Na een vlucht van ruim twintig uur via Istanboel en Mauritius landen we in Ivato,
het internationale vliegveld van Madagaskar nabij de hoofdstad Antananarivo. Het vliegveld
is maar klein. Er zijn twee gates, een stuk of wat kleine winkeltjes die allemaal dicht zijn,
er is een kleine gecombineerde ontvangst- en vertrekhal en er zijn twee pinautomaten.
Nadat we de fietsen rijklaar hebben gemaakt, willen we geld pinnen. Dat blijkt niet te lukken
met gewone bankpassen. Een van de pinpassen accepteert gelukkig Willems credit card en zodoende
hebben we toch nog geld.
Het is inmiddels vijf uur in de middag en de zon is al bijna onder. We fietsen dan ook niet de
hoofdstad in, maar rijden naar een hotelletje in het centrum van Ivato. Het ligt op slechts een
dikke kilometer afstand van het vliegveld, maar het is nog een hele uitdaging om er te komen.
Ik moet namelijk de fietsdoos op een of andere manier zien mee te krijgen. In het midden van
de doos is een gat ontstaan, welke ik als greep gebruik. Zo fiets ik met een hand aan het
stuur en met de andere hand in de fietsdoos. Willem heeft een fietstas heeft, die hij eenvoudig
bij zijn bagage heeft gevoegd. We komen uiteindelijk veilig aan. Het hotelletje heeft een
mooie, tropische tuin en een prima restaurant met uitzicht over de tuin. De nodige
tropische vogels vliegen langs. Het meest in het og springend is de vuurrode Madagaskerwever,
een soort rode variant van onze spreeuw. Al met al belooft het veel goeds voor de komende
dagen.
Dag 1: Ivato - Antananarivo - Manjakandriana - Mandraka 72 km
Vandaag kunnen we eindelijk op weg. Het zal een korte fietsdag worden, aangezien we lang
hebben uitgeslapen. Dat was wat mij betreft ook wel nodig na de beperkte nachtrust gisteren
in het vliegtuig.
Het ontbijt in het hotelletje stelt niet veel voor, zeker in vergelijking met de goede
en overvloedige avondmaaltijd van gisteren. Wellicht is het karige ontbijt een nalatenschap
van de Franse koloniale overheersing van weleer. Gevulde maag of niet, we gaan op weg.
Vanuit Ivato rijden we richting het begin van de Route Nationale 2 richting Toamasina.
We rijden daarom richting Antananarivo. De hoofdstad van Madagaskar is veruit de grootste
stad van het land met zo'n twee miljoen inwoners. Visueel wijkt de stad sterk af van andere
steden. Drukke wijken worden afgewisseld met uitgestrekte rijstvelden, die tot diep in het
centrum reiken. In Madagaskar wordt per hoofd van de bevolking meer rijst gegeten dan elk
ander land in de wereld. Niet China, niet India, niet Thailand maar in Madagaskar wordt
het meeste rijst gegeten. Met de beperkte infrastructuur van het land is het noodzakelijk dat
het rijst dichtbij de mensen geproduceerd wordt. In de stad zelf dus.
Willem en ik hebben allebei een GPS en het is een koud kunstje om de weg te vinden.
Al snel bevinden we ons op de Route Nationale 2. Zelfs in de hoofdstad is de belangrijkste weg
van het land maar een baan per rijrichting. Het is daarom een gevecht om de beperkte ruimte.
Het scheelt dat het zondag is, wat veruit de rustigste dag van de week is. Anders hadden we
hier waarschijnlijk in de file gestaan. Na anderhalf uur hebben we Ivato en het grootste
deel van Antananarivo achter ons gelaten. Het duurt echter nog eens drie kwartier voordat we
ook de halfstedelijke buitenwijken hebben doorkruist. We bevinden ons in een heuvellandschap
dat behoorlijk groen is zonder dat er veel bomen zijn. Het is een landschap dat overal het
midden houdt. Het is niet nat maar ook niet droog. Het is met een hoogte tussen de 1.000 en 1.500
meter noch hoog, noch laag, het is niet heet en niet koud en het is niet vlak en ook niet
bergachtig. Het is een beetje natuur, een beetje landelijk en een beetje stedelijk.
We zijn van plan om over de Route Nationale 2 naar het oosten te fietsen naar de havenstad
Toamasina, wat een paar dagen zal kosten. Daarna willen we de roemruchte Route Nationale
5 naar het noorden fietsen, een weg die bekend staat als uiterst slecht. Die weg leidt
naar de stad Maroantsetra, een interessante, geïsoleerde bestemming in het natste
gedeelte van Madagaskar.
Het is na zeven jaar de eerste keer dat ik weer een lange reis met Willem onderneem
zonder anderen erbij. We kennen elkaar door en door en hebben in het verleden menig
avontuur samen doorstaan. Omdat het nu een tijdje geleden is, dat we samen op fietsreis
waren, betekent het dat we in wezen opnieuw het wiel zullen moeten uitvinden. Zeven jaar
is een lange tijd en we zijn allebei veranderd en natuurlijk zijn we ook ouder geworden.
Na een kleine drinkpauze blijkt dat Willem een lekke band heeft. Inspectie leert dat het gat
pal bij het ventiel zit en dat de band niet te plakken is. Aangezien Willem geen andere
reservebanden heeft, staan we meteen op scherp bij een nieuwe lekke band. We moeten
dus snel op zoek gaan naar een nieuwe band.
Na een kilometer of veertig fietsen hebben we de mogelijkheid om het asfalt van route 2 te verlaten
voor een onverhard weggetje. Dat weggetje staat niet op onze kaarten maar wel op de GPS'en.
De route is aanmerkelijk korter dan de geasfalteerde weg die hier een grote omweg maakt.
Natuurlijk maakt de weg niet voor niks een grote omweg, dus ik heb niet de illusie dat
de afsteker praktisch gezien de meest handige keuze is, maar ik verwacht wel dat het
een sfeervol intermezzo zal zijn.
Al na een paar honderd meter blijkt dat de keuze loont. We fietsen door een straatje
met sfeervolle lemen huizen met opvallende puntdaken. Het geeft een nieuw doorkijkje
in ruraal Madagaskar. De mensen lijken het hier te doen met datgene wat de natuurlijke
omgeving zelf opbrengt. Ondanks de nabijheid van de belangrijkste weg van Madagaskar.
Het weggetje is erg smal en bij tijd en wijle erg steil. Een uitdaging met de fiets
en met een gewone auto zou dit een groot waagstuk zijn.
Na een paar minuten houdt de bebouwing op en is de weg niet veel meer dan een karrenspoor.
Een spoor waar hooguit enkele keren in het jaar iemand overheen rijdt. Af en toe zijn
er diepe geulen. De steile wanden zijn voor mij nog een hele uitdaging. Ik heb een
trekkingfiets met niet al te dikke banden en dus ook niet al te veel grip. Willem heeft
een mountainbike en heeft wat meer grip. Even verderop is de weg behoorlijk overwoekerd.
Op het moment dat de weg nauwelijks nog als zodanig herkenbaar is, bereiken we de pas.
De afdaling is aanvankelijk uitdagend, maar wordt al gauw gemakkelijker. De sporen voegen
zich samen tot weg, de ondergrond wordt vaster en de grote stenen zijn afwezig. We bereiken
een traditioneel boerendorpje en al gauw bereiken we de doorgaande weg. We fietsen verder
over de Route Nationale 2 naar het oosten.
We bereiken Manjakandriana, de eerste stad na Antananarivo. Het is inmiddels al
laat in de middag en het zou mooi zijn als er een overnachtingsplaats in de kleine stad is.
Het enige hotel dat op de GPS staat, blijkt echter niet meer te bestaan en evenmin zijn
er andere mogelijkheden. Er zit niet veel anders op dan door te fietsen, hoewel
er geen zekerheid is dat er verderop wel overnachtingsmogelijkheden zijn. Wel kunnen
we eventueel over twintig kilometer een zijweg inslaan, waar we hopelijk onze tent
op kunnen slaan.
We fietsen door steeds groenere landschappen. Midden in de tropische heuvels ligt een
mooi dorp. We vragen of er hier een hotel is. Dat blijkt niet zo te zijn, maar even
verderop in Mandraka zouden wel mogelijkheden zijn. Een kwartier later zijn we in het
natuurgebied Mandraka, waar inderdaad een hotelletje met restaurant is. We kunnen
overnachten in een simpele kamer in het schitterend gelegen complex.
Dag 2: Mandraka - Moramanga - Andasibe 82 km
We zijn niet al te vroeg weg, maar dat is voor vandaag ook niet nodig. Het is ongeveer
tachtig kilometer naar Andasibe, dat is niet al te ver. We zijn van plan om de komende
twee nachten in Andasibe te verblijven. Zodoende hebben we morgen de tijd om het
gelijknamige nationale park te bezoeken.
Na Mandraka blijft het landschap heuvelachtig en groen. De weg slingert door de tropische
bossen naar beneden. Het landschap doet denken aan de nevelwouden tussen de Andes en de
Amazone, hoewel de landschappen van de Zuidamerikaanse nevelwouden vaak steiler zijn.
Hoe dan ook is het fijn fietsen hier. Aangezien de weg goeddeels naar beneden voert, zijn
we al gauw beneden. We bereiken een hooggelegen, brede vallei met rijstvelden en enkele dorpen.
In het eerste het beste dorp stop ik voor een noodreparatie. Er zit speling tussen
het balhoofd en het stuur en ik heb zodoende twee steeksleutels nodig om een en ander
aan te draaien. Ik vind een eenvoudige werkplaats, waar nota bene ook twee steeksleutels
zijn. De fiets is gerepareerd en we kunnen weer verder. Een winkel verderop stoppen we
opnieuw, bij een heuse fietsenwinkel. Willem koopt een nieuwe binnenband, zodat hij
weer een reserve-exemplaar heeft.
Door een glooiend landschap fietsen we naar een nieuwe, brede vallei. We bereiken
Moramanga, de grootste stad sinds we Antananarivo hebben verlaten. De stad lijkt een
mierenhoop. Overal krioelen mensen. Dat geldt ook voor ons. Ook wij moeten een weg
vinden tussen het verkeer. We zijn op zoek naar een bank. We hebben er al een paar
gevonden, maar geen van de banken accepteert de bankpassen of credit cards. Even voorbij
het centrum is een bank, die onze bankpassen wel accepteert. We zijn gered en hebben nu genoeg
om de komende dagen de afstand naar Toamasina te kunnen overbruggen, voor het geval dat
we geen geschikte banken kunnen vinden in de kleinere steden onderweg.
Na Moramanga wordt het landschap weer groener en heuvelachtiger. We bereiken de afslag naar
Andasibe. We bevinden ons in een wild tropisch landschap met reusachtige bomen. We passeren
de toegang van het nationale park en een paar kilometer verder fietsen we Andasibe binnen,
een sfeervol plaatsje in een komvallei tussen de groene heuvels. We vinden een simpel,
gezellig hotelletje voor de komende twee nachten.
Dag 3: Andasibe 0 km
Vandaag gaan we het nationale park bezoeken. We zitten al vroeg aan het ontbijt.
We horen de ijle kreten van de indri indri. De roep van de grootste van de lemuren
reikt tot wel twee kilometer en zo zijn ze zelfs in het dorp te horen.
Na het ontbijt lopen we naar de ingang van het park. Bij de ingang staan een aantal gidsen
klaar. In alle nationale parken van Madagaskar is het verplicht om een gids in de arm te nemen,
dus ook wij kiezen een gids. Met zijn drieëen betreden we het park.
Al na vijftig meter stopt de gids en maant ons om hetzelfde te doen. Hij houdt zijn wijsvinger
secondenlang tegen zijn lippen, we mogen absoluut geen geluid maken. Dan wijst hij naar een
bruin vogeltje, vijftig meter verderop. Ik zie echter niks bijzonders aan het vogeltje.
> Wat is er aan de hand??
>>> Dit is een hele zeldzame vogel! Jullie hebben verschrikkelijk veel geluk dat jullie deze
vogel zien!!!
> Ja maar... dit lijkt een hele gewone vogel. Een beetje zoals onze merel in Europa...
Dan vliegt de vogel weg.
Oei, denk ik, wordt het zo'n excursie? Al na een minuut ben ik verveeld. We lopen over een
steeds smaller wordend wandelpad dieper het woud in. Het is een mooi oerwoud moet ik zeggen,
met veel verschillende soorten bomen en daarnaast veel soorten varens en andere flora. Veel
bijzondere dieren zien we vooralsnog niet. Wel komen we ontegenzeggelijk dicht bij de indri indri's
wiens huilende kreten inmiddels met een waanzinnige hoeveelheid decibellen tot ons komen.
Dan zien we de eerste indri indri, zo'n kleine dertig meter boven ons. De indi indri is
een kleine meter lang, behoorlijk groot dus, en heeft een wit met zwart gezicht met teddybeerachtige
ogen. Het dier ziet er uit alsof het nooit iemand kwaad zou doen. We ontwaren even later
meerdere exemplaren, allemaal in de hoogste regionen van de bomen. Bij tijd en wijle springt
een indri indri van boom naar boom, soms wel een paar keer achter elkaar. Geen ongevaarlijke
onderneming, maar zo te zien zijn ze er met hun elastische benen als springveren goed op
toegerust en ze hebben duidelijk geoefend.
Na een half uur hebben we het reilen en zeilen van de indri indri lang genoeg gezien en lopen we
door. Niet veel later zien we een groep bruine lemuren. Deze dieren zijn aanmerkelijk kleiner
dan de indri indri en deze groep treffen we aan op een hoogte tussen de vijf en de tien meter.
Dat biedt de gelegenheid om van dichterbij een kijkje te nemen. De bruine lemuren zijn nog
veel drukker en springen soms wel vijf meter van boom naar boom. Vaak kroelen ze in elkaar om weer
even gauw uit elkaar te springen. Het is een adembenemend gezicht om de dieren te zien spelen.
Blijkbaar is er voedsel genoeg in het woud dat ze zo veel tijd kunnen doorbrengen zonder dat
ze bezig zijn met voedsel te vergaren of op te eten. Naast de indri indri treffen we ook diadeemsifaka's
aan, eveneens spelend, en later op de dag zien we een paar bamboelemuren die bamboe aan het eten
zijn.
Op basis van de ervaringen met de diverse lemurensoorten zou ik in de veronderstelling kunnen komen, dat het
leven voor de dieren paradijselijk is. Dat blijkt toch niet het geval te zijn. Een groot deel van de dieren
heeft een bijzonder goede schutkleur en dat zal niet voor niks zijn. De twee waanzinnigste voorbeelden
die we zien, zijn de natuurlijke vermommingen van de bladstaartgekko en de nachtzwaluw. De bladstaartgekko
is vrijwel identiek aan de takken van een van de plaatselijke boomsoorten. In de onderstaande foto is
goed te zien (of juist niet goed te zien!) hoe de gekko een onderdeel lijkt te zijn van de tak. Zelfs
de lijnen en patronen van de boomschors, zowel als de op de takken levende mossoorten hebben hun weerslag
gekregen op de huid van de gekko. De nachtzwaluw heeft een vergelijkbare overlevingsstrategie.
Niet opvallen is het devies. Overdag zit de vogel muisstil, zelfs de ogen bewegen niet. De vleugels
lijken net gekartelde, bruine bladeren. De gids is hier goud waard, beide dieren hadden we op
eigen houtje nooit gezien.
De gids laat andermaal zijn buitengewone vaardigheden zien, door ons naar een aantal kameleons te leiden.
Hoewel de kameleons hier soms buitengewoon groot zijn, tot wel vijftig centimer lang, zijn ze door hun
schutkleur toch moeilijk waar te nemen. De meest indrukwekkende kameleon is nog wel de Parsons kameleon.
Het mannetje en het vrouwtje zien er radicaal anders uit, maar beide hebben een schitterende diepgroen
kleur. Waar het mannetje verschillende gele en zwarte patronen op zijn huid heeft, als ware het reflecties
van zonlicht en schaduw, daar is het vrouwtje bijna egaal groen. De baby is bruin.
Na de zowel de hele morgen als de hele middag met de gids op stap te zijn gewwest, heb ik het gevoel
dat deze wildlife-ervaring niet meer overtroffen gaat worden binnen Madagaskar. Na de aarzelende start
ben ik de hele dag gebiologeerd geweest en heb ik na de zeldzame vogel van de eerste minuut geen
saaie ervaring meer ondergaan. In het hostelletje kaarten we nog wat na met twee soloreizigers.
Het was een mooie dag, maar morgen gaan we weer verder, nieuw onbekende gebieden tegemoet.
Dag 4: Andasibe - Beforona - Ranomafana - Brickaville 116 km
Vandaag willen we naar Brickaville fietsen, de eerste grotere stad met hotelletjes.
Dat is nog wel een kleine 120 kilometer fietsen, maar die kilometers zijn overwegend naar
beneden. Een probleem is wel dat Willem een beetje ziek is. Jij heeft last van zijn darmen
en is ziek, zwak en misselijk. Even goed wil hij wel van start gaan.
Het landschap is aanvankelijk heuvelachtig tot bergachtig. De weg klimt en daalt continu,
waarbij uiteindelijk meer geddald wordt dan geklommen.Langzaam maar zeker worden de
hoge heuvels vervangen door middelhoge heuvels en na een paar uur fietsen we door
een landschap met heuvels die niet hoger zijn dan een meter of tweehonderd. We lunchen
in een simpel restaurantje, waar ik het mysterieus klinkende soupe chinoise bestel. Willem
eet nog even niks. Na een kwartier wordt de soep opgediend. De soep heeft inderdaad
een chinese smaak en is ontzettend lekker. De Malagasy keuken viel sowieso al in de smaak, maar
met deze Chinees getinte gerechten erbij is het voedselaanbod verassend veelzijdig.
De laatste vijftig kilometer voeren door het laagland, maar vlak is het niet. Willem
heeft de hele dag nauwelijks gegeten en is zo langzamerhand wel klaar met al die
korte hellingen. Vijftig meter klimmen, vijftig meter dalen, vijftig meter klimmen,
vijftig meter dalen. Het schiet inderdaad niet op zo. De laatste kilometers zijn ineens
vlak en zo zijn we ineens in Brickaville, een klein maar buitengewoon druk stadje
aan een brede rivier, vlakbij de oostkust. Een klassieke transit town, maar wel een
met een leuke sfeer. We vinden een hotel en daarna eten we in een simpel restaurantje.
Ook hier wordt de keuken gedomineerd door Chinese invloeden. Deze keer ga ik niet voor
de soupe chinoise maar voor de riz cantonnais, de Malagasy variant van de nasi.
Dag 5: Brickaville - Toamasina 104 km
We willen vandaag Toamasina bereiken, de belangrijkste havenstad van Madagaskar. We ontbijten
in een restaurantje aan de weg. Dit type simpele wegrestaurants wordt in Madagaskar
verwarrend genoeg hotely genoemd. Of je er goed kunt eten is de vraag, maar je kunt dus zeker
niet slapen in een hotely. In deze hotely is het eten erg goed en ook Willem eet weer. Hij
lijkt helemaal hersteld te zijn.
We gaan op weg. Al gauw bereiken we de grote brug. Een geweldig brede rivier slingert
door het tropische landschap om even verderop in de zee uit te monden. Brickaville ligt aan
de rivier. Vanaf de brug hebben we een mooi uitzicht over de huizen en boten aan de oever.
Aan de overzijde van de rivier liggen nieuwe groene heuvels, waar we zometeen tegen omhoog
zullen fietsen.
De Route Nationale 2 loopt vlak langs de kust, maar bij voorbaat te ver weg om meer
dan een glimp van de zee op te vangen. Nu klimmen we al behoorlijk lang tegen de heuvel omhoog
en warempel, bovenop hebben we voor het eerst uitzicht op de Indische Oceaan. Het uitzicht
naar de andere kant is misschien nog wel mooier. De hellingen zijn bedekt met duizenden
palmbomen. Daarachter ligt een brede vallei en daar weer achter zien we de veel hogere heuvels van
het binnenland.
We dalen af naar de vallei. Dertig ultragemakkelijke vlakke kilometers volgen. Af en toe
passeren we een dorpje. De huizen zijn van hout en plaggen gemaakt. De mensen nemen niet de moeite om
'echte' huizen te maken. Enerzijds hebben de mensen het geld niet, maar misschien nog wel
belangrijker is dat de mensen bang zijn dat de huizen toch ten prooi zullen vallen aan de
vele zware cyclonen die de oostkust van Madagaskar kent. Dan kun je maar beter bedolven
worden onder een paar plaggen dan onder een paar betonblokken. De mensen komen op deze
manier natuurlijk niet echt vooruit in het leven, maar klaarblijkelijk vinden ze dat niet zo erg.
Er is voedsel en water genoeg in het tropische landschap en dat is het belangrijkste.
We komen weer in de heuvels en het is zo langzamerhand tijd om te lunchen. We hebben
er ook al zeventig kilometer op zitten. We vinden echter geen geschikte plek. In het
laatste grotere dorp vor Toamasina is ook al niks te verkrijgen. Dan rijdt Willem ook nog
lek en moeten we eerst de band plakken. De reserveband die willem heeft gekocht, blijkt namelijk
11 inch te zijn. Een band voor een kleuterfiets. Na een half uur hebben we de band geplakt en kunnen
we weer op weg. We denken even geluk te hebben, als we hotely langs de weg aantreffen. Vanuit het
terras zijn aardige uitzichten over het tropische landschap. Het eten dat de buren opgediend krijgen,
ziet er echter niet al te best uit. Slecht doorbakken vlees met een licht rottende geur is door grauwzwarte
rijst heen gehusseld. Gelukkig hebben we iets anders besteld, maar veel vetrouwen heb ik er niet in.
Na een half uur wachten hebben we echter nog steeds niks opgediend gekregen. Als ik navraag doe,
blijkt dat de bestelling helemaal niet is opgenomen. We besluiten om uberhaupt niet meer te bestellen
en dan maar met lege maag de laatste dertig kilometer te overbruggen. Uiteindelijk bereiken
we Toamasina, waar ik een hongerklop krijg, juist als we het hotel bereiken. Het had geen
kilometer meer moeten zijn...
Toamasina heeft een oud centrum, maar dat wil niet zeggen dat het een mooie stad is.
Het centrum bestaat uit brede lanen met palmbomen. Verweerde statige gebouwen flankeren
de lanen. Al met al zien de lanen en de huizen er allemaal hetzelfde uit en is er niks
echt bijzonders te zien en hangt er geen werkelijk bijzondere sfeer. Uitzondering is de kust
met een aardig strand en uitzicht over de grote haven. Dan heeft Toamasina als stad al met al
misschien niet heel veel indruk gemaakt, als culinaire stad is Toamasina top. We nemen een
late lunch in een populair cafeetje, waar de salade uitstekend is en een paar uur later dineren
we in een realtief chique restaurant. We nemen het er van, aangezien we vanaf nu in steeds
meer perifere gebieden zullen vertoeven. Een laatste bacchanaal voordat het echte avontuur
gaat beginnen...
Dag 6: Toamasina - Vohitsara - Foulpointe - Mahambo 91 km
In Toamasina begint de fameuze Route Nationale 5 naar Maroantsetra. Het is een legendarische weg,
vooral omdat het nauwelijks een weg is. Een groot deel van het jaar is het uberhaupt niet mogelijk
om met een vier bij vier jeep de geïsoleerde stad te bereiken. Alleen in het droge
seizoen maken ze een kans. Of het met een volbeladen fiets mogelij is om Maroantsetra te
bereiken, is nog maar de vraag. We gaan het gewoon proberen, dan merken we het vanzelf wel.
Na het ontbijt willen we onze fiets pakken om op weg gaan richting Soanierana Ivongo. Dit
is het gemakkelijke gedeelte van de route, waar de weg nog goeddeels geasfalteerd is
en waar er bruggen over de rivieren liggen. Ik heb echter een probleem. Ik ben van de
ene op de andere minuut misselijk en ik ben aan de diarree. Ik wil wel van start gaan en
zodoende fietsen we over een opmerkelijk drukke uitvalsweg Toamasina uit. Eigenlijk is
de uitvalsweg veel leuker dan het 'historische' centrum van Toamasina. Allerhande
voertuigen met een, twee, drie, vier of meer of helemaal geen wielen, van alles rolt,
stuitert, glijdt, wringt of schuurt over de weg in verschillende snelheden. In deze
vrolijke verkeersjanboel fietsen we de stad uit en vervolgen onze weg over de Route
Nationale 5.
De Route Nationale 5 is hier in wezen een hele gewone weg, vergelijkbaar met de Route
Nationale 2. Af en toe passeren we een dorp met plaggenhutten, vergelijkbaar met de dorpen
tussen Brickaville en Toamasina. Even voor Vohitsara bereiken we de Indische Oceaan weer.
Hier wordt de weg slechter. Stroken asfalt wisselen stroken zonder asfalt af. Omdat
de stroken zonder asfalt veel lager liggen. verliest alle verkeer veel vaart bij de
asfaltranden. Auto's en jeeps kunnen de passages met hooguit een kilometer per uur overbruggen,
ik zelf moet terug tot tien kilometer per uur en Willem is de enige die uberhaupt niet hoeft
te remmen met de mountainbike.
Ik voel me niet al te best, maar het gaat nog wel. In de loop van de dag voel ik
me zelfs steeds beter. Totdat we Foulpointe bereiken, een stadje met huizen in plaats
van plaggenhutjes. Er zijn diverse hotely's, waar we in een van de uitspanningen
lunchen. Ik durf zelf alleen een soupe chinoise te eten, maar dat valt ook al niet goed.
De sterke geuren grijpen me naar de strot en ik ben blij als we klaar zijn en we
weer door kunnen fietsen, weg van de geuren die ik normaliter heerlijk zou vinden.
Al fietsend begin ik me weer steeds beter te voelen. Het is ook niet zo ver meer naar Mahambo, waar
we willen overnachten. We zouden ook kunnen doorfietsen naar de grotere stad Fenerive, maar
Mahambo lijkt op voorhand de meest sfeervolle optie. De laatste kilometers naar Mahambo
verlaten we de Route Nationale 5 om over een zandweggetje naar het toeristische kustdorpje
te fietsen. We vinden een kleine bungalow vlakbij de zee. De kust is schitterend: een
brede baai met een strand van fijn poederzand wordt geflankeerd door hoge kokosnootbomen,
tegen de achtergrond van smaragdgroene heuvels.
Na het zwemmen gaan we eten en opnieuw valt het eten slecht. In de nacht breng ik net zo veel
uren op het toilet door als in mijn bed.
Dag 7: Mahambo - Fenerive - Soanierana Ivongo 80 km
Ik voel me nog steeds ziek, maar we gaan wel van start. Ik ontbijt niet, in de zekerheid dat
ik toch niks binnen zal houden. Het zal vandaag de kunst zijn om langzaam genoeg te
fieten dat ik weinig verbrand om zo een snelle hongerklop te voorkomen. Wellicht dat
mij darmen zodoende tot rust komen en ik me zo kan herstellen. Vandaag zal de laatste gemakkelijke
dag zijn met asfalt onder de wielen. Vanaf morgen staat er 240 kilometer onverharde wegen van het
moeilijkste soort op het programma. De eerste veertig kilometer zouden uit diep, mul zand bestaan,
waarbij het wellicht helemaal niet mogelijk is om te fietsen met zwaar beladen fietsen.
Zoals ik het nu overzie, haddenw e het beste met alleen een mountainbike en ultraweinig bagage
kunnen fietsen. Dan kun je tenminste de fiets optillen en lopen en dan kom je er altijd wel.
Misschien blijkt het morgen sowieso niet mogelijk te zijn met onze fietsen, maar het zal in ieder
geval helpen als we allebei gezond zijn. Vandaar dat ik vandaag niet eet, ondanks dat ik
eigenlijk wel trek heb.
En zo gaan we op weg. We fietsen door vergelijkbare landschappen als gisteren. Een
tropisch, enigzins verrommeld landschap. De dorpen met houten hutjes blijven een beleving.
De mensen leven een eenvoudig leven, hebben geen enkele luxe, maar er lijkt genoeg te eten te zijn.
De sporadische grotere stad heeft wel 'normale' huizen van steen en glas en beton. Zo fietsen
we nu door het stadje Fenerive, met 'normale' huizen. Het verkeer is een ongekende
heksenketel, zeker voor zo'n klein stadje.
Na Fenerive zijn we weer in het tropische landschap. We passeren een aantal grote
rivieren. Nog altijd zijn er bruggen, waar we over heen kunnen fietsen om aan de
overzijde te komen. Dat zal de komende dagen wel anders zijn. Na Sonierana Ivongo
zullen er alleen pontjes zijn, waarbij het de vraag is of deze al dan niet varen
en hoe lang we moeten wachten.
Gedurende de route voel ik me steeds beter, maar ik durf pas te eten als we in Soanierana
Ivongo zijn. Omdat het parcours met tachtig kilometer niet al te lang is en het ook niet
al te zwaar was, bereiken we al vroeg in de middag Soanierana Ivongo. We vinden een hotelletje
pal voor de pont die ons morgen naar het onverharde deel van de route moet brengen. Aan de overzijde
van de kilometer brede rivier zien we een prachtig tropisch landschap met smaragdgroene heuvels.
Het is met Andasibe en de kust bij Mahambo het mooiste landschap dat we tot dusverre hebben gezien.
Het belooft veel goed voor morgen. Ook de maaltijd valt goed. Het is sowieso erg lekker en
ik heb nul en generlei problemen.
We raken aan de praat met een handelaar. Hij gaat voor zaken naar de overzijde, maar wacht
al geruime tijd op de pont. Hij kent de regio goed en vraagt zich af of het wel mogelijk is voor ons
om met deze zwaarbeladen fietsen Maroantsetra te bereiken. Maar hij concludeert ook dat als je tijd
genoeg hebt en als je geduld hebt, je er uiteindelijk altijd kan komen. Maar miscchien zijn er dagen
bij dat je maar tien of twintig kilometer haalt. Ik moet zeggen dat ik niet weet of ik daar wel zin
in zou hebben, dan zoude we de rest van de reis bezig zijn om deze tweehonderdveertig kilometer te
overbruggen en weten we niet eens of we nog wel op tijd terug kunnen komen. Er zijn maar een of twee
vluchten per week en deze kunnen ook nog eens vol zitten. Het alternatief met een jeep is ook zeer
langdurig en met onzekerheden omgeven.
Even later komt ook de Duitse ontwikkelingswerker Ben aanschuiven. Hij is getrouwd met
een Malagasy vrouw en weet even verderop in Foulpointe, waar we gisteren doorheen
fietsten. Hij is op weg naar een vriend en hij moet eveneens wachten op een veerboot. Uiteindelijk
blijkt de veerboot voor hem te laat te gaan en blijft hij in hetzelfde hotelletje slapen als wij.
De handelaar vertrekt nog wel met de laatste veerboot.
We dineren samen met Ben en wederom is het eten uitstekend. Ik voel me nog steeds prima na de
lunch en ik durf ook weer bier te drinken. Even verderop pilsen we af in een lokale cafetaria.
De sfeer blijkt evenwel aan de rauwe kant en geregeld wenkt een vrouw van lichte zeden naar
ons. Onderwijl blijkt dat het eten of de drank toch niet goed valt en binnen de kortste keren
voel ik me weer net zo ziek als gisteren of eergisteren. Willem en ik nemen afscheid van Ben
en lopen terug naar het hotel. Er lopen de nodige hoertjes op straat die om klandizie verlegen
zitten en zo maakt Soniearana Ivongo haar naar voren gesnelde faam als bordeelstad volledig waar.
Terug bij het hotel blijkt dat de deuren gesloten zijn. Er is ook geen bel en dus rest er
niets dan te roepen. Niemand doet open. We roepen andermaal en uiteindelijk komt een man
aanschuifelen en opent de deur. We lopen over het paadje terug naar onze kleine bungalow.
Dan lig ik ineens op de grond, kermend van de pijn. In het donker kon ik de rand van het paadje niet
zien en ben met mijn enkel volldig dubbelgeklapt in het luchtledige gat naast het paadje.
Niemand in Madagaskar heeft een koelkast, laat staan dat er ijs is. Er is niets dat ik
tegen de zwelling kan doen en binnen een kwartier heb ik een enkel die zo dik is als een
middelgrote aardappel. Van het ene op het andere moment is het onzeker of ik deze reis nog wel
zal kunnen fietsen en is het onwaarschijnlijk dat ik morgen of overmorgen aan de Route
Nationale 5 naar Maroantsetra zal kunnen beginnen...
Dag 8: Soanierana Ivongo - Ile Sainte Marie 1 km
De nacht was vreselijk. Hinkelend naar de wc. Terug hinkelen. Liggend op bed. Pijn.
Misselijk. Weer naar de wc moeten. Hinkelen naar de wc. Terug hinkelen. Ik ben blij als
het licht is en we op kunnen staan. Maar een positief uitzicht heb ik ook niet. Ik ben ziek,
geblesseerd en kan vermoedelijk de rest van de vakantie niks meer doen. Ik zeg tegen Willem
dat hij verder moet fietsen naar Maroantsetra, als hij dat wilt natuurlijk. Het is volstrekt
duidelijk dat dat voor mij voorlopig niet mogelijk zal zijn. Het eerste stuk bestaat uit
los zand, waar we ongtwijfeld bij tijd en wijle kortere of langere trajecten onze volbeladen
fietsen doorheen zullen moeten duwen. Willem besluit meteen dat hij niet alleen doorgaat.
Dan rest de vraag alleen: wat doen we dan wel? Willem heeft er al over nagedacht. Vanaf
Soanierana Ivongo gaat een pont over de rivier naar het vervolg van de Route Nationale 5
naar Maroantsetra, maar er gaat ook een pont naar het toeristische eiland Ile Sainte Marie.
Daar is Willems zus ook al eens geweest, dus dat lijkt Willem wel wat. Dan kunnen we daar
zien hoe mijn blessure zich ontwikkelt. Als dat meevalt, kunnen we misschien met de bus
terug naar Antananarivo, om van daar over een gemakkelijkere weg door de hooglanden
naar het zuidwesten te fietsen naar Toliara.
Dag 9: Ile Sainte Marie - Ile Aux Nattes - Ile Sainte Marie 35 km
Voor het eerst na vier dagen kan ik het eten goed binnen houden. Dat is in ieder geva een zorg
minder. Mijn enkel is nog onverminderd dik en dat is natuurlijk wel mijn grootste zorg.
Ik wil vandaag desalniettemin proberen hoe het gaat om te fietsen. Lopen gaat nog steeds
heel moeizaam, maar misschien gaat het fietsen wel. Op Ile Sainte Marie kan ik mijn enkel
goed testen, het landschap is vlak en we kunnen zonder bepakking rijden. Zodoende huren
we wat snorkelspullen en fietsen naar het noorden, naar het eilandje Ile aux Nattes, dat op
een steenworp afstand van het aanmerkelijk grotere eiland Ile Sainte Marie ligt.
Fietsen blijkt verrassend goed te gaan. Ik hoef mijn enkel niet te buigen tijdens het fietsen
en de pijn is niet meer dan dat de enkel in rust is. We steken een grote binnenzee
over en fietsen verder door naar het noordelijke uiteinde van het eiland. We zien aan de
overzijde Ile aux Nattes al liggen. Met een pirogue, een smal bootje, dat wordt bestuurd
door een bootman, varen we met fietsen en al naar de overkant. Daar fietsen we nog een rondje
om het eiland op de smalle single track paadjes die er liggen. Het snorkelen zelf valt
tegen. Het rif is vrijwel kapot, het water is troebel en er zijn maar weinig vissen.
Bovendien heb ik met zwemmen aanmerkelijk meer last van mijn enkel dan met fietsen.
Terug fietsend probeer ik wat harder te fietsen en dat lukt ook. We besluiten morgen met de
boot, bus en taxi terug te gaan naar Antananarivo om daar over goeddeels geasfalteerde wegen
over de hooglanden naar het zuiden te fietsen, naar Toliara. De meer uitdagende Route
Nationale 5 naar Maroantsetra zal nu niet lukken en moeten we maar voor een andere keer
bewaren.
Dag 10: Ile Sainte Marie - Antananarivo (bus) 0 km
Een lange bootreis terug naar Soanierana Ivongo, een eveneens lange en langzame busreis naar Toamasina
en een immens lange maar halsbrekend snelle helletocht in een busje brengen ons terug in
Antananarivo. Om 5 uur 's morgens stonden we op, om 10 uur 's avonds in de hoofdstad aan
te komen. De straten van Antananrivo zijn leeg, zelfs in het centrum. Blijkbaar is het hier
toch niet veilig 's nachts. Het bevreemt me, omdat dat ik me nog geen moment onveilig heb
gevoeld ergens in Madagaskar, ook niet toen we op de eerste dag door de buitenwijken
van de hoofdstad fietsten.
Ik ben blij dat we Antananarivo hebben bereikt. Vandaag was een dag zonder een enkel
hoogtepunt, maar morgen kunnen we tenminste de fietsreis hervatten.
Dag 11: Antananarivo - Behenjy - Ambatolampy 70 km
We slapen lang uit. We hadden gisteren een korte nacht en daar komt bij dat ik door mijn enkel
sowieso de laatste nachten slecht heb geslapen. Deze nacht heb ik echter heerlijk geslapen.
Na een ontbijt pakken we onze fietsen en gaan op weg. Het hotel is dichtbij het centrum
van de hoofdstad en we begeven ons onmiddellijk in de drukte van de smalle, kronkelende
straatjes. We dalen af naar de lage stad, van waar we uitzicht hebben op de hoge stad,
het ooiste deel van Antananarivo met het oude koninklijke paleis op de top. We fietsen
niet omhog naar de hoge stad, die bezoeken we nog wel op de laatste dag voordat we
terug vliegen. We willen vandaag naar Ambatolampy fietsen, de eerste grotere stad
ten zuiden van Antananarivo, op een afstand van zeventig kilometer. Niet al te ver,
om er rustig weer in te komen. En sowieso hebben we niet zo veel tijd omdat we laat
van start zijn gegaan en het vroeg donker wordt in de tropen.
Aanvankelijk valt het fietsen met de dikke enkel me niet mee. Waar het op het vlakke
Ile Sainte Marie prima ging, daar blijkt mijn enkel toch nog pijnlijk nu ik druk moet
uitoefenen bij de klims. Bovendien heb ik nu twintig kilogram bagage bij me. Gek genoeg
gaat het wel steeds beter en tegen alle logica in voelt de enkel langzaam maar zeker
steeds stabieler en minder pijnlijk. Na een kilometer of derig bereiken we een dorpje
met een leuke sfeer waar we een wat drinken in een cafeetje. We hebben dan al een
aantal klimmetjes achter de rug. Al met al begin ik weer vertrouwen te krijgen in de
onderneming. Ik moet er natuurlijk wel voor zorgen dat ik niet opnieuw door mijn
enkel ga.
We fietsen door de centrale hooglanden van Madagaskar, meestal op een hoogte tussen de duizend
en vijftienhonderd meter. Het klimaat is noch heet noch koud, noch nat noch droog, een
prima klimaat om in te fietsen. Het landschap is eveneens prima, heuvelachtig met veel rijstvelden.
Kleine nederzettingen van okerrode lemen huizen liggen verspreid over het landschap. Het is
een landschap dat mooi is zonder spectaculair te zijn en het is een landschap dat uniek is
voorbehouden aan Madagaskar.
Bij een van de huizen langs de weg worden Mariabeeldjes verkocht. Niet van die kleintje, maar
exemplaren van wel een halve meter hoog. Er staan er wel vijftig, in drie rijen boven elkaar,
als ware ze aan het passeren voor een voetbaleftalfoto. Niet direct een gat in de markt zou je
zeggen, van die halve meter hoge Mariabeelden. Zo'n unit neem je niet zo maar even mee
in je fietstas. Mis! Althans, er blijken genoeg mensen te zijn die er wel een market
opportunity in zien. Bij de volgende tien huizen langs de weg treffen we opnieuw
uitbaters met mega-Mariabeelden, telkens poserend in voetbalelftalopstelling.
In Behenjy gaan we lunchen. Het is het dorp dat landelijke bekendheid geniet vanwege
de ganzenlevers, een volstrekt overbodige traditie die hier is blijven hangen na de
Franse overheersing. Bijna alle restaurants adverteren er mee. Wij willen niet bijdragen
aan de zinloze dierenmishandelingparktijken en gaan naar binnen in een van de weinige
hotely's die juist niet adverteren met ganzenlever. De maaltijd die Willem en ik voorgeschoteld
krijgen is helaas ook niet al te best. Willem krijgt een stukje kippenbot met wat vet er omheen,
badend in een plas ranzig vet. Er drijven een soort vieze darmen in de vetplas en de geur
is niet te harden. De maaltijd blijkt ook nog koud te zijn. Ook mijn eten is koud en moddervet.
Tot nu toe hebben we prima gegeten in Madagaskar, maar dit is een top tien slechte eetervaring.
We rekenen af en fietsen met lege maag verder. Zo ver is het niet, dus dat zal wel goed komen.
Na de beroerde maaltijd komen we in het mooiste landschap van vandaag. In wezen fietsen we nog
steeds door de rijstvelden en de heuvels, maar hier zijn er net even wat minder huizen in het landschap,
waardoor het hier precies harmonieus aanvoelt. Uiteindelijk eindigt de dag met een klim naar Ambatolampy,
de hoogste stad van Madagaskar op 1.600 meter hoogte. Hier vinden we een fijn hotelletje, waar we
gelijk aan de bak kunnen voor een fietsreparatie. Blijkbaar zijn er gisteren bij het bustransport
enkele draadje van mijn versnellingskabel gescheurd, waardoor vandaag bij het fietsen de andere draadjes
eveneens zijn gescheurd. De laatste twintig kilometer kreeg ik snel steeds meer problemen.
Hier in Ambatolampy blijkt een enkel draadje de boel nog bij elkaar te houden. We vervangen de kabel
en zodoende kunnen we morgen weer gewoon verder.
Dag 12: Ambatolampy - Ambohimandroso - Sambaina - Antsirabe 97 km
We verlaten Ambatolampy onder een gesloten wolkendek. Net als gisteren fietsen we
door een heuvelachtig landschap met rijstvelden in de dalen. De dalen zijn breder dan
gisteren en zodoende voelde het gisteren alsaf we door een heuvellandschap fietsten en
voelt het vandaag alsof we over een hoogvlakte fietsen. Vandaag fietsen we het grootste
gedeelte over vlak terrein. Er staat weinig wind en al met al is het gemakkelijk fietsen
vandaag. Onder deze eenvoudige condities heb ik nauwelijks nog last van mijn enkel,
ondanks dat de enkel nog steeds dik is en dat ik nog wel last heb met lopen. Gedurende mijn
fietsreis in IJsland van drie maanden geleden heb ik behoorlijk wat rechte, vlakke wegen
bij de hand gehad, maar toen had ik meestal een stormachtige tegenwind. Het is heerlijk
om eens echt gemakkelijke omstandigheden te hebben en ik laat me verleiden om het parcours af
te leggen als een lange tijdrit: met de hoogst mogelijke snelheid die ik lange tijd kan blijven
volhouden. Hoe leuk ik het zelf ook vind, de vreugde wordt niet gedeeld. Willem vraagt zich
af, waar het allemaal voor nodig is. Je was toch geblesseerd?
Het landschap is niet spectaculair maar het is wel mooi, ook onder de grijze omstandigheden
van vandaag. De gedempte kleuren hebben hun eigen sfeervolle bekoring en vormen een mooi
contrast met de uitbundige kleuren die we in de tropische landschappen hadden onder de
aanhoudend zonnige condities. In de dalen en lage hellingen zijn terrassen aangebracht,
waar voor het overgrote deel rijst maar ook andere gewassen worden verbouwd. De karakteristieke
lemen huizen staan her en der verspreid in het landschap en zijn soms gegroepeerd in
kleine nederzettingen. De grotere dorpen hebben doorgaans modernere, goedkopere huizen.
Deze dorpen zijn minder karakteristiek en minder kleurrijk, maar zijn wel sfeervol.
De mensen zijn meestal ingetogen en reageren noch bovenmatig enthousiast, noch met
vijandigheid op de vreemdelingen die we natuurlijk toch zijn. Ik ben nu echter
in een dorp, waar ik ben omringd door kinderen. Ze proberen bananen te verkopen,
maar ook nadat we bananen hebben gekocht, blijven ze om me heen staan. Ik zorg voor
het nodige entertainment en zo zijn de kinderen enthousiast en daarmee ben ik zelf
ook weer tevreden.
Door nieuwe velden trekken we verder. Een relatief lange, maar niet al te steile weg
slingert omhoog tussen de terrassen. We komen op een brede hoogvlakte, welke is omringd door
lage bergruggen, die we in de verte kunnen ontwaren. Nadat we de hoogvlakte hebben
overgestoken, blijkt dat we nauwelijks hoeven te klimmen. Integendeel, vanaf hier
dalen we vooral af en bereiken we vroeg in de middag de stad Antsirabe, een van de
grotere steden van Madagaskar. De stad bekoort zelf niet bovenmatig, maar we vinden
een mooi hotel dat is omringd door een schitterend ingerichte tuin met voor het gevoel
wel honderden bomen- en plantensoorten.
Dag 13: Antsirabe - Lac Andraikiba - Lac Tritriva - Vinanikarena - Ilaka - Ambositra 123 km
Vanmorgen herinnert niets meer aan de grijze dag van gisteren. Een stralende zon
licht het landschap op in uitbundige rode, gele, bruine en groene kleuren. Het hemeldek
is diep blauw, alsof we in een woestijn zijn. Van Antsirabe is het ongeveer honderd
kilometer fietsen naar Ambositra, de eerstvolgende plaats met toeristische voorzieningen.
In de buurt van Antsirabe zijn echter ook twee bezienswaardige meren die met onverharde
wegen bezocht kunne worden. Het si mogelijk om een circuitje te fietsen langs deze meren
om uiteindelijk weer uit te komen op de Route Nationale 7 naar Ambositra. Dit is natuurlijk
wel een omweg, waarvan we niet precies weten hoe veel extra kilometers we moeten fietsen.
Ik weet ook niet of het nu al gaat lukken om op onverharde wegen te fietsen met mijn enkel.
Het fietsen zelf zal wel gaan, daar ben ik zeker na gisteren wel van overtuigd, maar de vraag is
of de enkel het houdt als mijn fiets wegglijdt en ik even een voetje bij moet zetten. Hoe dan
ook heb ik besloten om dat risico maar voor lief te nemen. En dus fietsen we Antsirabe uit
en na vijf kilometers over een geasfalteerde weg bereiken we het eerste meer, Lac Andraikiba,
het begin van de onverharde weg.
We fietsen langs het stralend blauwe Lac Andraikiba. De weg is licht zandig, maar de wielen
zakken niet diep weg. Tot dusverre geen enkel probleem dus. Na het meer komen we in golvend
terrein. We fietsen in de richting van het volgende meer, het kratermeer Lac Tritriva.
In de verte zien we een brede bergketen. Zou dit de vulkaan zijn met het kratermeer?
De berg ziet er niet uit als een vulkaan. Na het oversteken beginnen we aan de klim
tegen de bergrug.
We bereiken een soort pas, van waar we afdalen naar een nieuwe brede vlakte. De bergrug
was dus niet de vulkaan met het kratermeer. Die komt zo te zien voorbij de vlakte.
Daarachter verrijst een nieuwe bergrug met in het midden een konische bergtop, dat
ongetwijfeld de vulkaan is met het kratermeer. Dat is zo te zien nog behoorlijk klimmen.
Eerst dalen we af naar de vlakte. Het wegdek is inmiddels wat zandiger en af en toe zak
ik weg in het diepe zand en kom dan ineens tot stilstand en moet ik met een voetje
corrigeren. Dat gaat allemaal net, maar ik moet wel voorzichtig zijn.
We bereiken het dorpje Tritriva, van waar de afslag naar de vulkaan nemen. We moeten een gids
nemen omdat dit een natuurgebied is. Behalve de gids lopen er ook een aantal kinderen mee,
die in essentie aan het bedelen zijn. Ze zijn buitengewoon geraffineerd in het aandragen
van argumenten waarom we met geld over de brug zouden moeten komen. Het zijn geboren politici,
die de kunst beheersen om aan het woord te blijven en om ongeacht de inbreng van anderen
ten aller tijde het gesprek terug weten te voeren naar hun eigen agenda en die je weten in te pakken
met een razensnelle afwisseling van rationele, gevoelsmatige en subliminale argumenten. Een van de
meisjes is zo gewiekst dat ze zelfs de meest gehaaide Nederlandse politici in het nauw weet te drijven.
Desalniettemin slaagt ze niet in haar opzet. Als ik haar iets zou geven, moet ik natuurlijk ook geven
aan al die andere kinderen. Bovendien heeft zij het niet nodig. Ze komt er wel. Is het niet
linksom, dan is het wel rechtsom. En als dat ook niet lukt, gaat het wel bovenlangs of onderdoor.
Beduidend minder welbespraakt is onze gids. Hij slist onverstaanbaar. Hij is sympathiek en
aandoenlijk, maar ik heb geen idee waar hij het over heeft. Heel veel te vertellen over het landschap
is er sowieso niet. We staan op de kraterrand en kijken naar beneden, het kratermeer in. Dat is het
wel zo'n beetje. Het is een mooi meertje, maar de weg er naar toe was in wezen nog mooier.
Het slimme meisje speelt haar laatste troefkaart uit:
>>> Koop deze steen, als aandenken aan ons.
We nemen afscheid van de gids en de kinderen, die ons niet bij kunnen houden als we naar
beneden fietsen. Dan heeft het meisje toch nog een laatste troef in handen:
>>> Blijf aan ons denken.
En dat is gelukt, zo blijkt als ik deze woorden twee maanden na dato opschrijf. Van al die
duizenden arme en bedelende kinderen die we hebben gezien, heb ik veel vaker niet dan
wel geld of een kleineigheidje gegeven. Maar alleen bij dit meisje heb ik een schuldgevoel
dat ik niks heb gegeven. Zo sterk was de psychologische doorwerking van haar argumenten, dat
ik bijna het vliegtuig terug zou nemen naar Madagaskar om het 'onrecht', dat ze verder door het
leven zou moeten zonder mijn financiële steun, ongedaan te maken...
We fietsen terug naar het dal, van waar we de afslag nemen die ons weer terug moet voeren naar de
Route Nationale 7. Ook dit is een onverharde weg, uitdagender dan de weg naar Tritriva. De weg is kleiig
en heeft dus goede grip, maar er zijn diepe geulen en af en toe zakt de weg twee meter steil naar beneden
om vervolgens weer twee meter net zo steil omhoog te gaan. Er rijden dan ook geen auto's hier. Het zijn met
name karren, getrokken door zebu's, die we hier aantreffen.
Het kleiige terrei wordt vervangen door rotachtig terrein met grote stenen. Het terrein is
nu nog wat lastiger. Mijn relatief dunnen banden hebben niet altijd goede grip, waardoor mijn wielen
bij tijd en wijle wegslippen en ik een voetje bij moet zetten, wat inmiddels behoorlijk pijnlijk is.
Op de steilste trajecten zijn de stenen in een kleiige laag ingekapseld voor een betere grip, maar
voor mij betekent het vooral dat ik hardhandig door elkaar geschud wordt, met name op de afdalingen.
De klappen op mijn polsen zijn zodanig, dat ik inmiddels meer last van mijn polsen heb dan van mijn
enkel. Uiteindelijk bereiken we echter het dorp Vinanikarena, waar we de Route Nationale 7 bereiken,
van waar we weer asfalt onder de wielen hebben.
We hebben inmiddels al ruim veertig kilometer gefietst en het is al bijna twaalf uur. We hebben nog iets
meer dan tachtig kilometer te gaan en iets minder dan zes uur om dat te doen, voordat het donker wordt.
Er staat een matig zware tegenwind, die mogelijk nog wat verder zal aanzwellen gedurende de middag.
We hebben dus een serieuze inspanning achter de rug, maar we hebben zeker ook een serieuze inspanning
voor de boeg. Die inspanning begint meteen met een klim. De afdaling die daarop volgt, brengt ons in een
prachtige, brede vallei, gevuld met zinderend groene rijstvelden.
Ik heb het helemaal naar mijn zin tussen de rijstvelden en neem de ene na de andere foto.
willem fietst inmiddels steeds verder voor me uit. Ik besluit dat ik teveel tijd heb verlummeld
en geef flink gas. Pas na twintig kilometer bereik ik het achterwil van Willem. Daar begint
ook de klim naar een pas, een klim waar ik dus moe aan kan beginnen. Ik steek blijkbaar
in een goede vorm, want zonder problemen kom ik in gestrekt tempo boven. Ik heb na uren
van inspanning wel behoefte aan een lunch, maar geen van de dorpen heeft iets te bieden.
Uiteindelijk vinden we pas na een uur of twee een winkeltje waar we wat snacks kunnen kopen.
Na de late lunch moeten we nog steeds dertig kilometer overbruggen. De zon staat al laag,
waardoor de toch al krachtige kleuren nog verder versterkt worden. We bevinden ons sowieso
in een prachtig landschap met smalle dalen en grote, rotsachtige bergmassieven met vreemde,
afgeronde vormen. We moeten nog omhoog naar een laatst pas. Het is een klim in meerdere etages,
met afwisselend gemiddeld steile klims en vlakke stukken of zelfs kleine afdalingen. Eenmaal
boven hebben we slechts een kleine afdaling en vervolgens blijft het klimmen en dalen, totdat
we uiteindelijk onder het laatste middaglicht Ambositra bereiken. Het is een mooi gelegen stad,
gedeeltelijk gelegen op een verhoging in het brede dal, gedeeltelijk gelegen tegen de
grillige flanken van deze verhoging. Er zijn de nodige kerken, die allemaal even mooi op
plaatselijke verhoging of andere markante punten liggen. We vinden een mooi hotelletje,
van waar we kunnen genieten van de zonsondergang over de flanken van de historische stad.
Dag 14: Ambositra - Ambohimasoa - Ranomafana 137 km
Na de zware dag van gisteren zou het mooi zijn als we het vandaag rustig aan zouden kunnen doen,
maar dat zit er eigenlijk niet in. De eerste grote stad aan de Route Nationale 7 met gegarandeerde
voorzieningen is Fianarantsoa, maar dat is te ver voor een dag. Bovendien willen we eerst naar
Ranomafana, dat ten oosten van de Route Nationale 7 ligt. Na een kleine honderd kilometer
is de afslag naar Ranomafana en daarna is het nog ongeveer dertig kilometer tot het dorp
bij het gelijknamige nationale park. Volgens Willem is de weg geasfalteerd. Ik vraag of hij
daar zeker van is. Anders gaat het wellicht te lang duren. Ja, antwoordt hij, hij heeft
het gecheckt op het internet.
Het is mooi weer vandaag, maar het is niet uitbundig stralend weer. Een beetje saai eigenlijk. En in
wezen geldt dat ook voor het landschap. De ene unanieme heuvelrug wordt opgevolgde door de
volgende. Na een dag vol met hoogtepunten zoals gisteren vind ik dat niet zo erg. Het betekent
in ieder geval dat maar weinig naast mijn fiets sta om fotootjes te maken en des te meer op mijn
fiets zit, kilometers overbruggend. Voo Willem geldt hetzelfde. En zodoende overbruggen we
de 92 kilometer naar Ambohimasoa verrassend snel. We lunchen prima in een restaurantje waar
we ook zouden kunnen slapen. Het restaurant is uitstekend en de eigenaar en zijn zoon zijn
buitengewoon sympathiek. Ze vragen of we blijven slapen, maar dat doen we niet. We gaan door om
Ranomafana te halen. Als we nou anderhalf uur later zouden zijn, hadden we hier wel moeten
stoppen, maar nu hebben we tijd genoeg om door te gaan en dus doen we dat.
Zes kilometer na Ambohimasoa is de afslag naar Ranomafana. Vanaf de eerste meter is de weg onverhard.
> De weg was toch onverhard, Willem??
vraag ik, benieuwd naar wat hij hierop zal terug zeggen.
>>> Op de luchtfoto's wel.
> Maar in het echie dus niet...
>>> Nee, in het echie niet...
Nu hadden we ruim genoeg tijd gehad als de weg geasfalteerd was geweest, maar dat is-ie dus niet.
Nu wordt het ineens krap. Het landschap is erg mooi en daarom is het eigenlijk wel jammer dat
we moeten doorfietsen. de rijstvelden worden omringd door smaragdgroene tropische bossen,
een landschap dat sterk afwijkt van de laatste dagen en nog wel het meest doet denken aan de regio
rondom Andasibe. We passeren een dorpje met een bijzondere sfeer, het voelt ver weg van de
rest van de wereld. We kopen wat water voor het geval we Ranomafana vandaag niet meer halen en
ergens onderweg moeten kamperen.
Na het dorp voert de weg omhoog door het tropische regenwoud. Het is inmiddels al vijf
uur en we hebben nog maar een uur dalicht voordat het volledig donker zal zijn. Als we de
pas bereiken, hebben we echter een meevaller. De weg is ineens geasfaltterd. Nog een
paar kilometer verderop komt de weg samen met de geasfalteerde weg vanuit Fianarantsoa en
pad daarna valt het landschap steil naar beneden. We bevinden ons in een steile, intens groene
wereld. Naast ons stort een waterval naar beneden. De laatste tien kilometer naar Ranomafana
voeren steil naar beneden. Het is een waar bochtenparadijs. ik zit vol met adrenaline en
ga als een kogel door de bochten. Willem doet hetzelfde. In een mum van tijd bereiken
we Ranomafana, een mooi dorp, aan de voet van de groene bergen.
Dag 15: Ranomafana - Fianarantsoa 64 km
We waren eigenlijk van plan om vandaag het nationale park van Ranomafana te bezoeken,
maar Willem legt voor dat hij eigenlijk niet zo veel zin heeft. Het zou wel eens een herhaling
van zetten kunnen zijn ten opzichte van het nationale park van Andasibe. Ik denk dat hij
daar wel eens gelijk in zou kunnen hebben en bedenk dat we in Andasibe maximaal geluk hadden met
onze gids en dat we toen zo veel verschillende dieren hebben gezien, dat we dat waarschijnlijk
niet gaan evenaren of overtreffen hier. En zo zitten we ineens en onverwacht toch weer op de fiets.
Niet voor een lange etappe overigens. We willen vandaag naar Fianarantsoa fietsen, op zestig
tot zeventig kilometer hier vandaan.
We moeten weer terug omhoog, waar we gisteravond zo hard naar beneden hebben gefietst.
We weten dus waar we aan toe zijn: tien kilometer non-stop omhoog met een middelzwaar
hellingspercentage. De klim is dus niet al te moeilijk, maar het is aanvankelijk wel warm,
aangezien Ranomafana veel lager ligt dan de hooglanden waar we de afgelopen dagen vertoefden en
waar we de komende dagen ook weer zullen verblijven. We fietsen omhoog langs het
nationale park en bereiken na tien kilomete, zoals verwacht, de splitsing. We nemen deze keer niet
de onverharde variant naar Ambohimasoa maar koersen over de geasfalteerde weg naar Fianarantsoa.
We bereiken de pas en dalen af aan de overzijde van de bergen. Uiteindelijk bereiken we
de Route Nationale 7 weer. De weg is hier niet al te interessant en vijfentwintig kilometer
voor Fianarantsoa slaan we af over een onverhard weggetje dat eveneens naar Fianarantsoa leidt.
Na een kilometer hebben we echter ineens een stevig probleem. Willems ketting loopt zwaar aan.
het blijkt te komen doordat de derailleur helemaal krom getrokken is. We buigen de derailleur weer
een beetje recht, maar veel soeps is het niet. Willem kan in ieder geval in de middenplaats fietsen nu,
maar daar houdt het wel mee op. De onverharde weg voert door obscure dorpen, die nog verrassend
druk blijken te zijn. Wat doen al die mensen hier, vraag ik me af. Maar zij hebben natuurlijk veel
meer reden om zich af te vragen wat ik hier doe.
We bereiken Fianarantsoa. De stad bestaat uit twee delen, de drukke benedenstad en de historische
bovenstad, een paar honder meter boven de benedenstad. In de benedenstad fietsen we langs een bank.
Een cruciaal moment. We moeten pinnen voor meer dan een week, aangezien we pas in Toliara met
zekerheid weer geld kunnen pinnen. En dan moeten we ook geld hebbenvoor twee bezoeken aan
nationale parken die we onderweg aan zullen doen. Zo plukken we de hele bank leeg en zijn we voor dat
moment niet alleen miljonair, maar hebben we ook elke meer dan een miljoen Ariary op zak!
We fietsen omhoog naar de bovenstad. Vreemd genoeg is er maar weinig leven aldaar. Zo druk als het beneden
is, zo rustig is het boven. Wellicht dat de hotelletjes nog wat hoger liggen in de bovenstad.
Daar moeten we dan wel met lange trappen naar toe. Met de zware fietsen in de hand klimmen we naar boven,
een ongekend zwaar klusje. En als we een kwartiertje later helemaal boven zijn blijkt dat het niet alleen
een zwaar klusje maar ook een zinloos klusje was. Het enige hotel is namelijk dicht. En kunnen we de zelfde
weg weer terug. Als de rattenvanger van hamelen worden we achtervolgd door een steeds groter gevolg aan
kinderbedelaars, die steeds meer in de weg lopen. Ik ben blij als we uiteindelijk weer beneden
voor de trappen staan en we fietsend onze weg kunnen vervolgen. We dalen af over een andere route
en halverwege tussen de boven- en benedenstad vinden we een hotelletje. We dineren die avond
fantastisch in de plaatselijke koksschool.
Dag 16: Fianarantsoa - Ambalavao 55 km
Vandaag willen we Ambalavo bereiken, de meest zuidelijke en laatste van de steden op de hooglanden.
Het is niet zo ver van Fianarantsoa naar Ambalavao, dus vandaag is in principe een makkie.
Dat komt goed uit, want zodoende kunnen we peoberen de derailleur van Willem wat beter te laten
lopen. Na een heleboel pogingen hebben we de derailleur in de loop van de morgen zo ver,
dat de ketting zowel in het lichtste als het middenblad loopt, al is dat maar net. Het moet
maar goed genoeg zijn voor het restant van de reis.
We nemen een onverharde nevenroute, die steil omhoog loopt naar een dorpje. Het lukt
nog maar net om zonder afstappen boven te komen. Daar is de weg iets gemakkelijker. We fietsen
langs een school, waar we plotsklaps omringd zijn door tientallen joelende kinderen, die allemaal
achter ons aan rennen. De afdaling begint pal na de school en die wordt steeds steiler, met
steeds diepere geulen. Het is een behoorlijk technische afdaling, een ware uitdaging met mijn fiets,
te meer daar ik liever geen voetje bij doe met mijn enkel. Tegelijkertijd lopen al die kinderen
vlak achter ons aan en zou het fijn zijn als ik in het gemakkelijkere stuk bovenin wat zou kunnen
uitlopen, om te voorkomen dat al die kinderen in de weg staan op het technische stuk van de afdaling
even verderop. Het lukt allemaal precies. We hebben genoeg voorsprong. Behoedzaam manoeuvrerend
daal ik af. Het parcours is nog pittiger dan vooraf leek. Het laatste stuk blijkt weer eenvoudiger
en zo bereiken we weer de Route Nationale 7 en het asfalt.
Een laatste klim leidt omhoog naar een pasje en daarna gaat de weg goedeeels naar beneden
naar Ambalavao. In de verte zien we reeds de granietbergen van het nationale park
Andringitra en omgeving. Daar zullen we morgen naar toe gaan. We fietsen Ambalavao binnen.
Ambalavao is maar een klein stadje en heeft bijna alleen maar traditionele huizen. Het is
wat mij betreft samen met Ambositra de mooiste stad die we in Madagaskar hebben gezien.
We vinden een aardig hotelletje, ook een traditioneel huis, waar we lunchen in de tuin.
De jonge kok heeft een koksmuts op. Dat roept natuurlijk hoge verwachtingen op, en
die verwachtingen worden ook waargemaakt. Het is het beste eten in Madagaskar tot nu
toe. In de middag hebben we alle tijd om de stad te bezoeken, inclusief de sfeervolle
markt.
Dag 17: Ambalavao - Anja Park - Tsaranorovallei - Camp Catta 58 km
Vandaag willen we naar Nationale Park Andringitra fietsen. Dit nationale park gaat niet
alleen om de bijzondere flora en fauna, maar bovenal om de landschappen. De granietbergen
reiken tot dik boven de tweeduizend meter hoog. De hoogste berg, de Pic Boby, is met
2.657 meter hoogte de op een na hoogste berg van Madagaskar. We zullen naar een van de
kampen in de Tsaranorovallei fietsen, aan de droge zijde van de bergen.
Al direct als we Ambalavao uit fietsen, doemen de eerste grantietbergen op. Het landschap
is het droogste dat we tot nu toe hebben gezien. De flanken van de bergen zijn grotendeels
boomloos. De dalen zijn daarentegen wel groen. Er zijn de nodige bomen en op enkele
plekken is toch nog voldoende water voor rijstbouw. De contrasten tussen de groene valleien
en de droge berghellingen is adembenemend. Na een uurtje fietsen bereiken we het Park Anja,
een regionaal park aan de voet van spectaculaire granietbergen, en een van de beste plekken
in Madagaskar om ringstaartmaki's te zien.
Net als bij de nationale parken is een gids verplicht in Het Park Anja. In ons geval hebben
we zelfs twee gidsen. Er loopt namelijk ook een gids in opleiding met ons mee.
Het is maar vijf minuten lopen voordat we een groep ringstaartmaki's zien. De lemuren met
de bijzonder lange zwartwitte staarten leven in hechte groepen. De dieren zijn erg bij elkaar
betrokken. Ze vlooien aan elkaar, ze spelen, stoeien en net als andere lemuren springen ze
behendig van de ene naar de andere boom, ook als de bomen een paar meter uit elkaar staan.
Zelfs een moeder met een jong dat op haar rug heeft, kan van de ene naar de andere boom
springen. In tegenstelling tot de andere lemuren die ik heb gezien kunnen ringstaartmaki's
ook op twee benen staan, net als mensen.
Na het bezoek aan het Park Anja fietsen we verder over de Route Nationale 7. We klimmen naar
een pas en dalen af naar een brede vallei. Hier is de afslag naar de Tsaranorovallei.
We fietsen de zandweg op en gaan op weg naar de kampen bij het nationale park, twintig kilometer
verderop. De weg is behoorlijk goed en we naderen de hoge bergen snel. Frappant zijn de vele
branden die er woeden. Omdat het al lang niet geregend heeft, is er niks dat de branden kan stoppen.
De wind blaast het vuur ook nog eens in de richting het einde van het dal, waardoor we in theorie
ingesloten zouden kunnen raken, ware het niet dat het vuur in principe tegen de helling omhoog
kruipt. Ik besluit dat ons niet veel kan gebeuren, maar het is toch heftig om te zien hoe halve
berghellingen in lichterlaaie staan.
We bereiken een dorpje, waar we wat drinken kopen. Er staan al gauw een heleboel kinderen
om ons heen. Ik laat ze kennis maken met onze oernederlandse carnavalstraditie. De kinderen moeten
er even inkomen, maar al gauw staan ze op de juiste momenten met de handjes in de lucht.
Als we weg fietsen, rennen ze gezellig achter ons aan. Met de handjes in de lucht.
Na het dorp fietsen we langs meer brandhaarden. We zijn omringd door een fenomenaal berglandschap.
Het is een beetje de Malagasy versie van de Yosemite Valley, met loodrechte granietwanden.
Weliswaar zijn de wanden grofweg twee keer zo laag als in Yosemite, maar wanden van 700 tot
800 meter hoogteverschil zijn nog steeds buitengewoon indrukwekkend. Met de diepe, warme,
verzadigde kleuren van de rotsen en de vegetatie is het Tsaranorovallei voor mij net zo indrukwekkend
als de Yosemitevallei.
We bereiken het eerst kamp, Camp Tsaranoro. Willem en ik overleggen of we hier blijven of dat we
doorgaan naar het Camp Catta, anderhalve kilometer verderop. De sfeer is niet zo bijzonder
in het Camp Tsaranoro en ik opteer om door te fietsen, wat we uiteindelijk ook doen.
En dat is achteraf maar goed ook, want Camp Catta is veel specialer. Het ligt prachtig
aan de voet van de Tsaranoro, de meest indrukwekkende wand van het dal en er woont een familie ringstaartmaki's
in het kamp.
Dag 18: Camp Catta - Bergtop van de Cameleon - Camp Catta (lopen) 0 km
Vandaag gaan we met een gids naar de top van de Caméleon, een markante bergtop, vlakbij
de wand van de Tsaranoro. Met de keuze voor deze tocht komen we feitelijk helemaal niet
in het nationale park, maar de landschappen zijn vergelijkbaar met dat van de granietbergen
die net wel binnen de grenzen van het nationale park liggen.
Samen met gids Arcen gaan we al vroeg op weg. De route loopt aanvankelijk door een
bos met veel verschillende bomen, heel anders dan de tropische bossen die we tot nu
toe hebben gezien. Na het bos te hebben doorkruist, klimmen we omhoog tussen de wanden van
de Tsaranoro en de Caméleon. Het paadje slingert omhoog tussen de droge grashelling.
Vlak voor de pas gaat het pad linksaf richting de top van de Caméleon. We komen een
groep vrouwen tegen, die vanuit een dorp twintig kilometer verderop komen lopen voor rijst
en andere etensvoorraden. Ze moeten vandaag die twintig kilometer ook weer terug lopen,
vertellen ze. Moe zijn ze echter niet. Vrolijk vertellen ze over de lange tocht die ze
zo vaak moeten ondernemen.
We bereiken de top van de Caméleon. Het laatste stuk kent een paar gemakkelijke klimpassages.
En dan staan we op de top, waar we een mooi uitzicht hebben over de vallei.
We lopen terug over een andere route. Had ik op de klim niet al te veel last van mijn enkel, op de afdaling
is de pijn behoorlijk heftig en vot de enkel steeds wiebeliger aan. Gelukkig wordt het terrein
steeds gemakkelijker. We bereiken de valleibodem, van waar we in een half uurtje terug lopen
naar het kamp.
Dag 19: Camp Catta - Ankaramena - Zazafotsy - Ihosy 127 km
De dag begint slecht. Willem heeft een lekke band. We vervangen de band, maar die blijkt ook lek
te zijn. En dus moeten we een van de banden plakken. En dan raakt de fietspomp van Willem ook nog
stuk. Hij deed het de hele reis al niet goed, maar nu pompt de pomp alleen maar lucht uit de band
in plaats van erin. Mijn eigen pomp is niet geschikt voor de mountainbikeventielen, dus hangen we.
Tenzij ik een reservepompje heb meegenomen. Ik weet niet meer of ik nu wel of gen reservepompje
bij me heb. Als ik alleen fiets, doe ik dat altijd, maar nu zou het eigenlijk niet nodig zijn.
We hebben geluk. Ik blijk het reservepompje toch mee te hebben genomen. We plakken de band en
kunnen eindelijk beginnen aan de lange weg naar Ihosy, de eerste stad met hotelletjes.
Voor het eerst gedurende onze reis hebben we met saai weer te maken. Niet alleen is het bewolkt
maar de wolken zijn ook vormeloos. Eigenlijk is de route van vandaag dan ook van weinig toegevoegde
waarde. De eerste twintig kilometers terug naar de Route Nationale 7 kennen we nog van eergisteren en
zijn natuurlijk erg mooi. Daarna fietsen we nog ruim honderd kilometer door een halfwoestijnlandschap
zonder noemenswaardige hoogtepunten. We bereiken de stad Ihosy, de hoofdstad van de Bara stam.
De stad is arm en ontoeristisch. We vinden een hotelletje dat duidelijk niet gewend is om met
toeristen om te gaan. Ze giechelen een beetje ongemakkelijk en zijn in alles afwachtend. Desalniettemin
is alles uiteindelijk prima in orde. Ook ons diner is lekker.
Dag 20: Ihosy - Ankily - Ranohira 92 km
Vandaag willen we Ranohira bereiken, de uitvalsbasis van het Nationale Park Isalo.
Morgen kunnen we dan het nationale park verkennen. We fietsen vanuit Ihosy naar het
nabij gelegen dorp Ankily, aan de overzijde van de rivier. Daar begint een van de
langere klims van onze route door Madagaskar. De weg voert een kleine tien kilometer
omhoog tegen een cuesta. Het landschap aan de voet van de klim is een soort oase, een
feest van groen dat scherp contrasteert tegen de kale, vegetatiearme flanken van de bergen.
We klimmen het dal uit en al gauw hebben we mooie uitzichten over de groene vallei ver
beneden ons.
Na een klein uurtje klimmen zijn we boven en lijkt het zwaarste deel van de dag er al weer op te
zitten. Vanaf nu is de weg goeddeels vals plat naar beneden tot Ranohira. Op het hoogste
punt is de afslag naar de Route Nationale 13 naar het verre zuiden van Madagaskar, een interessante
en uitdagende onverharde route, die ik inmiddels wel weer zou aandurven met mijn enkel, maar waar
we helemaal geen tijd voor hebben. We gaan door over de geasfalteerde Route Nationale 7, maar
niet voordat we iets hebben gedronken in het cafeetje bij de driesprong. Het is de natuurlijke
tegenhanger van Jan des Bouvrie. Ruimtelijk, ordelijk, brandschoon, luxueus, ontspannend, welvarend,
dat zijn de adjectieven die zeker níet van toepassing zijn op het 'interieurdesign' van het cafeetje.
Het huisje dat ternauwernood overeind staat, is een verbijsterende zooi, waarin alle ruimte is
benut. Het hele huis is propvol met schroot van even diverse als volstrekt nutteloze aard.
Het enige dat het doet, is een cassetterecorder, van waar trippy dubmuziek uit de speakers
knalt, even wazig als diep doordreunend. De fuzzy beat van de muziek is het strakste,
meest georganiseerde van alles dat we hier aantreffen. Na enige tijd lukt het om de
bediende wakker te krijgen. Met een blik van een gestoomde garnaal kijkt hij ons aan.
We bestellen twee drankjes, maar moeten de bestelling even later herhalen als hij het
even kwijt is. We kunnen de cola niet aan een tafel drinken. De enige tafel ontbeert een van
de pootjes en steekt als een zinkende Titanic met 45 graden het luchtledige in.
Na de verkwikkende cola begeven we ons op de lange weg vals plat naar beneden. Wat aanvankelijk
een makkie leeg, blijkt in de praktijk tegen te vallen. Er staat een stevige tegenwind, waardoor
we uiteindelijk niet erg opschieten. De weg gaat niet hard genoeg naar beneden om ooit
enige vaart te ontwikkelen. Het landschap is een kale hoogvlakte zonder vegetatie en zonder
iets om naar te kijken. Ook het hemeldek is maximaal saai. Inmiddels hebben we dezelfde grijze soep
als gisteren, wolken zonder vorm en substantie. Willem heeft sowieso al een hekel aan fietsen
met tegenwind, maar dergelijke lange, lege landschappen bevalt hem nog minder en de combinatie is
al helemaal desastreus. Ik heb zelf wel avker lange, lege landschappen doorkruist, ook in
condities die zwaarder zijn, maar voor Willem is het de eerste keer. Het vooruizticht dat
we dergelijke landschappen wel vaker bij de hand zullen hebben tot het eindpunt Toliara
bevalt hem helemaal niet en hij ervaart het dan ook als een grote anticlimax.
Na een lunch in een dorpje brengt het middagprogramma meer van hetzelfde. Wind, dat
over het kale landschap raast. Pas in het laatste uur hebben we uitzichten over het gebergtemassief
van Isalo. We bereiken het dorp Ranohira, de uitvalsbasis voor de bergen en de kloofdalen.
We vinden een park met kleine bungalows, waar we meteen ook een gids voor morgen
regelen. Ook in Nationaal Park Isalo is een gids verplicht. We gaan morgen op pad
met twee Chileense en een Franse jongedame.
Dag 21: Ranohira - Isalo Nationaal Park - Ranohira (lopen) 0 km
De excursie was goedkoper dan gedacht omdat we naar het nationale park lopen. Als we eenmaal
op weg zijn, vraag ik me af of dit wel zo'n goed idee was. De bergen lijken behoorlijk ver weg.
Na een uur lopen over een verhoging in de hoogvlakte lijken we nog nauwelijks dichterbij
te zijn gekomen. Uiteindelijk lopen we twaalf kilometer voordat we bij het nationale park
aankomen.
We lopen het nationale park binnen en al gauw bevinden we ons in een dicht bos. Niet veel later
begeven we ons in de eerste kloof, de Canyon des Makis. We klauteren over de gladde rotsblokken
langs de rivier. De wanden van de kloof rijzen recht omhoog. De dalbodem is intens groen.
Overal rondom zijn bloemen, varens en bomen. In een klein meertje gaan we baden.
Na de Canyon des Makis lopen we het nationale park uit om te lunchen. Onderweg vraagt de gids
aan me wat we gaan doen met de terugweg. Ik vraag wat hij bedoelt.
>>> Nu ja, als we teruglopen, hebben we niet zo veel tijd meer in de tweede kloof, de Canyon
des Rats. Bovendien komen we dan heel laat thuis.
> Dat moet je dan aan de hele groep vragen.
>>> Maar we kunnen natuurlijk ook met een busje gaan...
> Dat lijkt me een goed idee dan.
>>> Mooi, dat kost dan EUR 60,-.
> Nou, dan lijkt het idee me een stuk minder goed. Voor die prijs kunnen we met zijn allen
naar Antananarivo, zevenhomderd kilometer verderop!
>>> Ook goed, maar dan moeten we terug lopen. Je moet maar kijken...
> Je moet zelf maar kijken. Leg maar voor aan de groep, zou ik zeggen.
De lunch is verschrikkelijk slecht. De salade voor twee personen moeten we met drie delen als
de Franse jongedame ook een lunch bestelt en het hoofdgerecht is ronduit slecht. Alles
aan de excursie is van lage kwaliteit. Maar we hebben een leuke groep, dus ik amuseer
me prima. Ik vertel de groep welk gesprek ik heb gehad met de gids. We denken er allemaal
hetzelfde over. Niemand heeft zin om terug te lopen en niemand heeft zin om extra te betalen.
En al helemaal niet zo veel extra. We besluiten om bewust niet te besluiten. En zo kuieren we de
Canyon des Rats binnen, de tweede en laatste kloof.
Na een paar uur lopen, klimmen en zwemmen in de canyon is het tijd om weer terug te gaan.
Het is inmiddels al bijna 4 uur in de middag. De gids zoekt weer contact met me.
>>> En, heb je er al over nagedacht?
> Waarover?
Ik doe alsof mijn neus bloedt.
>>> Nou, over de terugreis...
> Nee, jij wel?
>>> Nou ehh, jij bent de klant.
> Een van de vijf klanten, ja. Overleg maar met de anderen als je dat niet kunt nalaten.
Inmiddels hebben we al een kilometer van de terugweg afgelegd en de beslissing heeft zichzelf gemaakt.
Ik vind het niet erg om terug te lopen en de anderen ook niet. Alleen de gids is ontevreden.
Hij heeft de lucratieve terugreis misgelopen, hij moet het hele eind teruglopen, in
plaats van een halve dag moet hij nu een hele dag werken en niemand is van plan om
maar een Ariary fooi te geven.
Dag 22: Ranohira - Nationaal Park Isalo - Ilakaka - Nationaal Park Zombitse - Sakaraha 115 km
We fietsen weg uit Ranohira en el snel leidt de weg ons dwars door het Nationale Park Isalo.
We rijden recht op een muur van rotsen af. Daarna zijn we midden tussen de rotsen.
Soms wijken de rotsen even en is er een kale vlakte met hooguit enkele losse bomen,
maar de rotsmassieven zijn nooit ver weg.
Vlak voor Ilakaka is er nog een bijzonder punt in het nationale park, een gat in
een rots. Een zandweggetje voert er naar toe. Ik heb last van mijn enkel, met name op
de momenten dat ik moet lopen door het mulle zand. Ik baal er van, maar we worden wel
beloond met mooie uitzichten over grillige rotsparijen die zo uit de woestijn omhoog
steken. Hier en daar treffen we de bijzondere Bismarckia palmbomen aan. De bomen hebben
een zwarte stam en zilverkleurige bladeren, die het zonlicht zo veel mogelijk weerkaatsen.
Het is het meest bijzondere stuk van het nationale park. We bereiken de rots met het gat
en fietsen weer terug naar de Route Nationale 7 en verder naar het mijnstadje Ilakaka.
We bereiken Ilakaka, een stadje waar alles draait om de saffieren. Toen rond de eeuwwisseling
saffieren zijn gevonden, is hier een ware sapphire rush gaande, vergelijkbaar met de
gold rush in de Verenigde Staten van honder jaar eerder. Toevallig is ook het landschap
min of meer hetzelfde, een plateau met grootschalige heuvelruggen en het klimaat van
een halfwoestijn. Zonder de saffieren zou hier niemand wonen, maar nu is het een levendig
stadje. Er zijn veel mensen op straat, maar er zijn ook veel mensen in de rivier.
Ze zeven het zand om zo saffieren of saffiergruis van het waardeloze zand te isoleren.
Er zijn veel mensen bij elkaar, maar gezellig is het niet. Er heerst een wildwestkapitalisme
die zijn weerga niet kent. De huizen zijn goeddeels armetierig, maar de saffierwinkels
stralen welvaart uit en aan de rand van het dorp zijn enkele luxueuze bungalows met grote auto's
voor de deur. Samenwerken en eerlijk delen lijkt er niet bij te zijn.
Na Ilakaka volgt een klim naar een breed plateau zonder bomen. De weg is een kaarsrechte lijn door een
leeg landschap. Pas kilometers verder doemt een nieuwe heuvelrug op. Dit zijn geen landschappen
voor Willem. Hij heeft het niet naar zijn zin en hij heeft het gevoel niet vooruit te komen
in het grootschalige landschap.
We dalen af naar een riviertje, waar we door een nieuw mijndorpje heen fietsen. Dit is een recentere
saffierstad en hier is het verschil tussen arm en rijk nog veel groter dan in Ilakaka. Een persoon heeft
alles en de rest heeft helemaal niks. Een paar kilomter verder treffen we een mijnstadje waar slechts
een persoon op straat is. De rest van de huizen lijken al een paar jaar te zijn verlaten.
Na het desolate mijnstadje volgt een lange klim tegen de licht hellende hoogvlakte. We
hebben de wind tegen, dus nu schiet het tot Willems ongenoegen helemaal niet op. Het landschap is
saai en eentonig, totdat we de pas bereiken. Voor ons uit strekt een open woestijnlandschap uit
met brede dalen en eenzame heuvelruggen. Het landschap is heel grootschalig en we kijken wel
veertig kilometer voor ons uit. We mogen afdalen. Niet steil, maar wel heel lang.
In twintig kilometer dalen we een paar honderd meter af. In een kilometer veraf gelegen vallei zien we de
eerste baobab. Hoe groot de afstand ook is, het is goed te zien hoe monumentaal groot de boom is, een
werkelijk majestueus gezicht. Als het een beetje mee zit, moeten we verderop nog veel meer baobabs
aantreffen, hopelijk van dichter bij.
We fietsen omhoog tegen een nieuwe heuvelrug. Het is de grootste klim van vandaag, maar deze klim
is in zijn rauwe desolaatheid mooier dan de vorige klim. Weer hebben we de wind tegen. Ik moet constateren
dat we in drie weken fietsen bijna alleen maar tegenwind hebben gehad. Deze keer lijkt willem het echter
niet als probleem te ervaren. We bereiken de laatste pas, waar een nieuw nationaal park begint, het kleine
maar bijzondere Nationale Park Zombitse-Vohibasia.
En zo fietsen we door de woestijn omhoog, zo fietsen we door een... bos... naar beneden.
Het Nationale Park Zombitse-Vohibasia is het laatste droge bos van Madagaskar. Juist voordat dit bos
ten prooi zou zijn gevallen aan een van de vele aangestoken branden van deze regio, is het gebied beschermd
verklaard. Nu ja, beschermd? Ik hoor het harde, grimmige geluid van elektrische zagen om me heen.
Ik zie echter niemand. Dan zie ik een aapachtig wit met zwart diertje in een boom en even later zie ik
ook een paar andere exemplaren. Dat zijn dus de herriemakers. Het zijn Verreaux's sifaka's. Het is ongelooflijk
wat een lawaai er uit die kleine olijke beestjes komt. Gauw fiets ik naar Willem om hem deelgenoot te maken
van dit bijzondere fenomeen. Na tien minuten haal ik hem in.
> Heb je ze gezien???
>>> Wat? Wat zou ik moeten hebben gezien?
> De brulsifaka's!!!
>>> Wat???
> Ja de brulsifaka's. De zwartwitte koala-lookalikes met heavy metalstem!
>>> Nou, ik heb ze niet gezien, hoor.
> Maar je hebt ze toch wel gehoord?
>>> Nou nee hoor, ik niet.
Gelukkig blijken de dieren echt op de foto's te staan, anders had ik nog gedacht dat ik een
fata morgana had gezien. We fietsen weer verder en al gauw bereiken we het einde van
het nationale park, zonder nieuwe ontmoetingen met mijn vrienden de brulsifaka's.
We fietsen het nationale park uit, maar we fietsen een net zo bijzonder gebied in:
het bos van de baobabs. Nu ja, bos, zo wordt het genoemd. Het is eigenlijk een open vlakte
met verspreide babobabs. En er zijn hele grote baobabs. Met de fiets kunnen we alle
baobabs gewoon bereiken, een onvergetelijke ervaring. Na het bezoeken van de nodige baobabs
fietsen we naar het stadje Sakaraha, waar we een hotelletje vinden. Vanaf hier is het nog maar
een lange dag fietsen naar Toliara aan de westkust, het eindpunt van onze reis.
Dag 23: Sakaraha - Andranovory - Toliara 133 km
We beginnen vroeg aan de lange dag naar Toliara. De dag begint al grijs, maar voor de
afwisseling is er geen wind. We moeten dus profiteren van de gunstige omstandigheden.
Daarvoor mogen we echter nog even genieten van het laatste hoogtepunt van de route
naar Toliara. Er zijn nog een paar baobabs, waaronder de grootste die we hebben gezien.
Deze keer geen baobab uit een stuk, maar een met een complex van parallel lopende
stammen omhoog. Van afstand ziet de boom er al gigantisch uit maar als ik Willem zie
poseren tegen de boom, blijkt pas echt hoe dik en groot de boom is.
Na het bezoek aan de reuzenboom fietsen we verder. Zonder de gebruikelijke tegenwind
schieten we goed op, totdat we een nieuwe grote baobab zien. Ook hier fietsen we naar toe.
Een jongen komt aanlopen met een kameleon. Het is een van de mooiste die we hebben gezien.
We vertrekken weer en fietsen naar het drukke dorp Andranovory. Na een paar uur zijn we al
halverwege. Nog maar een kleine zeventig kilometer.
Na Andranovory is het landschap niet al te spannend meer. Het grijze wolkendek is
saai en de dorpen zijn de armste die we tot nu toe zijn tegengekomen. De wind is
uiteindelijk toch gekomen en we hebben toch weer de gebruikelijke tegenwind. Nu is
het maar goed dat we alleen de laatste veertig kilometer met tegenwind hoeven te fietsen,
want ik ben er na een paar kilometer al klaar mee. We hebben ook honger en dorst, omdat in geen
van de dorpen voorbij Andranovory eten of drinken te verkrijgen is. Vlak voordat we de kust bereiken,
hebben we ook nog een laatste klim naar een verdord kalksteenplateau. Na een paar kilometer
hebben we het plateau doorkruist en dalen we af. Nog een slordige tien vlakke kilometers verder
fietsen we Toliara binnen, de grote stad aan de westkust van Madagaskar en het eindpunt van
onze reis.
Dag 24: Toliara - Saint Augustin - Toliara 64 km
We hebben het eindpunt bereikt, maar dat wil niet zeggen dat het fietsen is afgelopen.
Ik besluit om zonder bepakking langs de kust naar het dorpje Saint Augustin te fietsen, een oud
Frans koloniaal havendorpje. Willem heeft geen zin en blijft in Toliara.
Ik fiets tien kilometer terug over dezelfde weg van gisteren. Daar neem ik de afslag naar Saint Augustin.
Een mooi zandweggetje loopt tussen het kalksteenplateau en de kust. Ik passeer enkele buitengewoon
arme dorpen. De mensen leven van de visserij. Met piepkleine bootjes met inimini zeiltjes
trotseren ze de golven en de wind van de oceaan. Ik passeer de steenbokskeerkring. De palmbomen
maken plaats voor de dorre, bladloze bomen van het kalksteenplateau. De enige bomen met een
beetje blad zijn een soort kleine witte baobabachtige bomen met witte schors.
Na twintig kilometer zandweg langs de kust loopt de weg ineens steil naar boven. Onderop
staat een waarschuwing dat de weg 28 % steil is. Gelukkig fiets ik zonder bagage en na een paar
minuten geploeter sta ik bovenop het kalksteenplateau. Met een temperatuur van dik boven de
dertig graden is het zweten geblazen. Ik voel me dan ook als een uitgeknepen citroen als ik
een paar kilometer later weer steil naar beneden ga. Ik heb Saint Augustin bereikt, het mooi gelegen
dorp aan de monding van de brede rivier Onilahy.
Over dezelfde weg fiets ik weer terug naar Toliara, waar we de busreis terug naar Antananarivo
regelen. We willen morgenochtend vertrekken. Na een paar uren gedoe met louche tussenhandelaren
hebben we eindelijk twee felbegeerde plaatsen in een busje geregeld. In de tussentijd heb ik
de kans schoon gezien om iets verkeerds te eten. De nacht breng ik goeddeels in het toilet door.
De 24 uur lange busreis van morgen lijkt een regelrechte ramp te worden.
Dag 25: Toliara - Antananarivo (bus) 0 km
Na een nacht van overgeven en andere ellende lijkt mijn maag volledig leeg en kan er
niks meer uit komen. Ik hoop dat het goed genoeg is om de reis te doorstaan. Om zes uur
's morgens komt de bus er aan. De chauffeur vraagt of we meteen de miljoen Ariary willen betalen.
> Een miljoen??
Ik ben verbouwereerd. Gisteren hadden we zestigduizend per zitplaats afgesproken.
>>> Ja, zeventien zitplaatsen maal zestigduizend. Ik wil het bedrag voor jullie wel naar beneden
afronden naar een miljoen, hoor.
> Nou, doe maar twee zitplaatsen. We hebben maar een zitplaats per persoon nodig.
Ik leg hondertwintigduizend Ariary neer.
>>> Tja, dan zullen we andere passagiers op moeten pikken...
> Dat is dan maar zo...
En zo zijn we drie uur bezig voordat we eindelijk vertrekken. De rest van de reis is
verschrikkelijk. Ik zit verschrikkelijk klem met mijn lange benen in de veel te kleine stoeltjes,
maar ik heb nog geluk. Ik weet alles binnen te houden.
Dag 26: Antananarivo - Ambohimanga - Antananarivo 37 km
Na een lange, lange, saaie busreis bereiken we rond zonsopkomst Antananarivo. Met
een busje gaan we door naar Ivato, naar het hotelletje van de eerste nacht, de plek waar ik
mijn fietsdoos heb gestald voor de terugreis.
We ontbijten in het hotelletje. Ik begin me een stuk beter te voelen. Als Willem vraagt of
ik zin heb om een rondje te fietsen, zeg ik tot mijn eigen verrassing ja. En zo fietsen we
tussen de rijstvelden naar het oude paleis van Ambohimanga, op een heuvel dat uitkijkt over
de omringende vlaktes, het meer van Ivato en de metropool van Antananarivo. Aan de andere
kant zijn er uitzichten over nieuwe, nog iets hogere heuvels.
Na een kleine lunch in een klein restaurantje bij Ambohimanga, wil Willem
nog wat verder fietsen en ga ik weer terug, om de simpele reden dat ik mijn ogen bijna
niet meer open kan houden. Eergisteren heb ik vrijwel niet geslapen omdat ik ziek was en
de afgelopen nacht omdat ik deze klemvast en dubbelgevouwen in de bus heb doorgebracht.
Via het meer van Ivato fiets ik weer terug naar ons hotelletje, waar ik me op mijn bed
laat vallen. Nog voordat ik op mijn bed plof, ben ik al in slaap gevallen.
Kaart van de route
Statistieken
Feiten en Cijfers
Feiten en Cijfers
# Dagen
# Fietsdagen
Gefietste afstand
Afstand / Dag
Grootste afstand op een dag
Hoogste punt op de fiets
Statistieken
26
18
1.754 km
95 km
137 km
1.700 m
Dag voor Dag
Dag
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
Route
Ivato - Antananarivo - Manjakandriana - Mandraka
Mandraka - Moramanga - Andasibe
Andasibe
Andasibe - Beforona - Ranomafana - Brickaville
Brickaville - Toamasina
Toamasina - Vohitsara - Foulpointe - Mahambo
Mahambo - Fenerive - Soanierana Ivongo
Soanierana Ivongo - Ile Sainte Marie
Ile Sainte Marie - Ile Aux Nattes - Ile Sainte Marie
Ile Sainte Marie - Antananarivo (bus)
Antananarivo - Behenjy - Ambatolampy
Ambatolampy - Sambaina - Antsirabe
Antsirabe - Vinanikarena - Ilaka - Ambositra
Ambositra - Ambohimasoa - Ranomafana
Ranomafana - Fianarantsoa
Fianarantsoa - Ambalavao
Ambalavao - Tsaranorovallei - Camp Catta
Camp Catta - Top Caméleon - Camp Catta (lopen)
Camp Catta - Ankaramena - Zazafotsy - Ihosy
Ihosy - Ankily - Ranohira
Ranohira - Isalo Nationaal Park - Ranohira (lopen)