vlieggewicht niet zo'n tegenwindfietser. In de 75 kilometer tegenwind tot Borgarnes neemt Marco niet eenmaal over. De laatste dertig kilometer fietst ook een Spaanse wereldfietser mee. Hij fietst al twee jaar aan een stuk door. Maar ook hij neemt niet over. En zo heb ik een recordaflossing van 75 kilometer aan kop afgelegd. Ik vind het prima zo, het was een mooie dag zo met de jonge fietsers.

Landschap tussen Arnarstapi en Borgarnes

Marco, tussen Arnarstapi en Borgarnes

Landschap tussen Arnarstapi en Borgarnes

We bereiken het stadje Borgarnes, waar we op een bankje in de stad een verlate lunch eten. Daarna nemen we afscheid van de Spaanse fietser en Marco en ik betrekken de plaatselijke jeugdherberg. Daar kom ik de Spaanse reisleidster tegen die in de jeugdherberg van Årnes zo heerlijk kookte en die me toentertijd tal van lekkers toestopte. Ze is nu onderweg met een nieuwe groep. Ik zeg tegen de sympathieke dame dat ik nooit naar de supermarkt zou zijn gegaan als ik wist dat ik haar tegen zou komen. En zo wordt de pasta met bliktonijn en pesto alsnog aangevuld met verse zalm en een al even verse groentenschotel.


Dag 23: Borgarnes - Húsafell 67 km

Marco zal vandaag richting Geysir fietsen. Ikzelf wil de Kaldidalur corridor fietsen, een weg die pal langs een ijskap voert. Dat zal morgen gebeuren. Ik wil het laatste hoogtepunt van de fietsreis onder optimale condities ondergaan, vroeg in de morgen met de meeste kans op mooi licht. Sowieso zal ik vandaag geen mooie lichtcondities krijgen. De hemel is bedekt met diffuse wolken zonder vorm, die alle licht verstrooien. Het luchtdek is vandaag saai, maar het landschap is ook saai. Ik fiets van Borgarnes naar de camping van Húsafell zonder noemenwaardige hoogtepunten. Op de camping heb ik ook niet veel te doen. Het is vooral wachten op de dag van morgen. Zo blijkt vandaag bij verre de saaiste dag van de reis.


Dag 24: Húsafell - Þingvellir - Laugarvatn 97 km

Gisteren heb ik in wezen de hele dag gewacht op het moment dat ik kan gaan beginnen aan de Kaldidalur route. En nu is het eindelijk zo ver. De zon is nog niet eens op als ik uit mijn tent kruip. Ik wil niet nóg langer wachten. En het blijkt schitterend weer. Weg is de vormeloze wolkensoep van gisteren. Voor het eerst zie ik de bergen om heen pas echt goed. Het uitzicht wordt gedomineerd door de Eiríksjökull, een brede bergrug met een grote ronde gletsjer of klein ijskapje op de top. Dit is nog niet de ijskap zelf. Die komt pas verderop in het gezichtsveld. Vooralsnog is het een veelbelovende ouverture. Ik ga van start en na een of twee kilometer bereik ik het einde van de geasfalteerde weg en betreed ik de Kaldidalur route.

Kaldidalur

Het is mooi, helder weer en er staat geen wind, maar het is wel ijzig koud. Dat laatse ervaar ik meer als passende couleur locale dan als een probleem. De weg ligt er niet al te best bij. De Kaldidalur is geen F-weg, maar desalniettemin dekt de verzekering van de meeste huurauto's de schade niet. Als fietser kun je op elke passage uit de voeten die een auto of zelfs een jeep kan overbruggen. De kapot gereden weg levert dus geen doorslaggevende problemen op, maar piitig is het wel. Lange passages wasbord worden afgewisseld en gecombineerd met passages met grote stenen en dan zijn er ook nog enkele zeer steile passages. De steile passages zijn uitzonderingen, maar ze liggen er toch maar.

Blik terug naar Húsafell vanuit de Kaldidalur route

De Eiríksjökull vanaf de Kaldidalur route

Langzaam maar zeker kom ik hoger en hoger en ontvouwen de weidse panorama's zich in hun volle, majestueuze pracht. Voor me uit strekt een landschap dat voor een belangrijk deel bestaat uit een desolate vlakte, wild bezaaid met stenen en rotsblokken. De weg slingert zich nietig tussen de ontzagwekkende steenhopen. Als het hierbij was gebleven, was het al fantastisch geweest, maar het echte drama wordt geleverd door het andere deel van het landschap. Een nóg meer desolate wereld van sneeuw en ijs strekt zich voor me uit. Een immense ijskap bedekt de gehele bergketen en tussen de bergtoppen door dringen immense gletsjertongen vanuit de ijskap naar het dal van de Kaldidalur. Soms steken immense zwarte rotsen tussen het sneeuw en ijs omhoog. Hoe imposant ook, de rotsformaties lijken te verdrinken in de zee van sneeuw en ijs en benadrukken de immensheid van de ijskap en de gletsjers.

Kaldidalur

Na een paar kilometer wordt de weg wat beter en heb ik ook het leeuwendeel van de klim achter de rug. De eenzaamheid heerst soeverein in de hooglanden. Na twee uur klimmen ben ik nog geen levende ziel tegen gekomen. Ik ben de enige persoon hier in een straal van minimaal tien kilomter om me heen.

Kaldidalur

Ik ben inmiddels ook al behoorlijk hoog, zo hoog dat ik links en rechts de eerste sneeuwvelden reeds passeer. De weg gaat hier vooral op en neer door een licht golvend landschap. Maar uiteindelijk klim ik meer dan dat ik daal en zodoende win ik langzaam maar zeker hoogte. Dat klimmen en dalen heeft uiteindelijk vooral tot gevolg dat ik steeds opnieuw denk dat ik met de slotklim bezig ben, maar steeds weer blijkt de weg na een nieuwe afdaling verder te klimmen.

Kaldidalur

Ik ben nu al een aantal uren aan het klimmen en zo langzamerhand zou ik de pas toch moeten bereiken. Na elke klim volgt een afdaling en daarna een klim die net even langer is dan de afdaling. Dan volgt ineens een steile klim. Dat moet de slotklim zijn. Als ik na een paar minuten boven ben, zie ik de weg dalen... om daarna toch weer te stijgen.

Kaldidalur

Nu ben ik toch eindelijk aan de slotklim bezig. Boven staat een toeristenbus, die van de andere kant omhoog moet zijn gekomen. Voor de bus staan twintig mensen op een rij, allemaal kijkend hoe de eenzame fietser het er van af brengt op deze klim. Boven aangekomen fiets ik recht op de mensen af en parkeer mijn fiets recht tegenover mijn publiek. "Goedemorgen", begroet ik casual. Twintig mensen wensen mij ook een goedemorgen. Daarna volgt een plezierige conversatie, waar een paar oudere heren vragen naar details van de fiets en van het fietsen in het IJslandse landschap. Na een paar minuten moet de bus weer door en zwaai ik de mensen uit en de mensen zwaaien terug. En ben ik weer alleen in het landschap.

Ik heb de pas bereikt

Pas bij Kaldidalur

Ik schiet een paar fotootjes en begin aan de lange afdaling. De weg is helemaal kapot gereden en ik stuiter alle kanten op. Voorzichtig baan ik me een weg naar beneden. Voor mijn gevoel klom ik zojuist sneller dan dat ik nu afdaal. Toch zie ik dat ik progressie boek in het grootschalige landschap. Steeds verder fiets ik weg van de wereld van sneeuw en ijs. Inmiddels heeft de zon het landschap behoorlijk opgewarmd en herinnert ook de temperatuur niet meer aan de ijswereld die toch niet heel ver weg is. Sterker nog, deze temperatuur, de staalblauwe lucht en het vegetatieloze landschap had ik voor mijn gevoel ook in Marokko kunnen aantreffen.

Ik bereik het asfalt. het si wel het meest slechte asfalt mogelijk, bestaande uit aan elkaar gekitte grindkorrels. En soms zijn de korrels ook niet zo goed aan elkaar gekit en katapulteren de grindsteentjes tegen mijn benen en zelfs een keer tegen mijn hoofd. Na een kleine klim laat ik de vegetatiearme en vegetatieloze landschappen achter me en daal ik af in de brede vruchtbare vallei van Þingvellir.

Landschap tussen Kaldidalur en Þingvellir

De aarde scheurt open in Þingvellir De eerste dag van mijn reis fietste ik ook al door Þingvellir. Toen heb ik niet optimaal geprofiteerd van de bijzondere bestemming die Þingvellir is. Dat was enerzijds omdat ik toen net was begonnen en gedreven werd door nieuwsgierigheid naar de 'grotere' landschappen van Geysir, Gullfoss en Landmannalaugar. En dat was ook omdat ik toen al in mijn achterhoofd had, dat ik op de terugweg vast ook over Þingvellir zou fietsen. En zo geschiedde, want nu sta ik hier weer. Toentertijd had ik redelijk gunstige omstandigheden, het was halfbewolkt. Nu is het echter een superdag. Mooier kan eenvoudigweg niet. En er blijkt nog heel wat moois, dat ik de eerste keer had gemist, zoals de scheuren met waterpoelen, die ontstaan zijn door de uit elkaar drijvende platen van Amerika en Eurazië.

Þingvellir

Een andere mogelijk bijzondere plek is de Öxarárfoss, een waterval die van de Amerikaanse zijde in de spleet valt. Die bewaar ik voor morgen. Vandaag ga ik namelijk niet meer naar Reykjavik fietsen, maar de andere kant op, naar Laugarvatn. Ik heb tijd genoeg en dus ga ik nog eenmaal naar de meest idyllische plek van IJsland de plek waar ik ook de eerste fietsdag besloot. Ik zoek dezelfde jeugdherberg op, de fijnste die ik in deze reis heb gehad. en ik loop nog eenmaal langs het meer met de mooie bloemen en nog een keer geniet ik van de zonsondergang.

Laugarvatn


Dag 26: Laugarvatn - Þingvellir - Reykjavik 85 km

Vandaag is een eenvoudige dag. ik moet een keer terug naar Reykjavik en dat ga ik vandaag doen. Het is wederom schitterend weer als ik langs het grote meer Þingvellavatn fiets en als ik even verderop Þingvellir bereik. Ik wandel naar de Öxarárfoss, de grootste waterval van Þingvellir en een van de mooiere van IJsland.

Þingvellavatn

Öxarárfoss in Þingvellir

Over dezelfde route als de eerste dag fiets ik richting Reykjavik, maar nu natuurlijk wel de andere kant op. En deze keer met de wind mee. En de zon wijkt ook nu niet van mijn zijde. Een week geleden in de noordwestelijke fjorden werd een week van afschuwelijk slecht weer voorspeld, maar het werd een week van fantastisch mooi weer. En op de belangrijkste momenten was het weer het allerbeste.

Nosfellsheiđi tussen Þingvellir en Reykjavik

Ik fiets de buitenwijken van Reykjavik binnen. Vanaf hier wordt het spoorzoeken en voor het eerst in twee weken mis ik mijn GPS. Maar ik breng het er goed af. Op de plek waar ik op de eerste dag zo verdwaalde, blijkt honderd meter verderop een dubbele brug te zijn over twee zeearmen. Als ik dat toen had geweten, had ik zo drie kwartier kunnen besparen. Maar nu heb ik geluk dat ik per toeval op de bruggen stuit. In plaats van een half uur verdwalen en klooien, snijd ik juist een heel stuk af en win een kwartier en ben ik zo maar ineens bij de camping, het eindpunt van de fietsreis. Fietsen zal ik niet meer doen, maar helemaal klaar is het nog niet. Morgen wil ik de Fimmvörđuháls trekking lopen, een van de meest populaire trektochten van IJsland.

Camping in Reykjavik


Dag 26: Fimmvörđuháls trekking van Skógar naar Gođaland en Þórsmørk 28 km (lopen)

Ik had gisteren op de camping een buskaartje naar Skógar gekocht, de plaats waar de bekende Fimmvörđuháls trekking naar Gođaland begint. Ik wil de 23,4 kilometer lange trektocht licht lopen, zonder tent, onder slaapzak, zonder andere kleding en zonder voedselvoorraden anders dan eten voor onderweg. Nadat ik het buskaartje heb gekocht, blijkt dat de bus toch niet stopt bij de camping zoals aanvankelijk werd gezegd, maar dat ik naar het busstation vier kilometer verderop moet lopen; die kilometers komen er dus nog eens bij. In de vroege morgen loop ik naar de bushalte. De weersvoorspellingen waren gunstig, maar het is zwaar bewolkt. Dat is een tegenvaller. Ik kan niet goed zien of het mist is of dat het echte wolken zijn; misschien valt het allemaal nog wel mee. Ik bereik de bus in ieder geval op tijd. Om 8 uur vertrekt de bus, netjes op tijd. De busrit verloopt echter niet volgens planning, althans niet volgens mijn planning. De busrit zou volgens de informatie vooraf twee uur duren, maar de bus blijkt in elk minuscuul dorpje te stoppen, soms zelfs een kwartier lang. Tot overmaat van de ramp begint het ook nog eens zachtje te regenen. Nadat de bus alle dorpen heeft gepasseerd, volgt er toch nog een zinloze extra stop van twintig minuten bij de Seljalandsfoss. Uiteindelijk arriveert de bus pas om half 12 bij Skógar.

Skógafoss (foto dateert van de vroege morgen van dag 6)

En daar sta ik dan met alleen mijn dagbepakking. Er staat 10 uur voor de trekking. Als ik in dat tempo loop, kom ik dus om half 10 's avonds in Gođaland. Dat is anderhalf uur nadat de laatste bus van de eenzame berghut zal vertrekken. En dan heb ik nog niet eens een kaartje voor de terugreis, dus veiligheidshalve zou ik eigenlijk om half zes wel in Gođaland moeten zijn, om te voorkomen dat ik in het slechtste geval de nacht zonder voedsel, zonder onderdak en in bezwete kleren moet doorbrengen. Daar heb ik dan precies zes uur voor.

Een van de 22 watervallen van de Fimmvörđuháls trekking Ik denk kort na of ik al dan niet het risico wil nemen om aan de trekking te beginnen. Ik kan nu nog besluiten om een busticket terug te kopen. Lang hoef ik echter niet na te denken over dit dilemma. Ik ga het risico gewoon nemen. Niet zeuren maar doorlopen, is het devies. Het eerste deel van de trektocht heb ik al gelopen, toen ik tijdens de fietstocht in Skógar overnachtte. Toen ben ik bij de beroemde Skógafoss waterval omhoog geklommen en heb ik drie kilometer verder omhoog gelopen langs een stuk of wat kleinere watervallen. Toen waren er mooie strijklichten van de ondergaande zon. Vandaag is het zwaar bewolkt, maar het regent in ieder geval niet. Ook onder het grijze wolkendek is het landschap geweldig. Het eerste deel van de trektocht voert steil omhoog langs de rivier en passeert daarbij in totaal maar liefst 22 watervallen. Ik heb er de pas goed in en ik win snel hoogte. Al gauw ben ik ver genoeg gevorderd om de grootste mensenmassa's achter me te laten. Na een kilometer of drie lopen ben ik zelfs zo goed als alleen. Wie begint dan ook midden op de dag aan zo'n lange trektocht? Ik passeer een bordje, dat me vertelt dat ik iets minder dan drie kilometer heb afgelegd en dat ik nog 23,4 kilometer te gaan heb. Dat is een dubbele teleurstelling. Ik dacht ik inmiddels toch wel een kilometer of vijf zou hebben afgelegd, maar nog teleurstellender is dat ik nog 23,4 kilometer te gaan heb. Volgens mijn informatie vooraf zou de gehele trekking bij elkaar 23,4 kilometer zijn en nu heb ik na een uur lopen nog altijd exact dezelfde afstand te gaan.

Een van de 22 watervallen van de Fimmvörđuháls trekking

Ik loop al in mijn maximale tempo en dus onderdruk ik de neiging om te versnellen. Dat zou ook zonde zijn in dit schitterende landschap. De Skógafoss, de eerste waterval, is veruit de beroemdste en meest indrukwekkende waterval, maar de andere 21 watervallen zijn ook schitterend en een aantal van hen doen niet veel onder voor de Skógafoss. Nu ik inmiddels flink aan hoogte heb gewonnen, wordt het landschap iets vlakker en ruimtelijker, maar nog altijd baant de rivier zich in een diepe kloof door dit landschap heen. De afstand tussen de watervallen is hier aanmerkelijk groter dan aan het begin van de trektocht, maar af en toe passeer ik nog steeds watervallen die enkele tientallen meters naar beneden storten.

Fimmvörđuháls trekking

Een nieuw bordje leert me dat ik 4,8 kilometer heb gelopen en nog 21,2 kilometer te gaan heb. De totale afstand van 26 kilometer blijkt dus echt te kloppen. En opnieuw correspondeert de afgelegde afstand niet met mijn gevoel, die zegt dat ik inmiddels toch veel verder heb gelopen. Naast deze nieuwe tegenvallers is er ook een meevaller: de zon breekt door. Het wolkendek desintegreert in rap tempo en het lijkt uiteindelijk toch nog een mooie dag te gaan worden. Dat is dan toch een zorg minder. Dat als ik de bus mis en als ik de nacht onverhoopt buiten moet doorbrenegn omdat de hut vol is, dat het dan in ieder geval niet lijkt te gaan regenen.

De eruptielocatie komt in zicht, Fimmvörđuháls trekking

Ik ben inmiddels de serie van watervallen definitief gepasseerd. Voor me strekt zich een wild vulkanisch landschap uit. Het is de plek waar in 2010 de eruptie van de Eyjafjallajökull plaats vond, die toenterijd het vliegverkeer in Europa en Noord-Amerika ernstig ontregelde. Naast de zwarte en dieprode kleuren van de vulkanische stenen is er ook het nodige wit en grijs van ijskappen, gletsjers en sneeuwvelden. Het was me bekend dat de trektocht tussen twee ijskappen voerde, maar wat ik niet wist, was dat de trektocht zelf over sneeuwvelden en gletsjers zou voeren.

Sneeuw- en gletsjeroversteek op de Fimmvörđuháls trekking

De eerste oversteek over een sneeuwveld is gelijk ene grote. Gelukkig is de sneeuw vrij hard. Ik loop in mijn sportschoenen en als ik ook maar een kleine beetje door de sneeuw heen zak, heb ik natte schoenen. Het eerste sneeuwveld wordt gevolgd door een puinhelling met wel heel erg los zittend puin. Ik glijd weg en met moeite voorkom ik dat ik helemaal terug naar het sneeuwveld terug glijd. Ik loop met mijn fietstas die met een lange riem om mijn hals hangt. Als ik een beetje uit balans schiet, begint de tas gelijk te schommelen, waardoor ik zéker mijn balans verlies. De conclusie kan niet anders zijn dan dat ik me waanzinnig slecht op deze trektocht heb voorbereid. Desalniettemin lijkt het er toch op dat ik inmiddels de eerste pas al redelijk moet zijn genaderd. Volgens de reisgids zouden er twee passen zijn; wat het verhaal niet vertelde was hoe ver dalen en weer klimmen tussen de twee passen ligt. Gezien het geringe aantal kilometers dat ik nog steeds schijn te hebben gelopen, zal er toch flink wat afstand tussen die passen moeten liggen. Of moet ik nog veel verder klimmen dan ik nu denk.

De eruptielocatie van de Eyjafjallajökull, Fimmvörđuháls trekking Fimmvörđuháls trekking

De sneeuwvelden en de rotsige / puinige passages wisselen elkaar af, waarbij er steeds meer sneeuw en ijs is. Op een gegeven moment moet ik zelfss een kleine gletsjer oversteken die van afstand erg steil lijkt, maar eenmaal ter plekke gemakkelijk te overbruggen blijkt. Ik heb nog altijd geluk dat ik geen natte schoenen heb. En ik heb gelukkig ook geen last van mijn ogen. Ik loop nu al meer dan een uur voor het grootste deel over sneeuw en ik heb geen zonnebril bij me, een nieuwe blunder, maar ook dat lijkt goed te gaan. Een ander positief feit is dat ik de laatste tijd net zo veel daal als dat ik klim. Ik heb geen idee welk punt het hoogste is en of ik een van de twee passen inmiddels gepasseerd heb.

De aandacht wordt getrokken door twee kleine vulkanen die boven het direct omringende landschap uitsteken. Dat moeten de Magni en de Módi zijn, de twee jongst bergen van onze planeet. Ik permitteer me een klein ommetje en onderneem de korte, steile klim naar de top. Ik heb een fantastisch uitzicht over de ijskappen Eyjafjallajökull aan de ene zijde en Mýrdalsjökull aan de andere zijde, die letterlijk op een steenworp afstand liggen en elkaar hier bijna raken.

Fimmvörđuháls trekking

Fimmvörđuháls trekking

Hoe het precies zit met de passen weet ik niet, maar ik ga zo langzamerhand echt naar beneden. In mijn belevingswereld heb ik hooguit een pas gepasseerd en geen twee, maar hoe het ook zij, meer gaat er niet meer komen. Ik zie ver beneden me de vallei van Þórsmørk en ik denk ook de positie van Gođaland vast te kunnen stellen, het eindpunt van de trektocht aan deze zijde van de brede Þórsmørk vallei. Achter de vallei zie ik de bergruggen die Þórsmørk van Landmannalaugar scheiden. Veel verder op de voorgrond is een landschap dat steil naar beneden valt met tal van uitstekende rotspunten, vulkanen en wilde rivierdalen die grote happen uit het landschap hebben weggegeten.

Fimmvörđuháls trekking

Fimmvörđuháls trekking

Fimmvörđuháls trekking Ik ben ineens toch een stuk verder dan ik had gedacht en ineens ben ik in de positie dat ik de laatste bus waarschijnlijk toch nog vrij ruim op tijd ga halen. En mogelijk haal ik de voorlaatste bus ook nog wel. De afdaling voert over steil, los puin en is nog lang niet eenvoudig, zeker niet op mijn afgetrapte sportschoenen. Ik ben inmiddels ook weer tussen de mensen. Omdat ik licht bepakt ben en haast had, liep en ik aanmerkelijk sneller dan de meeste anderen omhoog. En omlaag haal ik nog steeds veel mensen in. Nu ik voel dat het goed gaat komen vandaag, heb ik tijd voor een praatje hier en daar. Het voelt goed om de schoonheid van deze omgeving te kunnen delen met anderen. En om er samen voor te staan als er een moeilijke passage overwonnen moet worden zoals een heuse klimpassage nadat ik met een groepje een verkeerde route heb genomen.

Fimmvörđuháls trekking

Na een lange steile passage volgen twee volkomen vlakke kilometers over een plateau met grote stenen, welke omringd is met wandafbreuken. Na het oversteken van de even curieuze als surrealistische hoogvlakte gaat de route definitief en wederom steil naar beneden. De vegetatie neemt rap toe en het aandeel aan grotse stenen in het landschap neemt sterk af. Even later is het landschap überhaupt te steil voor grote stenen. Ik bevind me in een immens grillig landschap vol met duizelingwekkend steile rotstorens en hoekige insnijdingen. Dit moeten de bergen van Gođaland zijn!

Afdaling in Gođaland, Fimmvörđuháls trekking

Gođaland is het laatste hoogtepunt van de lange trektocht. Het pad slingert van rotspunt naar rotspunt, steeds nieuwe vergezichten ontvouwend. Naast de onmiddelijke omgeving van rotspilaren en rotskathedralen zijn dat vergezichten over de majestieuze Þórsmørk vallei. De route loopt veelal over een graat tussen twee rotspilaren met aan beide zijden afgronden. Elke keer als je denkt dat het pad zich vastloopt, wipt het toch weer over naar een andere graat en uiteindelijk daal ik zo razendsnel af, totdat ik ineens helemaal beneden ben, in een van de meest groen landschappen van IJsland. Gođaland ligt vrijwel volledig ingesloten tussen gletsjers en ijskappen en ligt daardoor in de luwte voor de meedogenloze winden van IJsland, waar ik als fietser inmiddels goed mee bekend ben. Zo hebben de gletsjers gek genoeg een beschermende werking waardoor zich hier een bos heeft kunnen ontwikkelen, waar bomen elders op IJsland nauwelijks voorkomen. Gođaland is een weergaloze finale van een schitterende trektocht. Na een kilometer wandelen door het bos bereik ik de berghut Básar, het officiële einde van de trektocht.

Afdaling in Gođaland, Fimmvörđuháls trekking

In de hut wil ik een buskaartje terug kopen, maar dat blijkt alleen bij de bus zelf te kunnen. Het is iets over half vijf, over anderhalf uur zou de bus komen. Ik had tot nu toe alleen maar repen en pinda's gegeten tijdens het lopen, maar nu heb ik eindelijk tijd om echt te lunchen. Ik eet een aanzienlijk deel van mijn voorraden op en benut de rest van de tijd om naar de Langidalur hut in Þórsmørk te lopen, om van daar de bus naar Reykjavik te nemen.

In een half uur steek ik de wilde, met stenen bezaaide vallei over. Rivierlopen splitsen en komen weer samen. Dit alles tegen de achtergrond van een massieve bergmuur met bovenop het begin van de Mýrdalsjökull ijskap. Bruggen voor wandelaars zorgen er voor dat de vele rivierlopen veilig overgestoken kunnen worden.

Þórsmørk

Ik bereik de Langidalur hut. De superbus staat al klaar. Alleen speciale verzwaarde bussen kunnen de wilde rivieren van Þórsmørk veilig oversteken. Van buiten zie ik echter niets bijzonders aan de bus. Ik vraag of er plaats is in de bus, maar dat blijkt niet zo te zijn. Terwijl ik rustig onderhandel komen er andere mensen aan die ook geen kaartje hebben en mee willen. Ik ben goed op dreef met onderhandelen en uiteindelijk kan iedereen mee. En zo verlaat ik het magische Þórsmørk, het laatste hoogtepunt dat ik mag ondergaan in IJsland.

Þórsmørk vanaf Langidalur


Kaart van de route


Statistieken

Feiten en Cijfers

Feiten en Cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Gefietste afstand
Afstand / Dag
Grootste afstand op een dag
Grootste hoogteverschil op een klim
Hoogste punt op de fiets
Hoogste punt lopend
Statistieken
26
25
2.654 km
106 km
145 km
620 m
720 m
1.068 m

Dag voor Dag

Dag
1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

Route
Reykjavik - Þingvellir - Laugarvatn

Laugarvatn - Geysir - Gullfoss - Flúđir - Årnes

Årnes - Hrauneyjar - Landmannalaugar

Landmannalaugar - Hella - Vestmannaeyjar

Vestmannaeyjar - Seljalandsfoss - Skógar

Skógar - Vik - Kirkjubæjarklaustur

Kirkjubæjarklaustur - Skaftafell

Skaftafell - Jökulsárlón - Höfn

Höfn - Djúpivogur

Djúpivogur - Öxi - Egilsstađir - Seyđisfjörđur

Seyđisfjörđur - Egilsstađir - Möđrudalur

Möđrudalur - Mývatn

Mývatn - Laugar - Gođafoss - Akureyri

Akureyri - Varmahlíd - Sauđarkrokúr

Sauđarkrokúr - Blönduós - Hvammstangi

Hvammstangi - Broddanes

Broddanes - Reykjanes

Reykjanes - Suđavík - Isafjördur

Isafjördur - Þingeyri - Flókalundur - Stykkishólmur

Stykkishólmur - Grundarfjördur

Grundarfjördur - Hellnar - Arnarstapi

Arnarstapi - Borgarnes

Borgarnes - Húsafell

Húsafell - Þingvellir - Laugarvatn

Laugarvatn - Þingvellir - Reykjavik

Fimmvörđuháls trekking (lopen)

Km
84

91

104

145

104

131

55

138

105

114

123

77

106

120

111

108

128

144

128

45

124

120

67

97

85

-

Opmerkingen
De plaats waar de continenten uit elkaar drijven.

Geisers en watervallen.

Bergen, vulkanen en riviervalleien.

Vulkanen en riviervalleien.

Kliffen en papegaaiduikers.

Basaltkliffen en glaciale dumpvlaktes (sandurs).

Gletsjers en ijskappen.

IJskappen en het meer van de drijvende ijsschotsen.

Wilde kustlandschappen en puinhellingen.

Fjorden.

Vulkanische dumpvlaktes.

Vulkanische landschappen.

Een meer met wel miljoen vogels en de Noordelijke IJszee.

Bergen!

.

Fjorden.

Nog meer fjorden.

Nóg meer fjorden!.

Fjorden en hooglanden.

Vulkanen en kustlandschappen.

Vulkanen en basaltkliffen.

.

.

IJskappen en hoogvlakte.

Terug naar Reykjavik.

Alle IJslandse landschappen bij elkaar (behalve de fjorden).