De lange weg had me in Canada gebracht. In het eerste Canadese dorp Cardston
bezocht ik de enige fietswinkel om mijn probleem met de crank op te lossen. Er
bleek echter geen reparateur meer te zijn. Fietsonderdelen waren er evenmin. Ik
moest nog zeventig kilometer doortrappen naar Lethbridge. Ik was bezorgd. Als de
crank zou afbreken, moest ik verder lopen, een zeer onaangenaam vooruitzicht.
Drie zenuwslopende uren had ik nodig om het stadje te bereiken. Wonder boven
wonder hing de trapper nog altijd als een dood vogeltje aan mijn trapas toen ik
de provinciestad binnen fietste. Ik vond een fietsenmaker die in een mum van tijd
een nieuwe trapas en een nieuwe crank had gemonteerd. Ik was opgelucht. Ik kon
zonder zorgen beginnen aan het laatste deel van mijn fietsreis.
Door de problematiek van de crank was ik meer dan honderd kilometer
oostelijk van mijn beoogde route afgedwaald, in de graanvelden van de provincie
Alberta. Het platteland zag er modern en welvarend uit. Een groot verschil met de
steppen van de Verenigde Staten, waar op zijn best een paar koeien of schapen
werden gehouden maar waar meestal helemaal niets met het land werd gedaan.
Is de grond nu beter aan de Canadese zijde van de grens? Of worden aan deze
zijde modernere, betere landbouwtechnieken toegepast? Het was natuurlijk
mooi voor de Canadezen dat het platteland van Alberta de nodige welvaart had
gebracht, maar het was saai om door de eindeloze graanvelden te fietsen. Na
tweehonderd kilometer bereikte ik de buitenwijken van Calgary, de stad waar
in 1988 de olympische winterspelen werden gehouden. Ik had een moderne en
sportgekke stad verwacht. Niets bleek minder waar. In de dertig kilometer van de
buitenwijken naar het centrum had ik geen enkele collega-fietser gezien, noch een
hardloper of een andere sporter. Sowieso zag ik geen mensen op straat. Iedereen
was op kantoor of in de auto.
Ik had alle mogelijke moeite om in het drukke verkeer te overleven. Over een
twaalf banen brede autoweg zonder schouder fietste ik Calgary binnen. De chaos
van in- en uitvoegend verkeer was zenuwslopend. Het was duidelijk niet het soort
fietsavontuur waarom ik ooit aan de reis was begonnen. Calgary was wat verkeer
betreft misschien wel de meest gevaarlijke stad van het Amerikaanse continent.
Er stond eigenlijk niet echt iets positiefs tegenover. De enige plaats waar ik het
naar mijn zin had, was een straatje met Chinese winkeltjes en restaurants. Maar ik
had niet het Amerikaanse continent doorkruist om lekker Chinees te kunnen eten,
daarvoor had ik ook in Nederland kunnen blijven.
Ik vervolgde mijn weg naar het laatste echte hoogtepunt van de reis, de
Rocky Mountains. Ik fietste in de richting van Banff, het eerste mountain resort
van Canada. Ik naderde de muur van de Rockies, die aanvankelijk nog scherp afstak
tegen de blauwe lucht. Al gauw doemde er een nog veel grotere muur van gitzwarte
wolken op boven de Rocky Mountains. Een half uur later waren de bergen geheel
aan het zicht onttrokken. Een gordijn van regen-, hagel- of sneeuwbuien schoof
voor de bergketen. Wat zich precies voltrok onder de wolkenmassa kon ik nog niet
bevroeden, maar het moest een afschuwelijk noodweer zijn. Dat bleek inderdaad
toen de bui een kwartiertje later ook mij bereikte. Van de ene op de andere
seconde bevond ik me in een hel van regen, hagel en orkaanachtige windstoten.
Ik had opeens een gierende storm tegen, die ijsregenduppels en hagelstenen
horizontaal tegen me aan joeg. Ik schreeuwde het uit van de kou. Binnen een
minuut waren mijn handen stijf bevroren. Met een snelheid van nauwelijks tien
kilometer per uur kroop ik voort. Ik had een knallende hoofdpijn van de ijsregen
die tegen mijn gezicht sloeg. Overal was water. De rivier was bijna buiten haar
oevers getreden en regenwater stroomde in golven over de weg.
Na een half uur doofde de bui langzaam uit en een uur later was het weer
droog. Op de bergflanken was verse sneeuw gevallen. De sneeuwgrens reikte
bijna tot in het dal. De zon brak door, maar er hingen nog diverse andere buien in
het landschap. De laatste veertig kilometer naar Banff kreeg ik nog twee winterse
buien over me heen, minder in intensiteit, maar nog altijd bitter koud. Als een
verkleumd hondje klopte ik aan bij een jeugdherberg in Banff.
Ook na de storm bleef het koud. De volgende dag waren er nog steeds
diverse winterse buien. Ik besloot om een rustdag in te lassen. Daar kwam weinig
van terecht, want mijn ochtendwandeling eindigde op een tweeduizend meter
hoge uitzichtberg. Ik had het naar mijn zin en uren achter elkaar bleef ik over
het voetpaadje omhoog lopen tussen de besneeuwde naaldbomen, totdat ik
uiteindelijk op de top stond. Het was een mooie 'rustdag'.
Volgens de Canadezen is Lake Louise de mooiste plek op Aarde. Het turquoise
meer ligt tegen de adembenemende achtergrond van een massieve wand van
rots, sneeuw en gletsjers. Voor vele honderden dollars kun je overnachten in
een megalomaan hotelcomplex in de stijl van het Ceausescu Paleis. Zelfs een
kamer in een simpel hotel bedroeg ongeveer tweehonderdvijftig dollar. Voor
wie spartaans wil reizen om kosten te besparen, is er een uitkomst. Er zijn in de
nationale parken van Banff en Jasper diverse campings zonder douche en zonder
stromend water, maar met bear lockers. Een kampeerplaats kostte tussen de vijf
en tien dollar. Het extreme prijsverschil tussen de luxe hotels en de camp sites
en de volledige afwezigheid van middenklasseopties benadrukten de immense
welvaartsverschillen binnen de Canadese en Amerikaanse samenlevingen.
Het Einde van de Weg
De Icefields Parkway verbindt Banff en Lake Luise met Jasper. De weg is volgens de
Canadezen de mooiste van de wereld. De Icefields Parkway heeft brede schouders,
wat de weg geschikt maakt voor fietsers. De route zou in de zomer bijzonder druk
zijn met recreatieverkeer, maar nu was het herfst en het was rustig op de weg. Ik
fietste door dichte naaldbossen. In de lagere regionen waren er ook aspen. De
goudgele bladeren staken scherp af tegen de groene naaldbomen en tegen de
staalblauwe lucht.
Als het in het najaar mooi weer is, is het ook echt mooi weer. De Canadezen
noemen deze mooie najaarsdagen 'Indian Summer'. Laat in de middag liep het
kwik op tot boven de twintig graden. Het weer was radicaal omgeslagen na de
winterse buien van enkele dagen geleden.
De Icefields Parkway voerde door de brede, glaciale dalen van de nationale
parken Banff en Jasper. Machtige rivieren zoals de Sasketchawan River baanden
zich een weg door het immense landschap. De valleien werden geflankeerd
door bergruggen met grillige sneeuw- en rotspieken. Er lagen gletsjers en kleine
ijskappen in het landschap en watervallen tuimelden van de steile rotswanden
naar beneden.
De nationale parken van Banff en Jasper waren de laatste absolute
hoogtepunten van de reis. Ik genoot van de laatste warme zonnestralen van het
jaar. En bovenal onderging ik de schoonheid van de wilde, ongerepte natuur. Ik
parkeerde mijn fiets aan de kant van de weg om naar de tong van de Athabasca
Glacier te lopen. De prille ochtendzon weerkaatste op het glimmende ijsoppervlak.
De Athabasca Glacier was de meest spectaculaire ijstong van de nationale parken,
gelegen tussen twee rijen van loodrechte rots- en ijswanden.
Ik realiseerde me dat ik aan de laatste kilometers van mijn camino was
toegekomen. Na de Athabasca Glacier voerde de weg alleen nog maar naar
beneden. Beelden van de reis schoten door mijn hoofd. Met volle overgave had
ik me in het avontuur gestort. Gedurende de zestien maanden van de reis was
ik gefocust om alle ervaringen tot in het diepst van mijn vezels op te nemen. De
lange reis door de steeds wisselende werelden was als een wilde achtbaanvaart
en mijn ziel stroomde bijna over van de vele diepe indrukken.
Ik had ruim 30.000 kilometer over het Amerikaanse continent gefietst. Overal
had ik ellende en treurnis aangetroffen en ik had mensen gezien die wegkwijnden
in armoede. Aan het andere eind van het spectrum trof ik mensen die baadden
in welvaart, die zich hadden opgesloten in grote huizen met dikke muren om de
boze buitenwereld buiten te houden. Angst is een hoge prijs voor welvaart. Ik was
ervan overtuigd geraakt, dat we de muren moeten slechten. De muren tussen rijk
en arm, tussen binnenland en buitenland, de muren tussen de eigen religieuze
groep en de anderen. De muren tussen wij en zij.
Naast ellende en treurnis trof ik schoonheid en geluk. Het geluk viel uit de
hemel als een straaltje zon, werd meegevoerd in een koele avondbries of werd
achteloos weggegeven met een vriendelijke lach. Soms was het geluk in een hele
stad niet te vinden, op andere momenten kwam het met busladingen aanwaaien
in de woestijn. Waar het geluk in ieder geval niet was, was in het verleden of in
de toekomst. Alleen nu, in het moment en alleen als ik het kon vinden. Het lag
niet binnen mezelf en ook niet buiten mezelf. Geluk leek iets met openheid te
maken te hebben, met vrij stromende energie, met de wisselwerking met andere
mensen en dieren.
Ik fietste het stadje Jasper binnen, de laatste bestemming van de reis. Ik parkeerde
mijn fiets tegen het stationsgebouw. Ik was aan het einde van de weg gekomen.
Deze had me door Zuid-Amerika, Centraal-Amerika, Mexico, en de Verenigde
Staten naar dit stationnetje in de Canadese Rocky Mountains geleid. Als een
verliefde jongeman keek ik naar mijn blinkende rode fiets, die nonchalant tegen
het treinstation van Jasper aanleunde. Het is een klein wonder dat iets eenvoudigs
en alledaags als een fiets me door alle uitdagingen, ontmoetingen en ervaringen
van mijn camino heeft geloodst. De achteloosheid die mijn compagnon van de
weg uitstraalde, was van pure klasse. De boodschap was duidelijk: als je me nodig
hebt, zal ik er voor je zijn. Nu en in de toekomst.
Ik liep naar binnen om een treinkaartje naar Edmonton te kopen, de stad van
waaruit ik naar Nederland terug zou vliegen. Mijn camino was ten einde, maar
er zou een nieuwe wachten: de zoektocht naar een nieuw leven in Nederland of
op een andere plek op de wereld. Ik zou die weg niet helemaal
alleen bewandelen. Margarita zou voor drie maanden naar me toe komen. Voor
andere hoofdrolspelers van het verhaal van mijn reis was hun camino evenmin
afgerond. José had na een succesvolle revalidatie zijn gezichtsvermogen helemaal
teruggekregen. Hij was daarna naar Bolivia gereisd om de fietstocht vanuit Sucre
te hervatten. Suzie had na haar reis door Zuid-Amerika getracht te aarden in haar
woonplaats Manchester. Dat was niet gelukt en ze reisde terug naar Thailand
om daar opnieuw les te geven. En mijn eigen camino? Ik voelde me dankbaar
voor het voorrecht om een dergelijke reis te hebben kunnen ondernemen. Wat
zou ik meenemen van al deze maanden dat ik me met ziel en zaligheid een weg
door het Amerikaanse continent heb gebaand? Ik begon met een fiets en een paar
tassen bepakking en precies zo zou ik mijn reis ook beëindigen. Alleen de
herinneringen zouden overblijven. Herinneringen aan de soms poëtische en
soms brute schoonheid van de landschappen. Aan de momenten van eenzaamheid en
aan de momenten van angst en misère. Aan de avonturen die ik beleefde en
aan de aardse onverzettelijkheid die ik veelvuldig moest aanboren. Aan
liefde en vriendschap en aan de ervaringen van meditatieve stilte.
Het reizen op de fiets confronteerde me diep met de imperfectie van mezelf
en zeker ook met de imperfectie van de wereld om me heen. Maar bovenal zag
ik het streven van mensen om deze imperfecties te overwinnen en om elkaar
te helpen. Ik trof liefde en ik trof vrienden op de weg. Waar ik ook was, overal
ontmoette ik mensen die op hun eigen manier probeerden om iets moois van hun
leven te maken. Ik voelde me dankbaar dat ik deze speciale mensen heb leren
kennen en dat ik de schoonheid van de Aarde met al haar landschappen en dieren
en planten heb mogen doorvoelen. Het zijn deze ervaringen van verbondenheid, met
de mensen en de dieren en de natuur, met de Hemel en de Aarde, met het leven en
met de dood, die betekenis geven aan de lange, slingerende weg van het leven.