Startpagina 1) Ecuador 2) Peru 3) Bolivia 4) Chili & Argentinië 5) Colombia 6) Centraal-Amerika 7) Mexico 8) U.S.A. 9) Canada

.

De lange Weg. Deel 2 van 9: Peru

Twee Vrienden

José en ik waren amigos. We deelden de droom om met de fiets het Zuid- Amerikaanse continent over te steken. We ondersteunden elkaar in alles. Ik had meer ervaring met fietsreizen dan José en ik leerde mijn vriend hoe het landschap te "lezen". José gaf me Spaanse les en hij was voor mij een Latino rolmodel. Ik leerde veel van de manier waarop hij een gesprek of onderhandeling aanging. Naturel, amicaal, geduldig, proberend de ander te voelen. Heel anders dan onze doelgerichte, zakelijke en soms ook ongeduldige Europese onderhandelingsstijl. José was een gelukkige man, een man met een groot hart.

Ceiba-boom vlakbij de Ecuadoraanse grens

José in het uiterste noorden van Peru

Rijstvelden in de kustvlakte tussen Suyo en Las Lomas

José tussen Tambo Grande en Chulucanas

Mijn fiets in de kapel van een politiekantoor Het uiterste noordwesten van Peru was min of meer vlak. We bevonden ons tussen de bergen van de Andes en de oceaan. Dit gedeelte van Peru was vrij dichtbevolkt en we waren vaak tussen de mensen. Het voelde als een feest om samen door de dorpen van het Peruviaanse platteland te fietsen. De bevolking begroette ons hartelijk en zwaaide uitbundig naar de passerende fietsers. José en ik werden geregeld omringd door grote groepen mannen, vrouwen en kinderen. De dorpelingen waren nieuwsgierig naar wat we kwamen doen. Geduldig gaven we tekst en uitleg over onze reis. De mensen hingen aan onze lippen en reageerden enthousiast. Tussen de dorpen was de halfwoestijn van de Desierto de Sechura, bedekt met dorre struikachtige planten met vlijmscherpe doorns. Een van die doorns produceerde de eerste lekke band van de reis.

Het leven glijdt langzaam voorbij in de Desierto de Sechura

De eerste lekke band van de reis

Tussen Chulucanas en Olmos

Zwarte gieren bij Olmos

José tankt bij op de Panamericana

José in het uiterste noorden van Peru

De weg door de Desierto de Sechura naar Olmos

De weg door de Desierto de Sechura naar Olmos

Kinderen in Olmos Na Olmos kon er weer geklommen worden. Zoals de Brennerpas de laagste pasovergang over de hoofdketen van de Alpen is, zo is de Abra de Porcullo verreweg de laagste pas over de Andes tussen Colombia en Chili. De Abra de Porcullo is weliswaar de laagste pasovergang in zevenduizend strekkende kilometers Andes, er moesten nog altijd een kleine tweeduizend hoogtemeters overbrugd worden. Net als in het bekende liedje van de rondbuikige zanger met de kortstondige politieke carrière tuften er ook hier de nodige vrachtwagens met de vlam in de pijp tegen de pas op. Een zwartgeblakerde vlam wel te verstaan. De roetfilter was in deze contreien nog niet doorgedrongen en de helling van de weg was steil genoeg om te zorgen dat de vrachtwagens zich hoestend en proestend een weg omhoog baanden. Dat dit alles slecht zou zijn voor het milieu, bleek niet uit de vegetatie die al maar groener werd. Een knalgele gallito de las rocas vloog voor ons uit en dook onder in de bossen. De tropische vogel was als een heraut die het naderende Amazonegebied aankondigde.

José op de klim naar de Abra de Porcullo

Op de afdaling van de Abra de Porcullo

Na de oversteek van de pas continueerden we onze koers naar het oosten, naar de rand van het Amazonegebied. Bij het dampende Bagua Grande passeerden we de heetste plek van Peru. In de brede valleien met rijstvelden liep het kwik op tot 43 graden in de schaduw. De nacht brachten we door in een politiekantoor. Niet omdat we rottigheid hadden uitgehaald, maar omdat José al babbelend een gratis overnachtingsplaats had geregeld.

Verlaten stalletje bij El Almendral

In een wegrestaurant Overnachting op het politiekantoor van El Almendral

Groene landschappen van de provincie Amazonas

Rijstvelden bij Bagua Grande

Aan het begin van de klim van Bagua Grande naar Chachapoyas

Rijstvelden in de Amazonas provincie, Peru Soms was mijn amigo minder scherp. Dan hoorde hij van deze of gene dat het nog maar een uurtje fietsen was naar de plaats van bestemming en dat was dan weer een mooi excuus om de teugels te laten vieren. Als uit mijn kaartmateriaal bleek dat het nog zeker drie uur klimmen was, bleef het oordeel van de plaatselijke bevolking voor mijn vriend de meest accurate informatie, ook al hadden de mensen vanzelfsprekend geen flauw benul van reistijden op de fiets. José bleek een echte Zuid-Amerikaan in dat opzicht. En, hoe saai ook, ik ben uiteindelijk toch een Europeaan en voor mij tellen de cijfers en statistieken. Als ik zie dat José hooguit driehonderd hoogtemeters per uur klimt en we moeten nog zeshonderd meter klimmen, dan reken ik erop dat we nog minimaal twee uur te gaan hebben. Bij tijd en wijle werd ik boos om hem uit zijn lome ritme te halen.
Tussen Bagua Grande en Chachapoyas "Maar we zijn er toch bijna??", reageerde hij dan met grote ogen van verbazing.
"We moeten nog zeker twee uur klimmen. Daarna wordt het donker. Maar in het tempo van het laatste uur moeten we nog minstens vier uur aan de bak."
Na een praatje van een kwartier met de plaatselijke straatverkoper:
"Nog twintig minuten... Zie je nou wel? We zijn er bijna."
"Kijk nou eens op mijn GPS. We moeten nog twintig kilometer fietsen en minstens vijfhonderd meter klimmen. We halen het niet zo! Dit is het plan: we fietsen zo hard als we kunnen door, we gaan niet stoppen voor een praatje hier of een praatje daar en als we er om kwart voor zes niet zijn, gaan we liften. Anders komen we er niet voor de nacht invalt en worden we levend opgevreten door de muggen. Je weet wat de risico's zijn van malaria."
"Nou nou, rustig aan hoor!"
"Niks rustig aan, NU gaan met die banaan!"
Op de overgang van de bergen naar het Amazonegebied

Tussen Bagua Grande en Chachapoyas

Uiteindelijk waren we met kunst- en vliegwerk altijd min of meer op tijd op de plaats van bestemming aangekomen en zo gebeurde het ook nu. Het geísoleerd gelegen stadje Chachapoyas was een geschikte plaats om enkele dagen te verpozen. "Chacha" heeft een sfeervol centrum met wit gepleisterde koloniale huizen en een eveneens witte kathedraal. Het centrale plein, de Plaza de Armas, is een van de mooiste van Peru.

Het Plaza de Armas van Chachapoyas

Traditionele boerderij in de nevelwouden bij de Goctawatervallen Vlakbij Chachapoyas liggen de spectaculaire, honderden meters hoge Goctawatervallen. In twee etages valt het water bijna 900 meter omlaag. De watervallen worden omringd door smaragdgroene nevelwouden. Met een korte hike over een met lianen overgroeid wandelpad zijn de watervallen te bereiken.

Over een grotendeels overwoekerd wandelpaadje liep ik naar de hoge watervallen. De lianen langs het voetpad boden de gelegenheid om voor Tarzan te oefenen. De energieke Oekraïense jongedame Alena nam de rol van Jane waar. Gelukkig hebben de experimenten geen schade berokkend aan het kwetsbare ecosysteem en brachten de aspirant-Tarzan en -Jane het er ook zonder kleerscheuren vanaf.

Net als in de film. Het Tarzan-gevoel van de Eenzame Fietser

Alena met de Goctawatervallen

Traditionele boerderij in de nevelwouden bij de Goctawatervallen

José en ik hadden ons eigen programma in Chachapoyas. Ik twijfelde of we samen moesten doorreizen of niet. Aan de ene kant was José een fijne vriend om mee te reizen, aan de andere kant was hij erg ontspannen, mij wat té ontspannen. Op het eenvoudige traject naar Chachapoyas was dat nog geen probleem, maar er lagen een aantal serieuze hooggebergte-uitdagingen voor de wielen. Het leek me het beste om afscheid van elkaar te nemen, ondanks de fijne sfeer en de vriendschap. Het deed me pijn in het hart om vaarwel te zeggen, maar hij accepteerde het afscheid grootmoedig. Hij was een echte amigo.

José tussen hemel en aarde. Tussen El Almendral en Bagua Grande

Rijstvelen in Noord Peru

Rijstvelen in Noord Peru


De Betere Weg

Na enkele dagen verblijf in "Chacha" vervolgde ik mijn weg door het dal van de Utcubamba. Een onverharde route volgde een tweehonderd meter brede kloof met groene maar boomloze flanken. Er was nauwelijks verkeer. Soms werd de diepe stilte in de vallei plotsklaps verbroken als een groep gifgroene papegaaien opsteeg, hoge kreten slakend.

Landschap bij Chachapoyas

Tijdelijk verliet ik de tropische taferelen voor een klim naar de oude ommuurde pre-Inca-vesting van Kuélap. De ruïnes lagen anderhalve verticale kilometer hoger op een bergtop, ver verheven boven het dal van de Utcubamba. Er moest dus geklommen worden. Ik had al mijn bepakking bij me, zodat ik zou kunnen kamperen bij de ruïnes. Het onverharde weggetje was van prima kwaliteit. Genietend van de uitzichten won ik snel hoogte en na een paar uur stond ik voor de stenen muren van de vesting. Deze werd enkele eeuwen geleden door het Chachapoyasvolk gebruikt om aanvallen van de Inca's af te slaan. Ik was niet de enige bezoeker van de historische grond. De president van Peru had besloten om een dag na mijn bezoek de vesting aan te doen.
Op de klim naar Kuélap

"Het bezoek is louter ingegeven door publicitaire motieven," fluisterde de gastvrouwe van mijn favoriete theehuis in Chachapoyas me enkele dagen eerder toe. Dat klonk geloofwaardig. Maar: was dat ook zo? Toen ik de vesting van Kuélap betrad, was een helikopter al proefrondjes aan het draaien boven de honderden jaren oude ruïnes. Een dag later zag ik op de televisie hoe de president met een groep van driehonderd hoogwaardigheidsbekleders en andere meelopers kwam opdraven om met een reuzenhelikopter te worden afgezet bij de ruïnes. Dit alles omgeven met de volledige trukendoos aan veiligheidsmaatregelen. Ik moest erkennen dat de eigenaresse van het theehuis gelijk had gekregen. Het bezoek had louter publicitaire redenen.

Boom met bromeliabloemen in Kuélap

Kuélap Bromelia in Kuélap

Bij de entree moesten de nodige formaliteiten worden afgehandeld. Ik zag in het register dat een Belgische man de vesting van Kuélap had betreden. Naam: Piet Vercaempst, Land: Belgica. Beroep: Ciclista. Een Vlaamse fietser dus! Ik kon mijn ogen niet geloven. Snel vulde ik mijn eigen gegevens in: Naam: Erik Nomden, Beroep: Ciclista, razend benieuwd wie die Piet Vercaempst wel kon wezen. De vraag werd al snel beantwoord. Een man in fietskleding liep de vesting uit. Hij kwam me tegemoet lopen met een stralende lach. Piet bleek een geschikte kerel. Hij had een hotelletje aan de voet van de klim betrokken en was zonder bepakking omhoog gefietst. Enthousiast vertelde Piet van de schoonheid en mystiek van het complex.

Kuélap Kuélap

Na het afscheid fietste Piet terug en betrad ik onderwijl het complex. Ik dwaalde twee uur door de fascinerende ruïnes. Ik besloot om de resterende twee uur daglicht te gebruiken om af te dalen naar het hostal waar Piet zou verblijven. In vogelvlucht liet ik mijn fiets door de bochten glijden. Het schemerde toen ik het dorp bereikte.

Uitzicht vanaf Kuélap

Al snel vond ik het hotelletje. Ik trof Piet en er bleken toevallig ook twee Baskische fietsers te resideren. Gezelligheid was troef in de plaatselijke herberg.

Man in Leymebamba Piet had een jaar vrij genomen om te reizen. Hij was zijn fietsreis in Mexico begonnen en was al een half jaar onderweg. We hadden het nodige gemeen. Naast een gedeelde liefde voor Zuid-Amerika deelden we een filosofische inslag. Piet was van plan om op basis van zijn ervaringen een kalender te maken. Elke dag zou voorzien worden van een gedicht, gelardeerd met filosofische beschouwingen. Volgens Piet hadden we in Europa de kunst van het "zijn" verloren. We zouden te veel gericht zijn op de toekomst, te veel gericht op zekerheden en routines en we zouden het contact met onszelf en onze omgeving hebben verloren. Piet was ervan overtuigd dat Latino's en Latina's veel dichter bij hun gevoel leven.

Piet in Leymebamba

Vrouwen op het centrale plein in Leymebamba

In een archeologisch museum in Leymebamba kregen we een impressie van het zijn en vooral ook van het niet-zijn. Het museum stond vol met mummies en sarcofagen van de oude Chachapoyasbeschaving. De horror van het moment van sterven spatte van de mummies af in uitdrukkingen van ultieme pijn en angst. De sarcofagen zagen er gezelliger uit en waren beschilderd met frisse, vrolijke kleuren en leuke patroontjes. De elite van de oude Chachapoyasbeschaving werd in deze sarcofagen begraven.

Kolibrie Piet was een veelzijdige en diepzinnige man. Hij was tegelijkertijd een bourgondische levensgenieter en een man van stemmingen. Een gevoelsmens pur sang. En het was iemand die de lat erg hoog legt voor zichzelf. Piet had noch het lichaam, noch de aardse gelijkmoedigheid die de meeste langeafstandsfietsers hebben. Hij moest bij tijd en wijle geweldig afgezien hebben en hij zou nog veel meer moeten afzien als de bergen verder zuidelijk nog veel hoger worden. Het gaf me een bevrijd gevoel, dat een dromerige filosoof als Piet met de fiets door de wondere Zuid-Amerikaanse wereld trok. Het bleek niet nodig om een perfect afgetraind lichaam te hebben om de bergen van de Andes over te fietsen. En het bleek evenmin noodzakelijk om zelfs maar basale fietsreparaties zoals het vervangen van een ketting uit te kunnen voeren. Als het even niet lukte, zocht hij hulp. En als hij moe was, liftte hij een stukje. Boven alles was Piet stronteigenwijs. Als hij iets op een bepaalde manier bedacht of voelde, wilde hij van geen tegenwerpingen weten. Met zijn filosofie van het "zijn" veroordeelde hij impliciet de mensen, die het ene doen om het andere te bereiken. Mensen die in een kantoor hun geld verdienen om een huis te kunnen kopen. Mensen die in een grote auto rijden om indruk te maken op andere mensen. Ik voelde met Piet mee, maar dacht er uiteindelijk anders over. De wereld is imperfect en we zijn zelf ook imperfect. We moeten er naar streven om de imperfecties op te heffen, maar we moeten mild zijn voor anderen en ook voor onszelf. Piet leefde met zijn hoofd in de hemel en zijn voeten raakten ternauwernood de aarde. Hij geloofde dat het beter kon en dat het beter moest. De naam van zijn blog was "El mejor camino", de betere weg. Het was die betere weg, waar hij met zijn hele wezen naar zocht.

Piet op weg naar de Calla Calla Pas

Op weg naar de Calla Calla Pas

Piet op weg naar de Calla Calla Pas

Piet op weg naar de Calla Calla Pas Een onverharde weg over een serie van drie grote, onverharde passen leidde van de Chachapoyasregio naar Cajamarca, de historische plaats waar een handvol Spanjaarden met list en bedrog het uitgestrekte Incarijk ten val had gebracht. De eerste van deze passen was de Abra Barro Negro, letterlijk de donkere woestenij. De plaatselijke Indiaanse bevolking had een nóg dreigender naam in petto: de Calla Calla Pas. Toen een jonge vrouw met haar huilende baby de koude, winderige pas overstak, fluisterde de jonge vrouw "Calla Calla" om de baby gerust te stellen. Niemand kon of wilde ons vertellen wat Calla Calla precies betekent, maar pardoes overleed de baby. De naamgeving toonde aan dat de plaatselijke bevolking blijkbaar nog altijd gefascineerd was door de dood. Het verging de fietsers van de Lage Landen een stuk beter. De reis verliep voorspoedig en ik voelde me gelukkig om samen met mijn nieuwe amigo Piet de mysterieuze en weinig begane noordelijke berglanden van Peru te verkennen.

Op weg naar de Calla Calla Pas

Op weg naar de Calla Calla Pas

Piet op de Calla Calla Pas

Uitzicht van de Calla Calla Pas naar de vallei van de Marañón 3.000 meter lager

Op de afdaling van de Calla Calla Pas barre landschap en er hingen continu wolken rondom de pas. Af en toe werden we vergast op een ijselijke regenbui. De onverharde weg lag er goed aangestampt bij, waardoor we de lange klim in enkele uren konden overbruggen. Toen we op de pas aankwamen, hadden we ondanks de wolken en de buien vrije uitzichten. Vanaf grote hoogte keken we bijna drie verticale kilometers omlaag in het dal van de Marañón, een van de belangrijkste bronrivieren van de Amazone. Achter de kloof verrees een nieuwe bergketen. Dat was werk aan de winkel voor morgen. Eerst de afdaling. Een zevenenzestig kilometer lang bochtenparadijs bracht ons van de bittere kou van de Calla Calla Pas naar de verzengende hitte van het plaatsje Balsas, in een groene oase met palmen en kokosnootbomen.

Op de afdaling van de Calla Calla Pas

Op de afdaling van de Calla Calla Pas

Op de afdaling van de Calla Calla Pas

De vallei van de Marañón

Straattafereel in Balsas

De Abra Barro Negro deed zijn naam eer aan. Er waren geen bomen in het De weg klimt, de weg daalt. De wind is mee, de wind is tegen. De weg bestaat uit los zand, dan weer biedt ze vaste grond onder de wielen. Op de urenlange klims was het zaak om het leven te nemen zoals het komt. Verlangen naar het verleden of de toekomst helpen daar niet bij. Het was de kunst om me te verzoenen met de wisselende omstandigheden en gelukkig te zijn in het moment. De weg voerde door een wildwestlandschap met reuzencactussen en bracht me van de diepten van de Marañónvallei tot de ijle hoogten van het Andesgebergte. Meter na meter, bocht na bocht, uren achter elkaar klommen we. Totdat Piet ineens geen zin meer had om door te fietsen. We passeerden een restaurantje en bij nader inzien wilde hij terug om uitgebreid te lunchen.
"Ik heb geen zin meer om verder te fietsen, ga maar alleen door."
Ik keek hem vragend aan, maar hij was beslist:
"Je moet echt alleen doorgaan. Ik wil niet meer, ik slaap wel ergens langs de weg."
"Joh, maar we draaien hartstikke goed. We zijn al dik over de helft van de klim en we hebben de hele middag nog voor ons... We kunnen ook lunchen in het restaurant en vervolgens maar kijken waar het schip strandt. Of we gaan morgen verder."
"Je mag best met me meelunchen, hoor. Maar als ik jou was, zou ik doorgaan..."

Op de klim naar Celendín

Op de klim naar Celendín

Vlaamse onverzettelijkheid. Piet Vercaempst op de lange klim naar Celendín Op de klim naar Celendín

Piet wijst de weg naar de pas

Ik begreep uit de woorden van Piet dat het tijd was om afscheid te nemen. We omhelsden elkaar en ik fietste verder. Ik had nog enkele uren nodig om de klim te voltooien. Na negen uur was ik boven en in een luttele twintig minuten daalde ik af naar het bergstadje Celendín.

Op de klim naar Celendín

Op de klim naar Celendín

Kinderen in Celendín Vanaf Celendín resteerde nog maar een pas naar Cajamarca. De weg lag er niet best bij. De bochten waren volledig uitgetrapt en grote hoekige stenen staken uit de vastgeklonken modder omhoog. Het spijkerbedparcours was bezaaid met vuistgrote stenen. Mijn lichaam werd door elkaar getrild als een pneumatische boor op gewapend beton. Ineens hoorde ik een gigantische knal. De moer, die mijn voordrager aan mijn frame hield, was stukgetrild en de drager klapperde van het ene op het andere moment vervaarlijk tegen mijn frame. Met moeite kon ik de restanten van de moer uit de schroefdraad wrikken. Vervangen bleek echter niet mogelijk. De benodigde moer was langer dan de moeren die ik op voorraad had. Met tiewraps loste ik het probleem provisorisch op. In Cajamarca zou ik de juiste maat wel weten te verkrijgen. Ik was net klaar met de reparatie toen een busje met gierende banden remde. De deur sloeg open en met een stralend gezicht stapte mijn amigo Piet uit, met fiets en bepakking en al.
"Ik ga met je mee," zei hij lachend, onderwijl de taxichauffeur betalend.

Kinderen in Celendín

Tussen Celendín en Cajamarca

Na de reparatie begaven we ons op het vervolg van de afschuwelijke weg. De martelgang zou nog vele uren duren. Volledig door elkaar geschud bereikten we de pas. Na nog eens dertig kilometer afdaling over de stroefste weg van Zuid- Amerika lag geen enkel orgaan meer op dezelfde plek. De laatste dertig kilometer naar Cajamarca waren gelukkig geasfalteerd. Heerlijk zoefden we over het gladde asfalt omlaag naar de koloniale stad.

De Santa Apolonia in Cajamarca

Cajamarca is de plaats waar het Incarijk in elkaar stortte na de ontvoering van leider Atahualpa door de Spanjaarden. Pizarro beloofde namens de conquistadores om Atahualpa vrij te laten tegen een astronomisch geldbedrag. De Inca's verzamelden vervolgens al het goud van het Incarijk, maar Atahualpa werd ondanks de belofte tóch omgebracht. Intussen waren er voldoende versterkingen uit Spanje komen opdraven en zo was het grote Incarijk betrekkelijk eenvoudig ten val gebracht. Cajamarca is sindsdien een koloniale stad en heden ten dage misschien wel de mooiste stad van Peru, met een fraaie kathedraal en een sfeervolle Franciscuskerk. De mooiste kerk is ongetwijfeld de witgekalkte Santa Apolonia. Steile trappen leiden naar het kapelletje, dat troont op een bergpunt met adembenemende uitzichten over de stad.

De Santa Apolonia in Cajamarca Wij, fietsers, we zijn vrije jongens. We sluiten gemakkelijk vriendschappen en we verlaten elkaar ook weer gemakkelijk. Hoe goed we het ook hebben gehad met elkaar. Net zoals José en ik na anderhalve week elk onze eigen weg vervolgden, zo scheidden de wegen van Piet en van mij in Cajamarca. Piet wilde nog een paar dagen langer in de historische stad blijven. Ik wilde doorfietsen. En dus fietste ik door. En bleef Piet in Cajamarca. Uiteindelijk zijn we romantische zielen. Alles is ondergeschikt aan de droom die we naleven. We hebben huis en haard verlaten, we hebben onze carrières opgegeven en we hebben vaarwel gezegd tegen onze ouders, vrienden en relaties. Het deed me pijn om afscheid te nemen van José en nu deed het me ook weer pijn om afscheid te nemen van Piet, maar de camino vraagt om persoonlijke offers. José begrijpt dat, Piet begrijpt dat en ik begrijp dat. Nog eenmaal ontbeten Piet en ik samen in ons favoriete restaurant van Cajamarca. Daarna namen we afscheid. Voorgoed. Geen van beiden kon op dat moment bevroeden, dat we elkaar nooit meer zouden weerzien. Cajamarca


Tussen de Bergen en de Zee

Op de weg van Cajamarca naar Cajabamba was het weer een natte neuzenshow van blaffende, grommende en briesende viervoeters. Twee kleine honden jaagden me op naar de linkerkant van de weg, waar op dat moment een auto frontaal op me af reed. Het schoot me te binnen, hoe ik op de Quilotoa Loop in Ecuador een groot succes boekte tegen drie veel grotere honden door terug te blaffen. Ik oordeelde dat het experiment voor herhaling vatbaar was. Ik zette een onaards lage brom in, gevolgd door een agressieve blafpartij. De kleine honden schrokken zich een ongeluk. Er hing echter wel een exemplaar met zijn tanden aan mijn enkel. Achteraf bezien was terug blaffen toch geen bijster sterk idee geweest. Nadat de hond nog even doorbeet, liet hij los en droop af.

Landschap tussen Cajamarca en Cajabamba

Landschap bij Huamachuco

Kinderen in Huamachuco

Bij de kapper in San Marcos

Na de regen, Huamachuco De balans opmakend constateerde ik dat ik geen diepe wonden had, maar dat mijn enkel wel pijnlijk was. Ik kon in ieder geval doorfietsen. Er bestond nog wel het risico dat het dier hondsdolheid met zich meedroeg. In dat geval zou de hond de rabiës nu aan mij hebben doorgegeven. In een hospitaaltje in Cajabamba liet ik naar de wond kijken. Bij de eerste hulp werden de wonden schoongemaakt. Een prik tegen rabiës was pas enkele honderden kilometers verderop voorhanden. Voor de zekerheid moest ik mijn voorgenomen route door een afgelegen berggebied laten schieten en zette ik koers in de richting van Trujillo, een stad van een miljoen inwoners aan de Stille Oceaan.

Op de afdaling naar Trujillo. In de verte is de dikke laag zeemist te zien.

De Plaza de Armas van Trujillo Trujillo is gewijde grond voor de langeafstandsfietser. Het is de plek van het allereerste Casa de Ciclistas. Het roemruchte "Huis van de Fietsers" werd gerund door Lucho, die in zijn jeugd een goede fietser was en er nog altijd perfect afgetraind uitzag. Fietsers kunnen in een Casa de Ciclistas resideren zo lang ze maar willen. Tal van "beroemde" fietsers waren mij al voorgegaan, zoals Heinz Stücke met zijn "never ending tour" die nu al ruim vijfenveertig jaar duurt. Een landkaart van de wereld toonde de plekken waar hij de kerstdagen had doorgebracht en was voorzien van het opschrift "Alles endet unvollendet". Een andere klassieker was een klok zonder wijzers met het opschrift "El tiempo no importa". De tijd doet er niet toe. Het zou de lijfspreuk kunnen zijn van vele Zuid-Amerikanen.

Voor de Casa de Ciclistas. Van links naar rechts: Lucho, Milena, Oliver, ikzelf en Andrés

In de Casa de Ciclistas in Trujillo In de Casa de Ciclistas trof ik Andrés, een 27-jarige Colombiaanse fietser en Françoise, een Franse vrouw van bijna 63 jaar die van Venezuela naar Vuurland fietste. Een pittige tante, die ondanks mijn waarschuwingen wilde fietsen over de route langs de mijnen, waarvan ik zojuist was afgedaald. De Zwitserse Oliver en Milena kwamen ook aanwaaien. We bezochten met zijn allen de lemen pre- Incastad Chan Chan en het vissersstadje Huanchaco, waar met puntige rieten bootjes de golven en getijden van de ruige oceaan werden getrotseerd om vis te vangen. In een van de visrestaurants konden we de vangst testen. En die bleek uitstekend. De verse vis smaakte fris en werd perfect op smaak gebracht met kruiden en sausjes. Trujillo en Huanchaco bleken ideale plaatsen om bij te tanken voor de zware hooggebergtetrajecten die de komende dagen en weken op me zouden wachten.

De lemen pre-Inca stad Chan Chan

De lemen pre-Incastad van Chan Chan

Huanchaco

Visser in een rieten bootje op de Stille Oceaan, Huanchaco

Ik verliet Trujillo met de Colombiaanse langeafstandsfietser Andrés. We fietsten zuidwaarts over de Panamericana. De langste weg van het Amerikaanse continent voert in Peru dwars door een goeddeels vegetatieloze woestijn. Alleen in de rivierdalen waren groene oases. Na tachtig kilometer al verliet ik de Panamericana weer om in de richting van de Cordillera Blanca te fietsen, de hoogste bergketen van Peru. Andrés had last van zijn knie en fietste over de Panamericana door naar Chimbote en Lima voor medische faciliteiten.

Andrés op de Panamericana tussen Trujillo en Chimbote

Andrés op de Panamericana tussen Trujillo en Chimbote

Andrés en ik

Na de drukte van het zware vrachtverkeer op de Panamericana volgde de eenzaamheid. De mist gaf een spookachtige lading aan het levenloze landschap. Een minuscule onverharde weg leidde door uitgestrekte vlaktes zonder bomen en zonder planten. Verkeer was er niet. Ik was de enige levende ziel in het desolate woestijnlandschap. De weg slingerde tussen eenzame bergmassieven die oprezen uit de aardedonkere stenen vlakte.

De stilste plek op Aarde? In de eenzaamheid van de woestijn en de zeemist

Toen ik na enkele uren het kloofdal van de Rio Santa bereikte, had ik eindelijk de door mist doordrenkte landschappen achter me gelaten. Een stralende, diepblauwe hemel strekte zich boven me uit en de zon wierp het landschap in een oogverblindend licht.

In het dal van de Rio Santa

In het dal van de Rio Santa

In het dal van de Rio Santa

In het dal van de Rio Santa Er was bijna geen verkeer in het kloofdal van de Rio Santa. Twee of drie maal per dag passeerde een toeristenbusje of vrachtwagen. Ik bevond me op een van de mooiere plaatsen op de wereld en ik was zo goed als alleen. In het gebied waren geen restaurants en hotels. Ik leefde op voorraden biscuitjes en gedroogd fruit uit de fietstas en ik overnachtte op het erf van een vriendelijke boer. Het was een warme avond en ik hoefde slechts mijn matje uit te rollen voor een gerieflijke nachtrust. Ik sliep onder de fonkelende sterren van de oneindig uitgestrekte sterrenhemel.

De kloof van de Rio Santa

In de kloof van de Rio Santa

Boer/landeigenaar van een lapje grond in de vallei In onze existentiële eenzaamheid zoeken we greep op de wereld om ons heen, maar in feite zijn we slechts speelballen van grotere krachten. De filosofische bespiegelingen over de nietigheid van de mens werden kracht bijgezet door kale flanken die vier- tot vijfduizend meter hoog oprezen naar de hemel, als reusachtige toegangspoorten tot de mythische bergen van de Cordillera Blanca.

Als in een film trokken de duizelingwekkende landschappen aan me voorbij. Mijn ervaringswereld was vloeibaar. Waarnemingen en indrukken rezen op en verstierven en vloeiden in elkaar over. Het ene moment trok ik langs inktzwarte rotsformaties en op het volgende moment bevond ik me tussen bergen met uitzinnige oranjerode en purperen kleuren.

De kloof van de Rio Santa

In de kloof van de Rio Santa

In de kloof van de Rio Santa

In de kloof van de Rio Santa

De kloof van de Rio Santa De weg voerde langs torenhoge rotswanden. Een enkele keer opende het kloofdal zich tot een vallei van enkele tientallen meters breed. In de minuscule oases was juist voldoende oppervlakte voor een boerderij en een kleine lap grond waar avocado's konden worden verbouwd. Altijd was er de rivier die zich in machtige slingers een weg baande tussen de verticale kliffen. Er waren vele tunnels uitgehouwen in de rotsen om de loodrechte passages te overwinnen. Er was geen licht in de tunnels. Elke keer voordat ik een zwart gat in fietste, stopte ik om mijn koplamp op te doen en om mijn achterlamp aan te zetten. Ondanks de maatregelen was ik nog steeds bang dat tegenliggers me niet zouden zien. Of dat ik zou vallen over een grote steen. In enkele minuten fietste ik door een tunnel heen om opgelucht het daglicht te bereiken. Tientallen diep zwarte tunnels lagen er op mijn weg en tientallen malen heb ik het procedé van aan- en uitdoen van voor- en achterlampen doorlopen. Er is altijd licht aan het einde van de tunnel en aan het einde van de eindeloze serie tunnels was daar het oogverblindende, witte licht van de gletsjers van de Cordillera Blanca of witte bergen. Aan de andere zijde lagen de zwarte bergen van de Cordillera Negra.

Huallanca in de vallei van de Rio Santa

Het dal van de Rio Santa en de bergen van de Cordillera Blanca

Markt in Caraz


De Zwarte Bergen en de Witte Bergen

In de Huaylas, de vruchtbare vallei van de bovenstroom van de Rio Santa, was ik weer in de bewoonde wereld. Na een kort verblijf in Caraz, een kleine stad in de vallei, trok ik de bergen in. Een lappendeken van akkertjes kleurde het landschap in okerbruin, okergeel, oranje en olijfgroen. Eucalyptusbomen boden de benodigde bescherming tegen erosie. De kleinschalige idylle van het boerenland stak scherp af tegen de wilde pracht van de ijzige, helwitte gletsjers en de donkere granieten rotstorens van de Cordillera Blanca die duizenden meters boven de dorpen uittorenden.

De Nevado Huandoy

De Huascarán in de Cordillera Blanca

Kinderen in een bergcommune in de Cordillera Blanca Oma en kleindochter

Er was in de loop van de jaren niet veel veranderd in de afgelegen bergcommunes. De mensen leefden in, van en met de natuur. Het land werd nog altijd bewerkt zonder geavanceerde technische hulpmiddelen. De bewoners hadden geen auto voor de deur van hun lemen huizen staan en de televisie was nog niet tot de huiskamers doorgedrongen. De paisanos leidden een ongecompliceerd leven. De dorpelingen konden zich bedruipen, maar leefden wel in een isolement. Veel bewoners bleken nauwelijks of geen Spaans te spreken. Toch was het contact met de bevolking warm en intens. Als ik een dorp binnen fietste, stoven de kinderen op me af en was ik in een mum van tijd omringd door tientallen zwijgende kinderen. Het was zaak om met grappen en grollen het ijs te breken. Daarna voelden de kinderen zich vrij om in gesprek te komen. Geregeld verbleef ik enkele uren met de kinderen en soms kreeg ik via de kinderen ook contact met de ouders. Als ik dan uiteindelijk weer op de fiets stapte, renden de kinderen enthousiast achter me aan om me uit te zwaaien.

Op de weg naar de LLanganucomeren Boerin in de cordillera

Op weg naar de LLanganucomeren

De weg baande zich in tientallen haarspeldbochten omhoog tussen de granietwanden. De dorpen en nederzettingen van de bewoonde wereld had ik definitief achter me gelaten. Na vele uren klimmen bereikte ik de Lagunas de LLanganuco, de turquoise bergmeren aan de voet van de hoogste berg van Peru, de Huascarán. De kampplaats aan de meren was een van de mooiste van mijn reizen. Ik kon niet lang genieten van de pure schoonheid van de bergmeren. Toen de zon achter de bergen verdween, zakte de temperatuur tot ver onder het vriespunt. Mijn behaaglijk warme slaapzak moest uitkomst bieden tegen de vrieskou.

Op weg naar de LLanganucomeren

Op weg naar de LLanganucomeren

De LLanganucomeren

Bij de LLanganucomeren was ik nog niet boven. De Abra de LLanganuco ligt negenhonderd meter hoger op 4.750 meter. Ik stond vroeg op om ruim de tijd te hebben voor de klim naar de pas en om mogelijke sneeuwbuien voor te zijn. De bewolking was er vroeg bij. Toen ik wegfietste van de kampplaats was er al een vrijwel gesloten wolkendek boven mijn hoofd. Steeds verder klom ik boven de meren uit. Over tientallen haarspeldbochten leidde de weg omhoog. Naar de hemel en nog verder. Alle indrukken kwamen samen. De vermoeidheid van het fietsen over de met stenen bezaaide weg. Het ademtekort door de hoogte. De kou die uitstraalde van de omringende sneeuwvelden. Maar ook de adembenemende uitzichten over de verticale wereld van gletsjers en granietwanden. De ontberingen werden overvleugeld door een uitzinnige extase. Scheuten adrenaline spoten door mijn lichaam. Ik had de eerste pas over de Cordillera Blanca bereikt, de hoogste pas op de reis tot dusverre.

Zonsopkomst in de Cordillera Blanca

Zonsopkomst in de Cordillera Blanca

Uitzicht over de LLanganucomeren

Op de klim naar de LLanganucopas

Op de klim naar de LLanganucopas

Op de LLanganucopas

Selfie op de LLanganucopas

Een lange afdaling over een erbarmelijke, met vuistgrote stenen bedekte weg leidde naar het armoedige Yanamá. Ik betrok een simpel hotelletje. De eigenaren bleken een aardigheidje voor me in petto te hebben. Om twee uur in de nacht begonnen ze pal voor mijn appartement zware ijzerbewerkingen uit te voeren. Daarbij kwamen de nodige knarsende, piepende en schurende geluiden vrij. Dit alles werd muzikaal begeleid met het toepasselijke liedje Hey Gringo, dat op de herhaalstand stond. Het liedje was niet bepaald vriendelijk voor westerlingen en was muzikaal evenmin een topper. Ik wist niet of de muziek bewust was opgezet om de gringo enkele meters verderop te treiteren, maar deze liet zich niet zo maar op de kast jagen. Ik had mijn ipod opgezet met Zuid-Amerikaanse muziek die wél lekker in het gehoor ligt. Dit onder het motto dat het beter is om door goede muziek uit de slaap te worden gehouden dan door slechte muziek. Het was natuurlijk wel sneu voor deze oude mensen dat ze blijkbaar niets beters te doen hadden in hun trieste leven dan te proberen om een vreemdeling het leven zuur te maken. En dat ze bovendien niet in die opzet slaagden.

Op de afdaling van de LLanganucopas naar Yanamá

Op de afdaling van de LLanganucopas naar Yanamá

Straatbeeld in Yanamá

Na het muzikale nachtelijke intermezzo werd er de volgende dag weer gewoon gefietst. De weg, die omhoog voerde over een zijketen van de Cordillera Blanca, moest leiden naar Chacas. Of ik het bergdorp ooit zou bereiken over deze weg, was tot het einde toe onzeker. Er was al jaren niets aan onderhoud gedaan. Elk moment kon ik een onoverbrugbare passage verwachten. De smalle, steile weg was nauwelijks begaanbaar. Ze was gedeeltelijk overgroeid en werd hier en daar door riviertjes als bedding gebruikt. De klim was bij tijd en wijle zó steil, dat ik de fiets nog maar net omhoog kon duwen. Na enkele uren van zware inspanning bereikte ik opgelucht de pas. De weg werd iets beter aan de overzijde en ik passeerde weer dorpjes. Aan het einde van de dag bereikte ik Chacas, de plaats waar een van de epische klims van Zuid-Amerika begint.

Op de weg van Yanamá naar Chacas

Het centrale plein in Chacas

Mijn hotelletje in Chacas

De klim naar de Punta Olimpica voert naar bijna vijfduizend meter hoogte. De Punta Olimpica was een nieuw hoogtepunt op mijn 'camino'. Kilometers lang slingerde de weg omhoog over een kale berghelling tussen twee grote gletsjers. Zowel links als rechts onder me lag een spletenrijke ijstong in de diepte. Er was als gevolg van de grote hoogte maar weinig zuurstof. De laatste kilometers voerden over een besneeuwde bergwand naar een smalle doorgang tussen de ijzige bergen. Het was bitter koud op de pas. De razende wind voelde als duizend kleine scheermesjes. Klappertandend begon ik aan de afdaling. Duizend meter onder me lag een hangend dal, welke via diverse series van haarspelden kon worden bereikt. Low van de hoogte en high van de adrenaline stortte ik me naar beneden.

Op weg van Chacas naar de Punta Olímpica

Op weg naar de Punta Olímpica

Op weg van Chacas naar de Punta Olímpica

Op weg van Chacas naar de Punta Olímpica

Op weg van Chacas naar de Punta Olímpica

In de verte de pas van de Punta Olímpica

Op de Punta Olímpica

Er lagen diverse verspreide sneeuwbuien tegen de bergen. Sneeuwvlokken joegen met grote horizontale snelheid voorbij. De zon was de grote afwezige. Tot overmaat van ramp werd ik met het nodige oponthoud geconfronteerd, waardoor ik nog veel verder afkoelde. Door grootschalige wegwerkzaamheden had ik te maken met talloze wachtbeurten. Ik moest al mijn diplomatieke vermogens aanwenden om er voor te zorgen dat ik zo snel mogelijk de vele passages met wegwerkzaamheden mocht passeren. En als het langs diplomatieke weg niet lukte, dan moest het maar op een minder mooie manier. Regelmatig zag ik mezelf zeuren, zeiken en zeveren bij de wegwerkers. Het was maar zeer de vraag of ze na de confrontatie met de klagende en jammerende Eenzame Fietser ooit nog andere fietsreizigers zouden toelaten op het traject. Ik bereikte na ruim veertig wachtbeurten uiteindelijk toch nog de bewoonde wereld. Het was donker toen ik het stadje Carhuaz binnen stuiterde en de bewoonde wereld bereikte.

Op de afdaling van de Punta Olímpica naar Carhuaz

De vruchtbare Huaylas-vallei en de bergen van de Cordillera Blanca

Zonsondergang in Huaraz

Via Huaraz klom ik naar een nieuwe pas over de Cordillera Blanca en daalde af naar Chavín de Huantar. Naast het dorp ligt een van de mooiste pre-incasites van Zuid-Amerika. In een herberg aan het gezellige dorpsplein dineerde ik met plaatselijke archeologen, die de nodige achtergrondinformatie verschaften over de archeologische erfenis van de regio. Ze vertelden honderduit over hun werkveld. Tot het moment dat de voetbalwedstrijd begon en de verrichtingen van het Peruviaanse elftal op de Copa América alle aandacht opeisten.

Landschap tussen Huaraz en Recuay

De puna en de cordillera tussen Recuay en Chavín de Huantar

De puna en de cordillera tussen Recuay en Chavín de Huantar

De puna en de cordillera tussen Recuay en Chavín de Huantar

De puna en de cordillera tussen Recuay en Chavín de Huantar

De puna en de cordillera tussen Recuay en Chavín de Huantar

Beeld in Chavín de Huantar

Hotel in Chavín de Huantar

Tussen de Puya Raimundii-planten op de weg naar de Pastoruri-pas De vierde en laatste klim over de Cordillera Blanca leidde door een open, panoramisch landschap. De steenweg voerde tussen de stugge gele grassen van de koude, hoge en droge puna omhoog. Langzaam naderde ik de besneeuwde bergtoppen. Ik passeerde een paarsrood meer aan de voet van de bergen. De weg voerde verder omhoog langs hellingen met Puya Raimundii, een plantensoort die maar op een paar plaatsen in Peru en Bolivia voorkomt en in alle opzichten afwijkend is van de overige vegetatie op onze Aarde. Een volwassen exemplaar is maar liefst twaalf meter hoog en bestaat uit een smalle, zwarte basis van twee meter hoogte met daarbovenop een bol van drie meter doorsnede met gigantische stekels, en daar weer boven een topstuk dat bestaat uit een tien meter lange stam, die recht omhoog wijst en mee wiegt met de wind. Volgens een bekende reisgids zouden de reuzenplanten slechts eens in de honderd jaar tot bloei komen en wel met zijn allen tegelijk. De parkwachter vertelde me echter dat de mysterieuze planten ieder jaar bloeien in de lente.

Op weg naar de Pastoruri-pas

Tussen de Puya Raimundii-planten

Op de weg naar de Pastoruri-pas

Op de weg naar de Pastoruri-pas

Op de Pastoruri-pas

Na de pas bleek de weg hoog te blijven en zelfs nog verder te klimmen om een zijketen van de Cordillera Blanca te overwinnen. Na enkele tientallen ruige kilometers op grote hoogte daalde de weg af naar de Abra Yanashalla. Daar voerde een geasfalteerde weg naar beneden, naar de bewoonde wereld in Huallanca. Ik had de sneeuw- en ijswereld van de Cordillera Blanca definitief achter me gelaten.

Op weg naar La Unión

Op weg naar La Unión

Op weg naar La Unión


Hoge toppen, diepe dalen

Een Peruviaans restaurant is een feest voor de zintuigen, maar het is geen chique feestje. Zeker op het platteland en in de provinciesteden gaan de mensen uit eten om snel en goedkoop de maag te vullen. Geen romantisch diner bij kaarslicht, maar schransen aan grote plastic tafels op plastic stoeltjes onder felle neonverlichting. Geen liflafjes op een designschotel, maar grote hompen vlees of een hele kip op een groot bord. In de restaurants heerste niet de fluistertoon van een deftig Frans restaurant, maar het geluidsniveau van de Peruviaanse straat. Doorgaans stond de televisie loeihard aan en was de conversatietoon luidruchtig. Ik hoefde nooit lang te wachten op de maaltijd. Meestal werd binnen een minuut het bestelde gerecht voor mijn neus geschoven. Het was wel zaak om het voorgerecht en het hoofdgerecht gescheiden te bestellen, om te voorkomen dat de soep en het hoofdgerecht tegelijk worden opgediend.

Verkoopsters van quinoa in Carhuaz

De Peruviaanse keuken was een van hoge toppen en diepe dalen. Een van de toppen was het armeluisvoedsel Quinoa. Overal op de straatjes en markten van de dorpen en steden van de hooglanden was een glas suikerwater met het supergraan verkrijgbaar. De energetische waarde van Quinoa is onovertroffen. Op twee glazen kon ik zeker zes uur fietsen. Een ander hoogtepunt was de Ceviche, een rauw visgerecht dat op smaak wordt gebracht met limoen en koriander. Sommige culinaire bijzonderheden bleken tijdloos. Zo was de cavia nog altijd een razend populaire lekkernij en ook lama- en alpacasteaks stonden geregeld op de menukaart. Een zeer merkwaardige culinaire traditie betrof de zogenaamde Pachamanca. De serveerster diende trots een enorme schotel op met louter zwarte ingrediënten. Ongeschilde aardappelen, zwarte darmen en verder louter amorfe, onherkenbare bestanddelen. Een krachtige cocktail van aroma's vulde de atmosfeer. Van het ene op het andere moment bevond ik me in een noodsituatie. Met moeite kon ik acute braakneigingen onderdrukken. Wanhopig snakte ik naar schone lucht. Ik moest hier weg. Zo snel mogelijk. Ik speelde de domme toerist en gaf mijn schotel aan een bedelaar. Terwijl de serveerster ruzie maakte met de bedelaar, zag ik mijn kans schoon. Ik legde wat geld op tafel en koos het hazenpad.

Op weg naar La Unión

Op weg naar La Unión Vanaf Huallanca bevond ik me op een traject dat ik ook op mijn korte reis in 2003 had aangedaan. De vijftig kilometer lange afdaling van de Corona del Inca of Kroon van de Inca herinnerde ik me nog goed. Het was destijds een waar hondeninferno, het ergste dat ik toen had meegemaakt. Ik had dan ook de nodige schrik, nu ik de pas acht jaar later opnieuw naderde. Bovendien had enkele weken geleden nog een hond in mijn enkel gebeten. Ook de klim naar Chavín de Huantar van enkele dagen geleden lag nog vers in mijn geheugen. Ik werd omsingeld door zes honden van een meter hoogte, die serieuze aanvalspogingen deden. Steeds verder kwam ik in het nauw, totdat een automobilist zijn auto behendig tussen de honden en mij in manoeuvreerde en me zodoende kans gaf te ontsnappen.

Met de zakken van mijn fietsshirt gevuld met vuistgrote stenen en met de hondenbieper in de hand fietste ik op de pas af, klaar voor de confrontatie. De honden wisten blijkbaar van mijn vorige bezoek nog dat er wel eens eenzame fietsers de pas oversteken. Al voordat ik de pas bereikte, kwamen ze op me af. Blaffend, jankend, grommend, de tanden ontbloot en met waanzin in de ogen. Maar het echte vuur leek er niet meer te zijn. Vaak was het tonen van een steen al voldoende om ze te doen afdruipen. Al met al vond ik dat de honden een wat tamme indruk maakten. Veel geschreeuw, weinig wol.

Landschap tussen La Unión en Hánuco

Landschap op de afdaling van de Corona del Inca naar Huánuco

Het was duidelijk dat de relatie tussen de honden van Zuid-Amerika en de Eenzame Fietser nog steeds voor verbetering vatbaar was. Gelukkig had ik ook vrienden op de weg. Vrachtwagenchauffeurs toeterden vriendschappelijk naar me. Vaak stak er daarbij een hand met een opgestoken duim uit het raam. Wegwerkers boden vaak een maaltijd aan en altijd waren ze nieuwsgierig naar mijn verhaal. Ze werkten hard en met plezier. De wegen lagen doorgaans goed, met bochten die mooi gelijkmatig door het landschap voerden. Als je als fietser in een bocht hing, kon je doorgaans zonder bijsturen de bocht weer uit vliegen. De staat van de weg was soms wel een heel ander verhaal. Veel wegen waren nog altijd onverhard. Vaak trokken beleidsmakers onvoldoende geld uit om het werk echt goed aan te pakken. Dan had een politicus beloofd dat een weg geasfalteerd zou worden en ten langen leste kwam er een laagje asfalt van een centimeter over de bestaande onverharde weg. De eerste de beste vol beladen vrachtwagen die met snelheid door een bocht scheurde, kon er al voor zorgen dat het asfalt werd afgebladderd.

Wegwerkers in het noorden van Peru, nabij Huamachuco

In 2003 was het voor buitenlanders nog niet mogelijk om te pinnen of anderszins aan geld te komen in de provinciestad Huánuco. Dat dwong me toentertijd om mijn route aan te passen en zo vlug mogelijk naar het driehonderd kilometer verderop gelegen Lima te fietsen, de hoofdstad van Peru aan de overzijde van de Andes. Maar er was veel veranderd in de tussentijd. De stad maakte nu een plezierige, welvarende indruk en het was inmiddels ondenkbaar dat het aan welke faciliteiten dan ook zou ontbreken. Ook andere steden en dorpen waren de laatste acht jaar in welvaart vooruit gegaan. Dat bleek onder meer uit het hotelaanbod.

Landschap bij Kotosh

Over de hele linie waren er meer en betere voorzieningen. Waar de keuze bij mijn vorige bezoek nog beperkt was tot hotelletjes die weinig meer waren dan een leegstaande kamer in een woonhuis, daar was het aanbod nu aanmerkelijk diverser en werden er betere faciliteiten geleverd. Bij mijn verblijf in 2003 kwam het lakengoed in meer dan de helft van de gevallen nog niet succesvol door de geur- of visuele inspectie. Ik plaatste mijn matje dan bovenop het bed en sliep in mijn slaapzak. Anno 2011 kon ik daarentegen risicoloos onder het beschikbare beddengoed kruipen. Gelukkig was de charme van de imperfectie nog niet helemaal verdwenen. Op het tweede gezicht was er altijd wel een kapotte lamp, een vieze handdoek of een wc die niet doortrok.

Hotel in Chavín de Huantar

Personeel van het hostal in Tarma

De Peruvianen waren in de ban van de Copa América, het voetbaltoernooi tussen de landen van het Amerikaanse continent. Peru wist tegen alle verwachtingen in door te dringen tot de halve finale na een klinkende overwinning op Colombia. Het was een enorme opsteker voor het landelijke zelfvertrouwen en het mannelijke deel van de bevolking was buiten zinnen van geluk. Nu Argentinië en Brazilië waren uitgeschakeld, mochten de outsiders Peru, Venezuela, Uruguay en Paraguay de prijzen verdelen. Peru trad in de halve finale aan tegen Uruguay.
Santa Rosa de Ocopa "Een moeilijke tegenstander," volgens de mannen met wie ik aan tafel zat, "maar niets is onmogelijk voor dit Peru".
Ik hield mijn hart vast voor de Peruvianen. Mijn bange vermoedens werden bevestigd. Met open ogen liepen ze in de geslepen messen van de Uruguayanen. Waar Uruguay vroeger vooral bekend stond om harde en gemene overtredingen, daar was het tegenwoordige elftal veel geraffineerder en liet de overtredingen gaarne over aan de tegenpartij. Met uitgelokte overtredingen en goed getimede fopduiken wisten de Uruguayanen de argeloze Peruvianen de nodige gele kaarten aan te smeren. Een laatste fopduik van Suarez - er was niet eens fysiek contact - was overtuigend genoeg voor de scheidsrechter om de sympathieke Peruviaanse captain en sterspeler een rode kaart te geven. Terwijl de Uruguayaanse spits voor de vorm een blessurebehandeling onderging, haalde de Peruviaanse captain op keurige wijze, maar vergeefs, verhaal bij de scheidsrechter. Ook met tien man bleven de Peruvianen aanvallen. Twee perfect uitgevoerde, snelle counters van de Uruguayanen maakten een einde aan de Peruviaanse droom. Twee doelpunten van Suarez brachten de eindstand op 2-0. Peru was in rouw en Zuid-Amerika maakte zich op voor misschien wel de saaiste finale ooit: Uruguay tegen Paraguay.

Hánuco

Huánuco afficheerde zich als de stad met het beste klimaat van de wereld. Overdag was het dertig graden met een verkoelende wind. In de nacht was het zeventien graden. Warm genoeg voor de mooie jongedames om in luchtige kleding te flaneren over de drukke straten van het kleine centrum en koel genoeg voor een Nederlandse fietser om zonder zweten in slaap te vallen. Een stad als Quito vond ook van zichzelf dat het een ideaal klimaat heeft, maar de drie dagen dat ik er vertoefde, waren alle bewolkt en miezerig met dag- en nachttemperaturen van twaalf tot dertien graden. Een stad die al helemaal niet in aanmerking komt voor het beste klimaat van de wereld is Cerro de Pasco, slechts honderd kilometer van Huánuco verwijderd op een hoogte van maar liefst 4.350 meter. Om daar te komen moest ik 2.500 hoogtemeters klimmen, gevolgd door een afdaling voor de vorm van vijftig hoogtemeters. Het was bitter koud in de hoge mijnstad. De bevolking ging zowel binnen als buiten de hele dag door gekleed in dikke truien, dikke jassen, sjaals, wanten en mutsen. Nadat de zon onder ging, daalde de kou pas echt neer over de mijnstad. Bij het uitademen kwamen witte ijswolken vrij, niet alleen buiten maar ook binnen. Ik betrok een driesterrenhotel in de hoop dat de relatief hoge prijs van vijf dollar zich zou uitbetalen in een behaaglijk warme nacht. Ik kwam van een koude kermis thuis. Het hotel had geen stromend water, laat staan een warme douche. Ik vroeg me wanhopig af wie hier de sterren uitdeelt. Ik moest douchen met emmers ijskoud water. Ik had de keuze. Een van de opties was om beetje bij beetje mijn lichaam te besprenkelen met enkele druppels. Ik ben nogal een koukleum en ik voorzag dat een dergelijke werkwijze erg lang zou gaan duren, dat ik het al die tijd koud zou hebben en dat ik aan het einde van het liedje nauwelijks schoner zou zijn. Ik koos voor het alternatief: de kamikaze-optie. Ik zeepte me in, zette me schrap en goot in een keer de hele emmer ijswater over me heen. Lichaam en ziel werden gekatapulteerd in een fysieke en psychische hellevaart naar territoria die ik nooit eerder had betreden en waarvan ik hoop dat ik ze nooit in mijn leven opnieuw zal betreden. Maar ik was wel schoon.

Cerro de Pasco, de hoogste stad van de Wereld??

De honden hadden vrij spel op de straten van Cerro de Pasco. Het was te koud voor sociale controle van de handvol mensen die buiten waren. Misschien ook was de plaatselijke bevolking domweg niet in staat om de dieren in de hand te houden. De honden hadden zich georganiseerd in straatbendes, die de stad afschuimden en soms aanvallen pleegden op toevallige passanten of op andere honden. Ik was getuige hoe een groep van tien tot twaalf exemplaren een eenzame hond aanviel en letterlijk aan stukken scheurde. Het gejank van de belaagde mocht niet baten. De bende kende geen genade.

Hooggebergtelandschap tussen Cerro de Pasco en Junín

Vicuña's bij Junín

Punalandschap op de afdaling naar Tarma

Gauw verliet ik de hoogste stad van de wereld. Ik stak een kleine hoogvlakte over en daalde af naar het stadje Tarma. De "Parel van de Andes" ligt voor de helft in een groene vallei en voor de helft steil tegen de achterliggende bergen. Het centrale plein en de kleine straatjes zijn gezellig en daarnaast is er een levendige markt. En dan zijn er de bloemen. Tarma wordt daarom ook wel de bloemenstad genoemd. Nu moeten we niet denken aan een soort Hillegom van de Andes, maar door de mooie ligging en de fijne sfeer was Tarma een plezierige stad, zeker in vergelijking met het grimmige Cerro de Pasco.

Tarma

Tarma: de Parel van de Andes

Tarma

De meeste mensen denken bij Peruviaanse muziek aan panfluiten, maar in de berglanden van Centraal Peru is de ensemblemuziek van de Orquestas Típicas de dominante muzikale stijl. De muziek is moeilijk toegankelijk voor westerse oren door de tegenritmes en tegenmelodieën. De orkesten bestaan uit violen en blaasinstrumenten, aangevuld met een harp of een charango, een Andesversie van de mandoline.
Twee vrouwen, Centraal Peru

Landschap tussen Tarma en Jauja

De Huaynos is de meest populaire dans die door de orkesten gespeeld wordt. De staccato ritmes zijn niet vloeiend of sensueel, maar vibreren van de energie en lenen zich goed om op te dansen. Als er een goede band speelt, danst jong en oud met passie en vuur. In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw heeft Picaflor de los Andes de traditionele dansmuziek verrijkt met zijn eigen stem. Dramatische teksten over falende liefde en troosteloze eenzaamheid worden met kamikazevocalen ingezongen tegen de achtergrond van aanzwellende en wegebbende erupties van het orkest. In "Un pasejero en tu camino" zingt Picaflor de los Andes dat hij op de weg van de liefde slechts een passant is zonder bestemming. De liefde wordt teruggebracht tot een tijdelijke illusie, een kortstondig ontvluchten aan het zware leven. In "Aguas del Rio Rímac" is de liefde nog wreder en eindigt in suïcide door in de kolkende rivier de Rímac te springen. De belangrijkste vrouwelijke vocaliste van de Orquestas Típicas, Flor Pucariña, is evenmin een lachebekje. In "Para qué quiero la vida?" vraagt ze zich af waarom ze nog door zou leven, als dat leven uit zo veel lijden bestaat.

Landschap tussen Tarma en Jauja

Het rurale landschap van Centraal Peru

Het rurale landschap van Centraal Peru

Het rurale landschap van Centraal Peru

De centrale hooglanden van Peru waren als gevolg van het bergachtige terrein en de soms gebrekkige infrastructuur moeilijk toegankelijk. Meestal was ik in de bergen, maar nooit was ik ver van de woestijn en tegelijkertijd was ik nooit ver van de regenwouden. Toeristen schitterden in afwezigheid. Ik koerste via Huancayo en het klooster van Santa Rosa de Ocopa in de richting van de koloniale stad Huancavelica.

Landschap op de afdaling naar Jauja

Landschap bij Izcuchaca

Landschap tussen Izcuchaca en Huancavelica

Het rurale landschap van Centraal Peru

Lama op de weg naar Huancavelica

Hoog in de bergen kwam ik een processie tegen. De dames droegen traditionele kostuums met glimmende rokken en olijke bolhoedjes. De mannen waren in hun gewone kloffie en hadden bekertjes met lokale likeur in de hand. Enkele heren stoven op me af en boden me aan om met de vrouwen te dansen, een aanbod dat ik niet kon afslaan. Ik werd onderdeel van de processie. Terwijl ik om beurten met de dames danste, duwde een van de mannen moeizaam mijn fiets omhoog. De volgende dag zou ik nog veel meer processies tegenkomen, waar me eenzelfde gastvrije ontvangst te beurt viel.

Processie in de hooglanden van Centraal Peru

Processie in de hooglanden van Centraal Peru

Huancavelica heeft een van de mooiste pleinen van Peru en daarnaast bezit de stad een statige kathedraal en tal van andere mooie kerken. De Franciscuskerk springt in het oog met muren in helwit met karmijnrood. De stad ligt maar net onder de boomgrens en is in heel Peru berucht vanwege de bittere kou.

Huancavelica

Huancavelica

Huancavelica

Huancavelica Ik begon fris en uitgeslapen aan de klim naar nog veel koudere en hogere gebieden. Ik ging op weg naar de Abra Chonta, een pas van 4.860 meter hoogte. De grindweg voerde door een breed dal omhoog en al gauw bevond ik me boven de boomgrens. De vegetatie was eenzijdig van karakter. Ik was volledig omringd door de hoge, gele, vettige grassoorten van de puna. Vlak na zonsopkomst en vlak voor zonsondergang heeft de puna een gouden glans en is ze op haar mooist. Ik was vroeg weg en door een gouden landschap klom ik richting de pas. Hoe hoger ik kwam, des te verder lagen de bergruggen van elkaar verwijderd en des te panoramischer werd het landschap. Ik kreeg een voorproefje van de Altiplano in Zuid Peru, waar de bergruggen nog veel verder van elkaar verwijderd liggen.

Landschap bij Huancavelica

Op de klim naar de Abra Chonta

Op de klim naar de Abra Chonta

Op de klim naar de Abra Chonta

De bergen waren kaal en rotsachtig. Een van de bergruggen was heloranje met grijs, een andere bergrug bezat karmijnrode tinten. In de brede dalen groeiden de gele grassen van de puna. Duizenden lama's en alpaca's graasden op de immense vlaktes. Af en toe sprintte een vizcacha voorbij, de grote, dikke, Zuid-Amerikaanse variant van onze marmot. Als een klap op de vuurpijl passeerde een condor. Dat was nog weer even wat anders dan die vrolijk gekleurde vogeltjes van de regenwouden. Terwijl de papegaaien, kolibries of parkietjes vrolijk verder kwetterden in de tropische bossen, zweefde de condor op de golven van de thermiek over het kale, barre landschap op zoek naar een lekkere vizcacha. Ieder zijn smaak zullen we maar zeggen. Met een geconcentreerde blik in de ogen werd het landschap opgenomen. Een kort moment scheerde de roofvogel pal boven me langs. Al snel was de roofvogel weer uitgekeken op de Eenzame Fietser en hij was net zo snel verdwenen als hij was gekomen.

Op de klim naar de Abra Chonta

Op de klim naar de Abra Chonta

Op de klim naar de Abra Chonta

Op de klim naar de Abra Chonta

Na zes uur klimmen bereikte ik de pas. Een zijweggetje leidde vanaf de Abra Chonta naar een nog hogere pas. De Abra Huayraccasa is de hoogste pas van Peru. Nu ik er toch was, fietste ik nog even door en ik bereikte de volgende pas. Volgens het bord en alle beschikbare kaartmateriaal zou de pas 5.059 meter hoog zijn. Mijn GPS kwam echter niet verder dan 4.980 meter. Met de eerste nepvijfduizender van Zuid-Amerika in de zak daalde ik weer af, terug naar de Abra Chonta en vanaf daar verder naar een uitgestrekt golvend terrein met grote meren.

De Abra Huayraccasa op ruim 5.000 (??) meter hoogte

Op de Abra Huayraccasa op ruim 5.000 (??) meter hoogte

Op de afdaling van de Abra Huayraccasa naar de Abra Chonta

Hoogvlaktelandschap bij Santa Inés

Hoogvlaktelandschap bij Santa Inés

Ik overnachtte in het plaatsje Santa Inés, op maar liefst 4.650 meter hoogte. In de nederzetting woonden enkele volwassenen en heel veel kinderen. Ondanks het grimmige klimaat en de armoedige leefomstandigheden waren de bewoners gastvrij en hartelijk. Totdat de zon onderging en de bittere kou neerdaalde over de vlakte. De massieve vrieskou dreef alles en iedereen en zeker ook mezelf naar binnen. In de afwezigheid van centrale verwarming was het bed verreweg de minst koude plaats om te vertoeven. De dorpelingen brachten het grootste deel van hun leven dan ook in bed door. Wellicht ook dat dit een verklaring vormt voor de zware oververtegenwoordiging van jonge kinderen in de nederzetting. Ook ik kroop gauw onder de lakens, overigens zonder een nieuwe bijdrage te leveren aan de scheve bevolkingsopbouw van Santa Inés.

Downtown Santa Inés

Meisje in Santa Inés Meisje in Santa Inés

Kinderen in Santa Inés

Als een balletje opgerold en onder een loodzware vracht van dekens trotseerde en overleefde ik de ijskoude nacht. Vroeg in de morgen stond ik op. Weg wezen hier, was het devies. Ik trok alle kleren aan die ik kon vinden en ik was tonnetje rond met vier tot vijf lagen thermo, fleece, goretex en alpacawol. Warm had ik het nog steeds niet en tanden poetsen lukte ook al niet. Een dikke ijspegel verbond de kraan met de wasbak. De kraan was stijf vastgevroren en er was geen beweging in te krijgen. De lama's langs de weg zouden vandaag genoegen moeten nemen met een Eenzame Fietser zonder gebruikelijke frisse adem.

Hoogvlaktelandschap bij Santa Inés

Hoogvlaktelandschap bij Santa Inés

Lama's bij Santa Inés

Landschap op de weg naar Ayacucho

Landschap bij Ayacucho


Het Feest van de Stier

Ayacucho Ayacucho was in de jaren negentig de uitvalsbasis van het Lichtend Pad, een organisatie die ultralinkse denkbeelden had, dik in de drugshandel zat en geweld niet schuwde. De leiders zitten inmiddels al lange tijd in de gevangenis. Ayacucho bleek vijftien jaar na deze roerige episode een plezierige koloniale stad. Hier laadde ik me op voor een klassieker onder de fietsroutes, de weg van Ayacucho naar Cusco, de oude Incahoofdstad in Zuidelijk Peru.

Het gebied tussen Ayacucho en Cusco is terrein van de Cordillera, van de bergen. De weg naar Cusco voert over vijf passen met gemiddeld tweeduizend meter hoogteverschil. De route leidt door de Cordillera, maar is nooit ver weg van de Selva, van de tropische bossen. Tussen de bergketens liggen de diepe dalen. Meer dan de hoge bergen zijn deze diepe dalen karakteristiek voor Centraal Peru. De rivieren stromen in roekeloze vaart van het hooggebergte naar het oosten om samen te komen in de Amazone. Het gebied is moeilijk toegankelijk en de afstanden tussen steden of dorpen met faciliteiten zijn soms groot. Twee steden liggen er op het traject, Andahuaylas en Abancay. Voor de rest zijn er alleen maar gehuchten en dorpen.

Landschap tussen Ayacucho en Ocros

Landschap tussen Ayacucho en Ocros

De regio was vrij van toeristen. Bewoners zwaaiden naar de gringo die langs fietste. De dorpelingen bleken buitengewoon belangstellend naar het hoe en waarom van mijn reis. Daarnaast waren ze geïnteresseerd in mijn fiets en met name in de waarde die mijn fiets representeerde. En hiermee had mijn nieuwe fiets eindelijk een naam gekregen: Gringo Starr, naar de drummer van de Beatles die ook altijd hondstrouw en zonder zeuren zijn werk deed.

Ocros De eerste nacht op de route naar Cusco sliep ik in het bergdorpje Ocros. Hier ontmoette ik Moshe, een Nieuw-Zeelandse collega-fietser met de uitstraling van een hippie en met een bos dreadlocks waar Bob Marley jaloers op zou zijn. Hij legde het traject in tegengestelde richting af. Moshe zag er nogal stoffig uit. Zijn huid was wit uitgeslagen van het vochttekort en zijn dreadlocks waren grijs van het vele stof dat zich in de dreads had verzameld. Ik kon niet opmaken welke haarkleur de oudere jongere normaliter zou hebben. Mijn fietscollega bleek buitengewoon hulpvaardig. Ik kon mijn weg vervolgen met tal van nuttige tips over de route en gewapend met accurate hoogteprofielen.

Muskietennachtmerrie Het traject van Ayacucho naar Cusco was overzichtelijk. Vijf lange beklimmingen, vijf lange afdalingen. Vele uren klimmen waren nodig om boven op de pas te komen, vele uren waren nodig om aan de andere kant van de pas weer af te dalen. Beneden lag er dan een brug over een rivier en kon er opnieuw geklommen worden. Na de eerste afdaling wachtte een kleine verrassing. Een hele kleine verrassing wel te verstaan. De muggetjes waren individueel niet zichtbaar, maar slechts collectief waarneembaar als een zwarte waas die om me heen hing. De zwarte waas bleek niet alleen passief om me heen te hangen, maar er was ook sprake van de nodige activiteit, zo getuigden mijn armen en benen in de avond. Deze waren getransformeerd tot een woest maanlandschap van rode kraters. Ik zag eruit als een heroïneverslaafde die volledig door het lint was gegaan. Op mijn linkerarm telde ik zeventig rode kraters. Tellingen op mijn linkerbeen, rechterbeen en rechterarm zouden tot vergelijkbare resultaten hebben geleid.

Landschap tussen Ocros en Chincheros

Processie in Anta Het bergdorp Chincheros was in de ban van het feest van de stier. De bewoners van het dorp en de omringende vallei hadden zich verzameld op een heuvel met uitzicht op een geïmproviseerde arena. De plaatselijke blaaskapel blies met volle kracht de lokale dansmuziek, de huaynos, uit de schuivers en toeters. Visueel spektakel moest verzorgd worden door stierengevechten, het was per slot van rekening het feest van de stier. Een wervelende show dreigden de stierengevechten nooit te worden. De toreadores konden wapperen met rode doeken dat ze wilden, de stieren hadden meer zin in een dutje. Na een uurtje vergeefs duwen en trekken was er nog altijd geen beweging in de dieren gekomen en was de show afgelopen. Gelukkig werden de hoofdrolspelers van de festiviteiten in leven gehouden. De stieren representeerden te veel waarde om zo maar af te slachten voor een feestje. Tijdens de "stierengevechten" raakte ik aan de praat met een Frans- Argentijns gezelschap van clowns dat Zuid-Amerika afreisde voor optredens tijdens feesten en partijen zoals het feest van de stier. Ik beloofde om te komen kijken. Ze zouden om zes uur 's avonds optreden op het centrale plein. Sowieso verplaatste het feestgedruis zich rond die tijd naar het plein en het was aan de clowns om de hier en daar verzamelde mensen te verleiden om naar het optreden te komen kijken. Dat was nog geen gemakkelijke klus, waar ze wonderwel toch in slaagden. Het gezelschap leek zo te zijn weggelopen uit een film van Fellini. De twee jongemannen en drie jongedames leefden van de wind en hadden niets dan een paar eenvoudige kostuums, een harmonica, een trompet en een kinderdrumstelletje en daarnaast een paar kegels en enkele brandende toortsen. Alle vijf leden van het gezelschap konden clown spelen, beheersten een of meer acrobatische kunstjes en bespeelden een muziekinstrument. Zodoende hadden ze genoeg in huis om anderhalf uur lang een menigte te boeien. Hoogtepunt van de show was de act met de kegels.
"Muy peligroso," riepen ze: "heel erg gevaarlijk."
"El hombre Holandés, por favor," riep een van de mannen van het gezelschap, "wil de Nederlandse meneer alsjeblieft het podium op komen?"
Stierengevechten in Chincheros Vrouw van de hooglanden Ik keek even om of er misschien nog meer Nederlandse meneren waren, maar ik was naast het clownsgezelschap de enige gringo. "Heb ik weer...", dacht ik. Ik baande een weg door de menigte naar het podium. Tijdens de stierengevechten had ik met het halve dorp een praatje gemaakt en het publiek vond het een prima idee van de clowns om mij naar voren te roepen. Een golf van enthousiasme en opwinding kwam los uit de menigte. De camera's op de mobieltjes werden massaal aangezet. Laat maar komen! Een van de clowns bietste een sigaret uit het publiek, welke ik vervolgens in mijn mond kreeg gedouwd. De beide heren van het gezelschap gingen aan weerszijden van me staan, elk tien meter van me verwijderd, gewapend met kegels, die behoorlijk groot bleken te zijn als je vermoedt dat ze daarmee de sigaret uit je mond willen gooien.
Portet van een vrouw "Muy peligroso...", herhaalden ze ten overvloede. "Hééééél erg gevaarlijk..." Tot groot vermaak van het publiek trok ik enige clowneske blikken, wat me gemakkelijk af bleek te gaan. Tromgeroffel op het kinderdrumstelletje en het spektakel kon beginnen. En inderdaad werden de kegels geworpen. Precies tegelijkertijd vlogen ze langs, de ene vlak voor mijn hoofd langs, de andere vlak achterlangs. En opnieuw. En nogmaals. Uit mijn ooghoeken zag ik hoe de kegels telkens precies tegelijkertijd mijn hoofd rakelings passeerden. En net als bij de andere acts al bleek, ze waren goed. De kegelwerpers raakten mijn hoofd niet een keer en regelmatig mikten ze tegen de sigaret in mijn mond. De sigaret was spijtig genoeg een plakker en bleef zodoende tot het einde van de act aan mijn lippen bungelen. Jammer voor de clowns, want het publiek kon vermoedelijk niet zien, dat ze regelmatig raak gooiden.

Man in Limatambo Na de wervelende show van de clowns was het weer de beurt aan de plaatselijke blaaskapel. Er kon gedanst worden. Een leuke vrouw van een jaar of dertig vroeg me ten dans en met haar swingde ik op de traditionele huaynosmuziek. Dansen op de huaynos is gelukkig niet zo moeilijk als dansen op de salsa of de tango, dus ik kon het met mijn Nederlandse poldermotoriek ook. Je houdt elkaar vast met de handen, doet op de maat van de muziek synchroon met je danspartner een paar huppelende pasjes naar links of naar rechts, draait als het zo uitkomt samen de ene of de andere kant op en af en toe geef je je dame een zwiep, zodat ze om haar as tolt. Ik had het reuze naar mijn zin en mijn dame vroeg me om verder te dansen op het terrein waar het nachtfeest zou worden gehouden. Haar broer en haar vriendengroep zouden ook mee gaan. Tijdens de clownsact en het korte dansfeest op het centrale plein hadden de meeste mannen stevig doorgedronken. Ook in de vriendengroep ging de nodige drank rond. De organisatie verliep dan ook niet zo vloeiend. Het duurde uren voordat de groep zich had verplaatst van het centrale plein naar het feestterrein een halve kilometer verderop. In die uren werd nog veel meer gedronken. Behalve mijn danspartner, haar broer en ik bevond iedereen zich in een staat variërend tussen verregaande dronkenschap en ernstige delirium. Bij de entree bleek niemand geld te hebben en het werd matten. Een van de ladderzatte vrienden begon op een andere straalbezopen vriend in te timmeren. Deze liet gewoon maar op zich in hakken. Het slachtoffer had een oogje op mijn danspartner en wilde uit wraak weer met mij gaan vechten. Mijn danspartner sprong tussenbeide. De sfeer ging helemaal mis en ik voelde een romantische avond door mijn vingers glippen. Het was intussen al twaalf uur en ik besloot maar af te druipen naar mijn hotel. Ondanks de 24-uurs service bleek de poort gesloten. Na een kwartiertje roepen en bellen opende de slaapdronken patrones toch nog de poort. Ik sliep in tegen de achtergrond van de nachtelijke geluiden van de blaasmuziek en het gelal en gestamel van rondstruinende dronken mannen.

Landschap in de cordillera

Berglandschap tussen Andahuaylas en Abancay

Zonsopkomst in het berglandschap tussen Andahuaylas en Abancay

Zonsopkomst in het berglandschap tussen Andahuaylas en Abancay

De dag na het gedenkwaardige feestje werd er gewoon weer gefietst. Ik trok verder omhoog over de lange zandweg. De passerende auto's lieten me regelmatig achter in een wolk van stof. Ik ben niet het type fietser dat veel aan fietsonderhoud doet. Zo lang alles het doet, ben ik tevreden. Op de onverharde route naar Cusco was ik desalniettemin frequent met een tandenborstel in de weer om de ketting en kransjes te ontdoen van de dikke lagen stof. Ook ik zelf had te lijden onder de omstandigheden. Mijn huid was inmiddels al bijna net zo uitgedroogd als dat van de Nieuw-Zeelandse fietser Moshe enkele dagen geleden en ik had diepe kloven in mijn duimen die hinderlijk veel pijn deden. Tenslotte leed ik nog altijd onder de ruim driehonderd muggenbulten, die een gekmakende jeuk veroorzaakten. Het was onmogelijk om van de bulten af te blijven, maar tegelijkertijd kon ik ook geen driehonderd muggenbulten tegelijk krabben.

Karin met boerin

Paisanos van de hooglanden

Marten en Karin

Even nadat ik wegfietste uit Andahuaylas, haalde ik twee fietsreizigers in. Het bleken Marten en Karin te zijn, twee landgenoten die al twee en een half jaar op de fiets zaten. Ze waren vertrokken uit Alaska. Met zijn drietjes fietsten we naar de pas. We vonden een prachtige kampeerplek met uitzichten over een diepe kloof naar een bergketen met besneeuwde, zesduizend meter hoge bergen.

Zonsondergang over de bergen tussen Andahuaylas en Abancay

Lemen huizen op de afdaling naar Abancay

De volgende dag reden we nog enkele uren samen op. Omdat ik door mijn voedselvoorraden heen was, nam ik in de loop van de dag afscheid om zo snel mogelijk naar de bewoonde wereld te fietsen. We zouden elkaar nog wel weer een keer tegenkomen. Ik stuiterde in de namiddag nog bijna twee en een half duizend meter over de grindweg naar beneden. Daar bereikte ik de geasfalteerde route tussen Lima en Cusco en klom ik naar het grauwe stadje Abancay. In de twee opvolgende dagen fietste ik over comfortabel asfalt de twee resterende passen over en bereikte Cusco, de oude Incahoofdstad.

Regen tussen Abancay en Limatambo

Kloofdal bij Limatambo

Processie in Anta

Landschap tussen Anta en Cusco


De Heilige Vallei

Cusco betekent "Navel van de Wereld". Het was het centrum van het Incarijk. Het kostte de Inca’s elf generaties leiders om uit te groeien tot het grootste rijk dat het Amerikaanse continent ooit heeft gekend. Toen de Spanjaarden voor het eerst voet zetten op het grondgebied van de Inca's, was het rijk op het toppunt van zijn macht en strekte zich uit van Colombia tot het noorden van Chili.

Plaza de Armas in Cusco

Cusco Cusco

Cusco De Europeanen droegen ziektes met zich mee zoals de griep, ziektes waar de Inca's en andere Indianenstammen geen weerstand tegen hadden. Ook de Incaleider Huayna Capac overleed aan een dergelijke epidemie. De elfde Incaleider had twee zonen: Huascar en Atahualpa. Beide zonen dongen om de macht, wat het Incarijk tot op het bot verdeelde. De machtsstrijd mondde uit in een zware burgeroorlog. Deze werd uiteindelijk door Atahualpa gewonnen. Toen de Spanjaarden onder leiding van Pizarro expedities uitvoerden in Zuid- Amerika, troffen ze een rijk dat ernstig aan krachten had ingeboet door de lange tweestrijd. Nadat de Spanjaarden de Incaleider Atahualpa gevangen namen in 1532, was het Incarijk zonder effectief bestuur. Het duurde enige tijd voordat er weer enige dagelijkse leiding onder de Inca's was georganiseerd, maar op dat moment hadden de Conquistadores reeds versterkingen uit Spanje gekregen. In 1536 belegerden de Inca's onder leiding van Manco Inca de stad Cusco en bijna slaagden ze er in om hun hoofdstad te heroveren. De laatste grote opstand tegen de Spaanse overheersing vond plaats in 1572 onder leiding van Tupac Amarú. Ook deze opstand werd neergeslagen en Tupac Amarú werd gevierendeeld.

Cusco Cusco

Cusco Cusco

De Incaruïnes van Sacsayhuamán Ten tijde van de Inca's had Cusco een groot centraal plein. De Spanjaarden behielden de locatie van het plein en zodoende bestaat het plein nog steeds. Het plein is wel wat kleiner en wordt nu geflankeerd door de kathedraal en de Franciscuskerk. De Spanjaarden vernietigden de huizen van de Inca's, maar de bouwstenen waren dermate groot, dat het teveel moeite kostte om de huizen tot de laatste steen af te breken. In de smalle straatjes van Cusco is dan ook te zien dat de onderste twee tot drie meter van de huizen uit grote, donkergrijze stenen van de oude Incagebouwen bestaat met daarboven de wit gepleisterde muren in koloniale stijl. In gedachten verzonken over de wrede geschiedenis slenterde ik over de Plaza de Armas. Op het plein waren tientallen verkopers van poncho's, sjaals en goedkope prullaria actief. Ik was geen gringo meer maar een amigo en er werden me tal van diensten aangeboden, van het poetsen van mijn sportschoenen tot massages in de meest uiteenlopende technieken.

De Incaruïnes van Sacsayhuamán

De Incaruïnes van Sacsayhuamán

Kinderen kleden zich in quasi-traditionele gewaden voor toeristen

Verkopers van parafernalia op de weg van Cusco naar de Valle Sagrado Vanuit Cusco fietste ik naar de nabij gelegen Valle Sagrado, de heilige vallei van de Inca's. Wereldberoemd is het Machu Picchu. Het tempelcomplex is spectaculair gelegen op een rotspunt ver boven de kronkelende Urubamba, in de smaragdgroene nevelwouden van de overgangszone van de Cordillera naar de Selva. Machu Picchu is te bereiken via een van de meest bekende trekkings van onze planeet, de Inca Trail. In vier dagen kun je over het hooggebergte en door dichte nevelwouden en langs vele oude Incaruïnes naar het oude tempelcomplex lopen. Er zijn nog veel meer interessante sites van de Inca's. Ik fietste naar de steile Incaterrassen van Pisac en naar het Incastadje Ollantaytambo.

Chinchero

Landschap tussen Chinchero en de Valle Sagrado

Landschap tussen Chinchero en de Valle Sagrado

Landschap tussen Chinchero en de Valle Sagrado

Landschap tussen Chinchero en de Valle Sagrado

Naast culturele waren er ook landschappelijke hoogtepunten. Vanuit Ollantaytambo beklom ik zonder bepakking de Abra Málaga, de Stelvio van Zuid-Amerika. De weg voert, net als de bekendste klim van Italië, met tientallen slingers tussen verticale rotswanden omhoog. Ook deze weg leidt naar een hoogalpien landschap, gedomineerd door de besneeuwde wand van de Nevado Veronika. Met mijn hoofd in hogere regionen daalde ik weer af naar Ollantaytambo, waar ik geld wilde pinnen voor het komende traject, de weinig begane doorsteek naar Arequipa.

Op de klim naar de Abra Málaga

Op de klim naar de Abra Málaga

Haarspelden op de klim naar de Abra Málaga Op de klim naar de Abra Málaga

Op de klim naar de Abra Málaga

Op de Abra Málaga

Bij de automaat op het pleintje van Ollantaytambo ging het mis. Ik stak de kaart in de automaat, toetste de pincode in en nam de kaart terug. Er kwam geen geld uit en evenmin ontving ik een bonnetje. Ik had onmiddellijk het gevoel dat er iets mis was. Ik rende naar het internetcafé om te kijken of er geld was afgeschreven. Zoals gevreesd bleek het geld wel degelijk van mijn rekening te zijn gehaald. Er was dus geld van mijn rekening afgeschreven, maar de automaat had dit geld niet aan me overhandigd.

Chinchero Ik moest in actie komen. Ik zocht en vond de eigenares van de automaat, een plompe, onverzorgde vrouw met de krassende, overslaande stem van een raaf. Haar stem was huiveringwekkend, maar het waren haar ogen die me pas écht de stuipen op het lijf joegen. Alsof je de duivel zelf in de ogen keek. Ik begon uit te leggen wat er aan de hand was.
"Nou nee hoor, er was niks aan de hand," kraste ze op hoge toon, nog voordat ik ook maar kon uitleggen dat er nu juist wél iets aan de hand was.
"Nou, dat..."
"Nee, er was echt helemaal niks aan de hand," viel ze me in de rede.
"Ja maar...", probeerde ik voor de derde keer.
"Nee, er was helemaal niks mis met de automaat."
Met haar valse, overslaande stem bleef ze maar door tetteren, opdat ze maar niet kon luisteren naar wat ik eventueel te zeggen had.
"Nee, er was niks mis, dat zei ik toch?"
"Luister nu eens. Ik probeer uit te leggen, dat..."
"De automaat doet het gewoon goed, iedereen pint bij me."
De kerk van Chinchero Het was tijd voor de eerste escalatie en ik ging naar de politie. De agenten stelden me gerust.
"Het is geen probleem hoor, je moet gewoon nog een transactie doen en dan moet ook het geld van de vorige keer gewoon uit de automaat komen."
"Dat geloven jullie zelf toch ook niet, mag ik hopen?"
De politieagenten stelden me gerust.
"We hebben dit probleem wel vaker bij de hand gehad. Je moet gewoon een nieuwe transactie doen. Vertrouw ons nou maar..."
Het was natuurlijk een vreemd verhaal, maar ze drongen erg aan. De agenten probeerden me te overtuigen met het argument dat als ik niet zou pinnen, de volgende gebruiker van de automaat mijn geld zou krijgen:
"Je moet het echt nog een keer proberen, je zult zien dat het goed gaat."
"Dan vinden jullie het vast geen probleem, als jullie er ook even bij komen staan als getuigen?"
Een moment keken de politieagenten elkaar vertwijfeld aan. Ze konden er niet meer met goed fatsoen onderuit. Even later stonden we met een man of tien rond de automaat. De spanning nam toe: zou er nu wél geld uit de automaat komen? En zou ik nu ook mijn "verloren" geld weer terug krijgen? Waar ik al bang voor was, gebeurde. Opnieuw kwam er geen geld uit de automaat. En het geld bleek wel weer afgeschreven van de bank. Ineens was de politie nergens meer te bekennen. De omringende politieagenten hadden ineens allemaal andere spoedeisende zaken aan hun hoofd en niemand had het geweten. Wie was er nu eigenlijk aansprakelijk? Niemand kon een helder antwoord geven. Ik kreeg het advies om naar Cusco te gaan, tachtig kilometer verderop, daar was de bank. Ik had er op aangedrongen dat de agenten in ieder geval de geldautomaat zouden afsluiten.
"Ja hoor meneer, komt in orde!" stelden ze me gerust.

Incastad Ollantaytambo De volgende dag bleek dat daar weinig van terecht was gekomen. Uit arren moede bewaakte ik zelf maar de automaat, opdat geen andere gebruikers slachtoffer zouden worden. Om tien uur had ik een afspraak met de politie en moest ik mijn bewaking van de pinautomaat tijdelijk opgeven. Ik drong nogmaals bij de agenten aan om de automaat af te sluiten. Praten, praten, praten en intussen waren er nieuwe slachtoffers. Na uren van onderhandelen mocht ik een waarschuwing op de automaat plakken. Elke keer als ik wegging, griste de eigenares van de automaat doodleuk mijn briefje weer weg en dreigden er nieuwe slachtoffers te vallen. Het was inmiddels oorlog tussen de Eenzame Fietser en de lelijkste vrouw van Zuid- Amerika. Elke keer als er potentiële klanten wilden pinnen, waarschuwde ik dat de automaat je geld pikt en zei zij weer dat ik loog. Pas na uren maakte de politie na veel aandringen mijnerzijds zelf een waarschuwingsbericht en plakte dat op de automaat. Inmiddels was de politie ook bereid om te bellen met de bank in Cusco. Een nieuwe verrassing wachtte: alle telefoonnummers van de bank bleken niet te werken. De politie zei dat ik toch echt zelf naar Cusco moest. Ik eiste op mijn beurt dan wel een proces-verbaal. Praten, praten, praten. Het duurde en het duurde en intussen was de dag al weer voorbij.

Wolververs in de Valle Sagrado

Wolververs in de Valle Sagrado De volgende morgen - dag drie intussen - begon de politie eindelijk aan het proces-verbaal. Intussen kwam de zwaar beveiligde auto van de "security" aangereden, de reparateurs van de geldautomaat. Ik had bij de politie bedongen, dat ik met de mannen van de security terug zou rijden naar Cusco. Dat zou toch weer geld voor een busrit schelen. Het proces-verbaal schoot niet erg op en het was intussen te laat om de tachtig kilometer naar Cusco te fietsen. De politieagenten zouden erop toezien dat ik mee zou kunnen reizen met de medewerkers van de security. Maar eerst moest ik mee voor de laatste gegevens van het procesverbaal. Dat was na drie uur eindelijk af en zat vol met Spaanse taalfouten. Ik had het zelf beter kunnen formuleren, zelfs in het Spaans. Maar ik had in ieder geval een officieel ogend papiertje met veel stempels. Daar ging het me maar om. De security-mensen waren intussen met stille trom vertrokken. Het was niet gelukt om ze tegen te houden, legde een politieagent berustend uit.

Pisac Ik kon alsnog met de bus naar Cusco. Ik had nog maar een paar uur tijd om mijn zaakjes te regelen met de bank. Eerst probeerde ik het op de reguliere manier bij de balie. Zonder resultaat. Daarna met begeleiding van de politie. Die zeiden dat de chef er om vier uur zou zijn. Na twee uur wachten was het zo ver, maar er was geen chef te bekennen. Nee, om vijf uur zou de chef er wel zijn, was de nieuwe boodschap. Een uur later was er nog steeds geen chef. Ik probeerde mijn verhaal op goed geluk bij een andere politieagent en met hem liep ik naar de kamer, waar de chef gewoon al die tijd had gezeten. De politie had beloofd bij het gesprek aanwezig te zijn en er was ook een technische expert van de bank van de partij. De chef zei na enkele minuten dat de technische expert het wel alleen af kon. Ik ging hiermee akkoord. Ineens waren de politiebeambten tegen de afspraak in echter ook verdwenen. Aanvankelijk stonden ze erbij en keken er naar, maar zelfs dat bleek teveel gevraagd. Ik moest met de technische man tot zaken zien te komen.

Machu Picchu

Ik liet hem de internetafschriften zien. Dit was echter geen rechtsgeldende bewijslast volgens de expert. Ik vroeg wat dan wél als bewijs zou kunnen gelden. Hierop kreeg ik geen antwoord. Maar, betoogde de expert, bovendien zouden er nog tegenboekingen kunnen komen. Hoe zeer ik het ook probeerde, hij hield zijn poot stijf en ik kreeg mijn geld niet terug. Een andere medewerker van de bank sprak zijn mond voorbij. Ze zei dat ze hier zelf de politie betalen. De ironische betekenis van deze woorden was duidelijk: de politie is door en door corrupt en ik had mijn tijd vergooid. Het voorlopige einde van het verhaal was dat ik zonder geld weer terug reisde met de nachtbus. Het enige dat me restte, was een officiële klacht in te dienen bij mijn bank in Nederland.

Chinchero

Voordat ik de volgende dag vertrok uit Ollantaytambo, drong ik er bij de politie nog eenmaal op aan om de geldautomaat voorgoed af te sluiten. Ik had van de dorpelingen begrepen dat er altijd problemen waren en dat ze daarom zelf nooit gebruik maakten van de automaat. Toen ik wegfietste, passeerde ik de plek des onheils voor de laatste keer. Ik zag hoe een groep toeristen een verhitte discussie voerde met de politie. Probleempje met de geldautomaat...

De Inca-site Pisac

De Incaterrassen van Pisac

De Inca-site Pisac Precolumbiaanse natuurwetenschap: de experimentele Inca-terrassen van Moray

Zoutwinning volgens oude Inca-technieken van de Salinas


Moeder Aarde en de Heilige Maagd

Een belangrijk spiritueel fenomeen in de Andes is Pachamama of Moeder Aarde. Zij regelt de cycli van het land en brengt goede oogsten. Pachamama zorgt goed voor haar kroost, maar van de wind kan ze niet leven. Ze moet zelf ook eten en vraagt daarom af en toe om een tegenprestatie. Vandaag de dag worden op het platteland nog altijd dieren geofferd. Enkele honderden jaren geleden waren ook mensenoffers nog zeer gebruikelijk om Pachamama goed te stemmen. In de ruige berglanden was het goed invoelbaar hoe zeer de mensen afhankelijk moeten zijn geweest van de wisselende opbrengsten van het land. Dorst en zeker honger lagen altijd op de loer. Vandaag de dag gold dat nog steeds voor de Eenzame Fietser, te meer daar deze niet altijd de meest praktische route uitkoos op zijn camino.

Onweersbui bij Sicuani

Onweersbui bij Sicuani

Ik bevond me op de rechtstreekse route van Cusco naar Arequipa via Yauri en Chivay, een traject dat door alles en iedereen werd gemeden. Het landschap hing in het midden tussen hoogvlakte en gebergte. De route van enkele honderden kilometers was vrijwel geheel boven de boomgrens. Ik was permanent omringd door de stugge, gele vegetatie van de puna. Mensen woonden er bijna niet in dit gebied, maar lama's des te meer. Alle smaken waren aanwezig. Naast de veel voorkomende lama en alpaca lieten ook de schuwe, ranke vicuña en de guanaco zich zien.

De weg van Sicuani naar Yauri

Meer tussen Sicuani en El Descanso

Landschap tussen El Descanso en Yauri

Als een fata morgana zweefde Yauri boven de desolate vlakte. Het stadje is gelegen op een kleine verhoging in het landschap. Vanaf de stad waren er eindeloze vergezichten over de hoogvlakte en de bergketens die me scheidden van Chivay.

Vrienden gemaakt op de weg naar Yauri

Landschap bij Yauri

Landschap bij Yauri

De komende dagen zou ik dit desolate, ontoegankelijke gebied doorkruisen. Overal in Peru werd hard gewerkt aan de verbetering van het wegennet, maar aan het traject van Yauri naar Chivay was de afgelopen jaren maar weinig aandacht geschonken. Het werd me duidelijk waarom de bussen en het overige verkeer graag enkele honderden kilometers omreden om in Arequipa te komen. De weg was op sommige plaatsen redelijk, maar meestal bestond ze uit vuistgrote stenen waar de wielen in wegzakten. Ook ploegde ik frequent door diepe lagen zand, waar de wielen eveneens in wegzakten. Bij tijd en wijle was er zelfs helemaal geen sprake van een weg en moest ik een route zoeken tussen en over de grote ronde stenen van de rivierbedding. Telkens was er de onzekerheid of ik me wel op de goede weg bevond en of er ÿberhaupt wel een weg was die naar Chivay leidde. Moest ik nu het ene rivierdal nemen of het andere? Ik was de enige mens in het verlaten landschap. Er waren geen bruggen over de rivieren en soms moest ik me door heupdiep water banen om aan de overzijde van een rivier te komen.

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

Op weg van Yauri naar Chivay

De klims waren lang en de afdalingen oncomfortabel. Na een lange dag fietsen door zwaar terrein viel de avond in en moest ik een overnachtingsplek zoeken. Dat viel nog niet mee. Het overgrote deel van de dag was er geen sprake van bewoning en had ik mijn tent op een willekeurige plek kunnen opzetten. Op het moment suprême bevond ik me echter in een dal met om de paar honderd meter een boerderij. Ik voelde me niet op mijn gemak. Er was geen mens te zien en de honden blaften me weg. De sfeer voelde niet goed. Ik durfde het niet aan om bij een van de boerderijen aan te kloppen met de vraag of ik mijn tent op het terrein mocht opzetten. Achteraf hoorde ik dat dit gebied niet helemaal pluis was en dat er nog wel eens sprake was van berovingen. Het begon inmiddels donker te worden en nu móest ik wel kamp maken. Tussen de grote stenen van een morene zette ik mijn tent op, min of meer verscholen voor eventueel verkeer op de weg. Ik was nog steeds dichtbij bewoning. Een hond van een van de boerderijen bleef de hele nacht blaffen, als ware om zijn baasje te waarschuwen dat er een vreemdeling in het territorium was. Ik voelde hoe angstgolven als klauwen met weerhaken in mijn ziel haakten. Ik bedacht me dat ik geen schijn van kans zou maken tegen kwaadwillende mensen die me hier zouden aantreffen. Ziek van spanning wachtte ik tot de nacht voorbij was. Slechts een enkel moment dommelde ik even weg om vervolgens met een angstige nachtmerrie weer wakker te worden.

Kampeerplaats langs de weg van Yauri naar Chivay

Met het krieken van de dag stond ik op. Pachamama leek niet goed gestemd. Snel bepakte ik mijn fiets en begaf me op de weg naar Chivay. Het was fris en de riviertjes waren half bevroren. Zelfs de lama's leken het koud te hebben. Na een uurtje klimmen bereikte ik de laatste en hoogste van de drie passen tussen Yauri en Chivay en kon ik beginnen aan de lange afdaling. Het was maar goed dat ik niet veel meer hoefde te klimmen, want ik zat er door heen. De onrustige nacht had me gekraakt. Op de laatste meters van de afdaling naar Chivay trilde weer eens een bevestigingsmoer van de voordrager stuk. Met tiewraps bond ik de boel weer bij elkaar. Na de laatste afdaling bleek dat er toch weer opnieuw geklommen moest worden. Niet naar een nieuwe pas, maar de weg ging even goed enkele honderden meters omhoog. De harde tegenwind werkte ook al niet mee. De laatste kilometers naar Chivay overbrugde ik op het tandvlees. Ik betrok een plezierig hotelletje en plofte op het bed. Steenkapot.

Op weg van Yauri naar Chivay

Kerk in de Colcavallei

Kerk in de Colcavallei Maagdenverering in Chivay

De Colcavallei bezit een indrukwekkende driedimensionale mozaïek van oude Incaterrassen. Tal van dorpen met witgekalkte huizen en kerken liggen verspreid in het terrassenlandschap. Het bekendste gedeelte van de vallei bevindt zich stroomafwaarts van de terrassen. De Colca Canyon is een van de diepste canyons van de wereld. Geregeld zweefden jagende condors over de kloof. Ze bleken allerminst mensenschuw te zijn. Terwijl tientallen toeristen hun camera's vol schoten op de roofvogels, hadden de hoofdrolspelers zelf slechts oog voor eventuele prooidieren in de onmetelijke diepten van het kloofdal.

Terrassen van de Colcavallei

Terrassen van de Colcavallei

Verkoopsters op uitzichtpunt in de Colca Canyon

De Colca Canyon Condor in de Colca Canyon

Condor in de Colca Canyon

Verkoopsters in de Colca Canyon

Terug in Chivay belandde ik in een bonte processie. Deze werd begeleid met de gebruikelijke blaasmuziek. Het was een feest ter ere van een van de vele heilige maagden. De maagd in kwestie werd letterlijk op handen gedragen. Een grote, kleurrijke, spirituele versie van een barbiepop, omgeven met een aureool van sterren, werd op een gouden troon door de menigte hoog gehouden. De mannen hadden hun mooiste pak aangetrokken en de vrouwen hadden zich getooid in traditionele kostuums. Langzaam trok de stoet met de maagd door de straten naar de kathedraal. Daar werd de processie met het nodige ceremonieel bekroond. De blaasmuziek werd opgedreven naar een euforische extase en de maagd werd onder luid gejuich van de toeschouwers door de poort van de kathedraal naar binnen gevoerd.

Maagdenverering in Chivay Maagdenverering in Chivay


Flodder in de Andes

Volksdans in Arequipa

Vanuit Chivay voerde een comfortabele, geasfalteerde weg omhoog naar de Altiplano, de grote hoogvlakte van Zuid-Peru, West-Bolivia en Noord-Chili. Ik bereikte een pas met uitzichten op twee rijen met gigantische vulkanen. Op de afdaling scheerde ik pal langs de perfect kegelvormige Misti met een hoogte van ruim 5.800 meter. De 1.200 meter hoge Vesuvius bij Napels werd gedegradeerd tot een molshoop. De Napolitaanse vulkaan is daarentegen wel aanmerkelijk gevaarlijker. De Misti wordt in tegenstelling tot de Vesuvius beschouwd als een dode vulkaan. Naast de Misti was er de ruim zesduizend meter hoge Chachani, eveneens een dode vulkaan. Of beter gezegd: een dood vulkanencomplex. Is de Misti een groot uitgevallen Vesuvius, dan is de Chachani een groot uitgevallen Etna. Geen perfecte kegel, maar veeleer een ingezakte taart met enkele blanke, gewelfde koepels als toefjes slagroom bovenop de mislukte taart.

Pas tussen Chivay en Arequipa

Uitzicht op het vulkaancomplex van de Chachani

Punalandschap met op de achtergrond enkele zijtoppen van de Chachani

De vulkaan Misti

De vulkaan Misti

Arequipa is de derde stad van Peru, gelegen in een oase in de woestijn aan de voet van de vulkaan Misti. De stad herbergt het Monasterio de Santa Catalina, een kloostercomplex dat ooit honderden nonnen huisvestte. Het nonnenklooster was een stad binnen een stad. De nonnen bleven levenslang binnen het complex en waren met hart en ziel toegewijd aan het Hogere. Ze woonden in kleine kamertjes met een brits en een houten kruis. Er werd gekookt in grote steenovens en er waren tal van ruimtes voor retraite of overpeinzing. De gezamenlijke ruimtes waren voorzien van prachtige fresco's, schilderijen en houtsnijkunst, soms in Europese en soms in Zuid-Amerikaanse stijl, maar meestal in een mix van stijlen. De vertrekken waren in oranje, wit, okerrood en zeeblauw geschilderd. De straatjes waren voorzien van bloempotten met kleurrijke bloemen.

Het Santa Catalinaklooster in Arequipa Het Santa Catalinaklooster in Arequipa

Het Santa Catalinaklooster in Arequipa

Het Santa Catalinaklooster in Arequipa Overal is kunst in het Santa Catalinaklooster

Nonnenkamer met brits in het Santa Catalinaklooster in Arequipa

Na de serene ervaring in het klooster was ik in jubelstemming. In hogere sferen liep ik langs de toeraanbieders van trekkings en beklimmingen. Het meest populair was de beklimming van de vulkaan Misti. Spontaan besloot ik om mee te gaan naar de top van de vulkaan. Toen ik een uurtje later terugkeerde voor de administratieve bevestiging, bleek het plan echter te zijn veranderd. We zouden naar de ruim zesduizend meter hoge Chachani gaan. Dat was wel iets duurder, want de Chachani was hoger en de beklimming zou langer duren.

Kathedraal van Arequipa met op de achtergrond de Vulkaan Chachani

Volksdans in Arequipa

Volksdans in Arequipa Onze kleine expeditie bestond uit vijf sportieve jongemannen en een Peruviaanse gids. Bij navraag bleek de meerderheid van de groep de Misti te willen beklimmen. En dus niet de Chachani. Het was een slimme zet van de toeraanbieder om iedereen om te boeken naar een duurdere toer vanwege het feit dat de "anderen" nu eenmaal graag die duurdere toer wilden maken. Niemand van de groep maakte een punt van het kleine bedrog. De Chachani was ook een mooie berg en, inderdaad, ook een iets hogere berg. Vanwege de blanke, gewelfde koepels op de top, maar ook vanwege de semantische gelijkenis, lag de vergelijking met Tatjana op de loer. Ik gaf een korte uitleg aan de hand van de buurmanscène ("Maar buurman, wat doet u nu??") en vervolgens werd de berg door de groep omgedoopt tot de Tatjana. De Tatjanaberg heeft overigens wel vijf bollingen en heeft zodoende onze Kroatisch-Nederlandse filmdiva op eigen terrein verslagen. Terugblik op de vulkaan Misti

Op weg naar de kampplaats voor de beklimming van de Chachani Op weg naar de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op weg naar de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

In twee dagen zouden we naar de hoogste van deze toppen klimmen. De eerste dag bereikten we de kampplaats op vijfduizend meter hoogte. We beleefden een schitterende zonsondergang en daarna was het bedtijd. De toerorganisatie bezwoer me dat ik mijn eigen slaapzak niet mee hoefde te nemen. Daarom had ik een slaapzak van de organisatie mee omhoog genomen. Deze bleek echter niet dicht te kunnen en hierdoor bedekte de slaapzak niet mijn gehele lichaam. Slechts het gedeelte van de tenen tot de knieën was volledig bedekt. Omdat de temperatuur in de nacht wegzakte tot een graad of twintig onder het vriespunt, beleefde ik een onbarmhartig koude nacht. Gelukkig is het een - in dit geval overbodige - alpinistische traditie om in de nacht te klimmen en overdag weer af te dalen. Hierdoor mochten we om twee uur 's nachts opstaan en kon ik me snel warm bewegen.

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Op de kampplaats voor de beklimming van de Chachani

Een Amerikaanse jongen kon niet mee. Hij leed onder de symptomen van zware hoogteziekte. De rest van de groep begon aan de beklimming. In de nacht klauterden we over het vulkaangruis omhoog. De weg naar de top was eenvoudig, maar wel zwaar door het gruis waar we in wegzakten en vanwege de hoogte van meer dan zesduizend meter en het resulterende gebrek aan zuurstof. We bereikten op de Amerikaanse jongen na allemaal de top van de Tatjana. De terugweg was nog even spannend. We liepen verkeerd en belandden in een couloir met instabiel gruis. Er waren enkele tricky steilrandjes met losse stenen, die gemakkelijk zouden kunnen afbreken. Na een penibele traverse over een geëxponeerde rotspassage bereikten we weer de goede route en daalden af naar de kampplaats. Daar pikten we de hoogtezieke Amerikaanse jongen op en liepen terug naar het busje dat ons terug bracht naar Arequipa, bijna vierduizend meter lager dan de top. Ik keek nog eenmaal om. Tatjana lachte ons verleidelijk toe vanuit de ijle hoogten.

Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani

Op weg naar de top van de Chachani

Op de top van de Chachani

Van Arequipa fietste ik naar de hoogvlakte. De panoramische werking van het immense landschap van de Altiplano was een van de grote hoogtepunten van de camino. Als eenzame fietser in het oneindige, golvende landschap voelde ik me klein en onbetekenend. Alle dagelijkse zorgen losten op in de oneindigheid van het landschap. Er was in enkele honderden kilometers niets anders te doen dan door te fietsen. Opvallend genoeg bleek er geen groter gevoel van vrijheid dan juist op de momenten dat er feitelijk niets te kiezen was. Mijn ziel jubelde van blijdschap. Zo voelde geluk en zo eenvoudig bleek het te zijn. Ik had een droom en ik begaf me op het pad dat de droom voor me ontvouwde. De rest bleek vanzelf te gaan. Met een stevige wind in de rug zoefde ik over het weidse landschap naar de stad Puno aan het diepblauwe Lago Titicaca, een meer dat hoger ligt dan de hoogste berg van Oostenrijk en dat zo groot is als België.

Hoogvlakte tussen Arequipa en Juliaca

Hoogvlakte tussen Arequipa en Juliaca

Een toeristische boottocht bracht me op de Uros, de drijvende rieteilanden. In de tijd van stammenstrijd tussentwee dominante Indiaanse culturen vluchtte de bevolking van de onderliggendepartij met rieten bootjes het water op. Sindsdien wonen de afstammelingen op eilandjes van riet, in huisjes die eveneens van riet zijn gemaakt. De felle kleuren van de kostuums van de vrouwen staken scherp af tegen het felgele riet en het diepblauwe water van het Titicacameer en het al even diepblauwe luchtruim.

De Uros, de drijvende rieteilanden van het Titicacameer

De Uros, de drijvende rieteilanden van het Titicacameer

De Uros, de drijvende rieteilanden van het Titicacameer

We vaarden door naar het Isla Taquile, een eiland waar veel gebruiken van de Inca's nog altijd in ere werden gehouden. De zes communes van het eiland produceerden hun voedsel voor de commune en betaling vond plaats via dienst en wederdienst. Het geld dat het toerisme binnenbracht, werd grotendeels afgestaan aan de commune. Hierdoor kregen talentvolle kinderen de kans om op het vasteland te studeren. De bewoners geloofden sterk in dit communale, bijna communistische systeem. Daardoor bleek het, anders dan het opgelegde communisme in Oost-Europa in de vorige eeuw, goed te functioneren. Zo hebben de eilanders het geld van de toeristenstromen eerlijk verdeeld en hebben ze lucratieve verleidingen van de bouw van grootschalige hotels weten te weerstaan. Het Isla Taquile, eiland in het Titicacameer

Het Isla Taquile, eiland in het Titicacameer

Het Isla Taquile, eiland in het Titicacameer

Het Isla Taquile, eiland in het Titicacameer Het Titicacameer


Kaart van de route door Peru