Startpagina 1) Ecuador 2) Peru 3) Bolivia 4) Chili & Argentinië 5) Colombia 6) Centraal-Amerika 7) Mexico 8) U.S.A. 9) Canada

.

De lange Weg. Deel 3 van 9: Bolivia

De Verticale Stad

In Copacabana was ik getuige van de 'inzegening'. Niet de inzegening van een huwelijk of van een pasgeboren baby, maar die van een auto. Van heinde en verre kwamen mensen naar de kathedraal van Copacabana om de zegen te ontvangen over hun recent aangeschafte automobiel. De gevaren van de weg zijn dan ook groot. De honderden kruisen langs de weg die ik dagelijks passeerde, getuigden op schokkende wijze van de gevaren. Het bergachtige terrein van de Andeslanden is op zichzelf al gevaarlijk met diepe ravijnen en de risico's op steenslag en sneeuwval, maar nog veel gevaarlijker zijn de menselijke factoren: achterstallig onderhoud, alcoholmisbruik en hoge snelheid. Wat ligt dan meer voor de hand dan je auto te laten inzegenen door een kundige priester? Dit alles tegen een kleine onkostenvergoeding want ook de priester heeft brood op de plank nodig. De auto's werden met kleurige bloemen bedekt. De jonge priester verscheen met een statige bruine pij en hagelwitte gympen ten tonele. Met een kort gebed en een paar plechtige gebaren was het ritueel al weer afgewikkeld. De chauffeurs en hun echtgenotes konden opgelucht ademhalen. Het voelt een stuk veiliger op de weg met een ingezegende auto. Om dat te vieren werden er aansluitend de nodige alcoholische versnaperingen genuttigd. Na enkele uren van feest en jolijt verliet het gezelschap in extatische stemming het gewijde terrein om met de zegen van Boven weer terug naar huis te scheuren.

De priester van Copacabana zegent de auto's in

Vrouwen poseren trots voor de ingezegende auto's in Copacabana

De Andeslanden hebben een fascinatie voor maagden, aan wie een reeks van feesten en processies wordt opgedragen. De meeste meisjes behouden de maagdelijke status echter maar kort. De bevolkingsexplosie in een stad als La Paz is dan ook gigantisch. Voor Pachamama of Moeder Aarde gold een vergelijkbare combinatie van verering en onverschilligheid. Diep spiritueel ontzag weerhield de bevolking er niet van om klakkeloos afval langs de wegen te dumpen. De varkens en de honden vaarden wel bij de grote hoeveelheden lekkere hapjes die hun dagelijks werden aangereikt.

Het Titicacameer

Het Titicacameer

Het Titicacameer

Het Titicacameer

Pontjes over het Titicacameer

Het Titicacameer en de bergketen van de Cordillera Real

Ik fietste over de hoogvlakte naar La Paz, de hoogste hoofdstad van de wereld met het centrum op 3.700 meter hoogte. De meeste mensen woonden echter nóg hoger, boven de vierduizend meter hoog op de Altiplano in de armetierige tweelingstad El Alto. De stad die vijftien jaar geleden nog niet bestond, is inmiddels veel groter dan la Paz. Begeleid door een orkest van toeterende claxons fietste ik tussen de honden en de varkens door de puinhopen van de uitgedijde stad van El Alto, op weg naar de hoofdstad.

Altiplanolandschap met de besneeuwde top van de Huayna Potosí op weg naar La Paz

De komvallei van La Paz

Er waren maar weinig gentlemen in het verkeer. Inhalende taxibusjes sneden frequent naar rechts om passagiers op te pikken. Normaliter stond een taxibusje al tijdens het afsnijden op de rem. Dit dwong mij vervolgens tot een ultieme noodrem. Soms kon ik botsingen met snijdende busjes slechts voorkomen door zelf naar het midden van de weg uit te wijken. Daar kwamen dan al weer nieuwe auto's met brullende claxons aan scheuren. De claxon werd niet gebruikt als waarschuwing, maar als gebod. De betekenis was duidelijk: opzouten!

De komvallei van La Paz bezien vanaf de 'snelweg' Een van de klassieke Zuid-Amerikaanse fietservaringen is de 'snelweg' die van El Alto naar beneden voert, La Paz in. De hoofdstad van Bolivia is misschien wel de mooiste stad van de wereld, zoals bezien van boven. De honderdduizenden huizen leken in de immense berghellingen te zijn uitgebeiteld. Zowel de huizen op de bergflanken als de kale, omringende heuvels waren geschilderd in okerbruin en terracotta. Alleen de kantoorgebouwen van het zakencentrum hadden afwijkende, kunstmatige kleuren. Op de achtergrond doemde de besneeuwde berg van de Illimani op. Tegen het adembenemende uitzicht over de verticale stad en de bergen van de Cordillera Real suisde ik naar beneden over de snelweg. Ik voelde de adrenaline door mijn aderen spuiten. Ik moest er wel voor zorgen dat ik onderwijl op de weg bleef letten. Naast taxibusjes, vrachtauto's, liftende mensen en straathonden waren er de nodige ongebruikelijke weggebruikers zoals hele families die in hun zondagse pak over de snelweg wandelden of mensen die in hoge nood op de snelweg een rustig plekje vonden om hun behoefte te doen. La Paz bleek niet veel veranderd sinds mijn bezoek van acht jaar geleden. Ze was nog altijd een feest voor de zintuigen. Een leuk feestje dat evenwel snel kan omslaan in een vervelend feest, maar dat in ieder geval boeit.

La Paz

Vanuit La Paz ging ik op weg naar de Chacaltaya. Ik fietste zonder bepakking, in de hoop en verwachting dat het m zou lukken om op een dag heen en terug te fietsen. Op de flanken van deze berg bevindt zich het enige skigebied van Bolivia. Over de 'snelweg' fietste ik omhoog naar El Alto. Het verkeer stond dagelijks klemvast, maar op zondag nog meer dan anders. Het was markt en er bevonden zich misschien wel een miljoen mensen op de smalle straten van El Alto. Na twee uur had ik mezelf en mijn fiets door de mensenmenigte gewurmd. Ineens stond ik op de kale hoogvlakte. Ik zag het onverharde weggetje voor me uit slingeren in de richting van de imposante bergketen van de Cordillera Real. Een muur van zwaar vergletsjerde zesduizenders strekte zich voor me uit. Middenin de muur van rots- en ijswanden ontwaarde ik een onbetekenende, vormeloze en opvallend lage berg met een paar zielige plukjes sneeuw. Dat moest de Chacaltaya zijn! De eerste kilometers van de weg waren van erbarmelijke kwaliteit, maar daarna was het prettig fietsen. Na enkele uren bereikte ik de voet van de berg. Met korte slingers voerde de weg omhoog over puinhellingen met grote rotsblokken. De weg eindigde bij het skigebied op 5.260 meter hoogte. Geskied werd er niet. De armetierige sneeuwveldjes waren verijsd en er waren geen werkende skiliften.

De weg naar de Chacaltaya

De Chacaltaya De Chacaltaya kon zich als skigebied misschien niet meten met de Europese skigebieden, als uitzichtberg voldeed ze prima. Ik zette mijn fiets op slot en klom over een laatste blokkenveld omhoog naar de top op 5.400 meter hoogte. Hier was goed te zien hoe groot de agglomeratie La Paz-El Alto was geworden. El Alto was zeker vijf keer zo groot als La Paz, dat ligt ingeklemd in een komdal en niet verder kan groeien.

De afdaling verliep voorspoedig. Dat wilde ik tot het laatst zo houden en dus besloot ik om het laatste, erg gedegenereerde stuk weg naar El Alto niet opnieuw te fietsen. Ik nam daarom een alternatieve route. Dat was achteraf geen goed idee. De weg was net zo slecht en bleek naar de verkeerde kant af te buigen. Ik raakte verzeild in de uitgebreide nieuwbouwwijken van El Alto. Kilometers achter elkaar fietste ik tussen net opgeleverde huizen, waar de toekomstige bewoners wel alvast waakhonden hadden geposteerd. Wegen waren er nog niet en veelal moest ik mijn fiets door de ruwe aarde duwen. Zo geschiedde het wonderlijke feit, dat ik dolblij was met het bereiken van het grauwe centrum van El Alto. Ik kon mijn energie weer richten op geruststellende zaken zoals de alledaagse ruzies met de taxibusjes. Na door de files van El Alto te zijn gewurmd, zoefde ik heerlijk over de langzaamste snelweg van de wereld omlaag naar mijn gammele hotelletje in La Paz.

De Chacaltaya


De Groene Hel

La Paz ligt in een komvallei tussen de Altiplano en de machtige bergketen van de Cordillera Real. Achter de bergen stort het Andesgebergte omlaag naar de laagvlaktes van het Amazonegebied. De zone tussen het hooggebergte en de jungle van het Amazonebekken wordt de Yungas genoemd en wordt gekarakteriseerd door steile bergflanken, uitbundige vegetatie en enorme hoeveelheden regen. De van oudsher belangrijkste weg tussen La Paz en het Amazonegebied voert over de Cordillera Real en tuimelt door de Yungas naar beneden naar de Boliviaanse laaglanden. De weg heeft de sinistere naam Death Road gekregen. Talloze dodelijke verkeersongevallen vonden hier plaats, totdat enkele jaren geleden een nieuwe route de gevaarlijkste weg van de wereld overbodig heeft gemaakt. De Death Road begint op de pas over de Cordillera Real, La Cumbre, op 4.700 meter hoogte en eindigt in Yolosa op 1.200 meter hoogte. Enkele kilometers voorbij Yolosa ligt op 1.700 meter hoogte het stadje Coroico, dat volgens de verhalen van reizigers buitengewoon mooie uitzichten over de bergen en valleien zou hebben. Toen ik tijdens mijn vorige Zuid-Amerikaanse fietsreis in 2003 Bolivia aandeed, was de alternatieve route nog niet geopend en was de Death Road de enige mogelijkheid om Coroico te bereiken.

Landschap op de afdaling van La Cumbre Vanuit La Paz fietste ik in de richting van de bergen. Ik verbleef tijdens mijn reis in 2003 in Bolivia aan het einde van het droge seizoen en na enkele dagen had ik nog geen enkele keer vrije uitzichten gehad op het bergmassief van de Cordillera Real. Op deze dag echter scheen een stralende ochtendzon me tegemoet. Het was de eerste keer dat de bergen van de Cordillera Real zich niet in nevelen hulden en dat ik vrije uitzichten had op de belangrijkste bergketen van Bolivia. Het was een nerveuze bedoening om over de steile straten door de ultieme Zuid-Amerikaanse verkeerschaos van La Paz omhoog te fietsen. Als langzaamste weggebruiker was mijn positie in het verkeer een kwetsbare. Overal om me heen krioelden de taxi's en bussen in alle mogelijke richtingen over de weg. Tegen de rijrichting in, loodrecht op de rijrichting en in alle mogelijke schuine hoeken ten opzichte van de rijrichting. Slechts incidenteel was er een taxi- of een buschauffeur die korte tijd volgens de verkeersregels met de rijrichting meereed. Auto's of bussen konden zomaar rakelings langs scheuren met de claxon permanent ingedrukt. In de kakofonie was het onmogelijk vast te stellen wie er toeterde, aan wie de boodschap was geadresseerd of wat de boodschap behelsde.

De bebouwing van La Paz strekte zich uit tot halverwege de klim naar de pas. Ik fietste van het ene op het andere moment van de metropool de stilte van het ruige berglandschap in. Een dik uur later stond ik op de pas van La Cumbre. De uitzichten waren niet al te indrukwekkend. De pas en de omringende bergen bleken volledig in de wolken te hangen. Waar kwamen die zo snel vandaan? De afdaling was aanvankelijk verrassend eenvoudig. De weg was prima en was zelfs van een degelijke laag asfalt voorzien. Omdat de Death Roasd aanvankelijk het dal volgde, waren er ook geen lastige bochten. Vooralsnog bleek uit niets de naam en faam van het traject. Het begon licht te regenen, maar dat kon ik verwachten in een regio met een extreem nat klimaat.

Uitzicht over de Death Road

Na twintig kilometer afdaling begon de weg onverwacht te klimmen. Asfalt maakte plaats voor een kleiweg, welke omhoog voerde door dichte nevelwouden. De lichte regen was inmiddels overgegaan in zware regenval. Het kostte veel energie om mezelf voort te ploegen door de modder. Ik vroeg me af of ik me wel op de goede weg bevond. De weg zou toch naar beneden moeten gaan?

De Death Road

Ik had niets om me op te oriënteren. Zowel de zon als de bergtoppen werden door de wolken en de regen aan het zicht onttrokken. In 2003 had ik nog geen GPS en ook mijn kompas gaf weinig aanknopingspunten, aangezien de weg alle kanten op draaide. Ik was bovendien helemaal alleen en er was niemand om de weg aan te vragen. Ik was onzeker over de route, maar ik had geen andere keuze dan toch maar door te gaan. De modderweg slingerde steeds verder omhoog. Ik was omgeven door de wolken en de regenintensiteit werd tot Bijbelse proporties opgeschroefd. Ineens stopte de regen en weken de wolken uiteen. Precies op dat moment bereikte ik een smalle doorgang in de bergketen. Een duizelingwekkende, verticale, peilloos diepe en intens groene wereld lag voor en vooral onder me. Ik zag de angstig smalle modderweg eindeloos voor me uit naar beneden slingeren langs de immense bergflanken. Welkom op de Death Road!

Binnen een paar minuten keerde de regen terug. Deze kwam met genadeloze hoeveelheden naar beneden. Waar en wanneer zou deze zondvloed eindigen? Overal was water. Het kwam uit de wolken. Druppelde van de bomen. Viel met grootse watervallen kletterend op de weg. Ik was bedekt onder een dikke mantel van modder. Dat gold ook voor mijn fiets en de tassen, wielen en remmen van mijn fiets. De spekgladde weg voerde continu langs diepe ravijnen. Uit veiligheidsoverwegingen kon ik niet sneller dan zeven kilometer per uur dalen. Ook bij deze beperkte snelheden mocht ik geen enkele stuur- of remfout maken. Ik voelde er niets voor om vereeuwigd te worden met een nieuw kruis langs de weg.

De Death Road Toen na vele uren de regen eindelijk stopte, was ik nat tot op het bot. Bij een bushalte trof ik een collega-fietser aan. Het bleek Christian te zijn, een jongeman uit Zwitserland. Hij wilde met de bus terugreizen naar La Paz. Ik vroeg waarom hij niet de laatste kilometers van de afdaling afmaakte. Omdat hij geen reden kon bedenken, vergezelde hij me op de laatste kilometers naar Yolosa. Christian was een fantastisch mysterie. Hij fietste zonder bagage, zonder voedsel, slechts met een minimum aan drinkwater. Ook in spiritueel opzicht leek Christian zonder bagage te reizen. Zonder doel of reden. Als hij geen zin meer had, liftte hij gewoon weer terug.

Christian en ik namen afscheid in Yolosa. Mijn kompaan zou vandaag alsnog proberen een bus terug naar La Paz te nemen. Ik had nog een uur daglicht om Coroico te bereiken. Ik moest dan wel opschieten. Ik had nog een kleine vijfhonderd meter te klimmen. Inmiddels hadden donkere wolken zich verzameld boven het bergdorp. Na een kwartier regende het opnieuw, met intensiteiten die de verbeelding tartten. De weg was getransformeerd tot een diepe rivier met wild stromend water. Ineens vulde de ruimte zich met een onaards lage grom, welke de Aarde deed trillen op haar grondvesten. Gedurende een seconde was mijn gezichtsveld helemaal wit. De bliksem had enkele tientallen meters nabij ingeslagen.

Het onderste gedeelte van de Death Road

Drijfnat en bedekt met diepe lagen modder bereikte ik het Plaza de Armas van Coroico. Ik reed het eerste het beste hotel binnen. Zelfs hier was het niet droog. Overal kwamen stralen water door het plafond naar beneden. Er lagen grote plassen op de vloer en het grootste deel van het bed was nat. Op de enkele droge plaatsen op het bed legde ik mijn paspoort en papiergeld te drogen. Zelf moest ik in het natte gedeelte van het bed slapen. Voor mijn kleren, mijn tent en mijn slaapzak was evenmin een droge plek voorhanden. Maar ik had zonder kleerscheuren Coroico bereikt en dat was het belangrijkste.

Coroico


Op de Flanken van de Huayna Potosí

Tijdens mijn korte bezoek aan Bolivia in 2003 was de politieke situatie gespannen. Buitenlandse bedrijven exploiteerden de mijnen nog en de enige Bolivianen die profiteerden van de rijkdommen waren hoge regeringsfunctionarissen. Brandstofprijzen waren onbetaalbaar en de resulterende crisis in de transportsector legde de economie van het land lam. De meeste Bolivianen waren de corrupte regering zat. Hoe explosief de volkswoede was, bleek tijdens een toeristische excursie naar de pre-incasite Tiahuánuco. De straten van El Alto waren gevuld met honderdduizenden protesterende mensen. Sommige mannen hadden stenen in de hand, andere mannen hadden zich met grote houten staven bewapend. De volkswoede richtte zich niet alleen tegen de regering, maar ook tegen meelopers. Iedereen die op een stakingsdag probeerde geld te verdienen, viel in deze categorie. Zo ook de buschauffeur die onze excursie faciliteerde. Binnen een mum van tijd was onze bus volledig omsingeld door de menigte. Er werden stenen naar onze bus gegooid en er werd tegen de ramen aan geslagen. We konden niet vooruit en niet achteruit. Enkele mannen sleurden de chauffeur uit de bus. Met een grote riem kreeg hij ferme zweepslagen. Tenslotte kreeg hij de boodschap mee om voortaan solidair te zijn met de stakende menigte. De mannen vroegen aan de chauffeur of hij had begrepen dat het onbetamelijk was om over de ruggen van de protestanten geld te verdienen. Ja, was het antwoord, dat had de buschauffeur goed begrepen. De mannen vroegen vervolgens of het de chauffeur dan ook duidelijk was dat ze hem hier niet meer aan het werk wilden zien - vandaag niet, bij de stakingen van morgen niet en bij de stakingen van overmorgen ook niet. Ja, zei de chauffeur, de uitleg was erg duidelijk geweest, zeer begrijpelijk en alleszins redelijk.

Na het verhelderende onderhoud moesten we terug. Dat was nog niet zo gemakkelijk. De hoofdstraat was gebarricadeerd, evenals de meeste zijstraten. De chauffeur slaagde er toch in om een zijstraat in te slaan. We belandden in een labyrint met talloze barricades en hindernissen. Soms konden we om de hindernissen heen manoeuvreren. Soms reden we in volle vaart op een barricade af en moesten toevallige aanwezigen met een noodsprint het vege lijf redden. Soms ook stopte de chauffeur om met uitgekiende diplomatie een weg naar voren te creëren. Van het bezichtigen van de pre-inca site kwam vanzelfsprekend niets meer terecht, maar ik kon terugkijken op een fascinerende excursie.

De Cordillera Real

Aangezien bijna alle uitvalswegen uit La Paz door het roerige El Alto voerden (met als uitzondering de Death Road, die ik niet nogmaals wilde fietsen), zag ik voor de komende dagen geen mogelijkheden om de hoofdstad veilig te verlaten. Wat nu? Ik besloot de ontwikkelingen af te wachten en ondertussen iets leuks te gaan doen. Tijdens de mislukte excursie naar Tiahuánuco had ik twee Spanjaarden leren kennen, die de 6.088 meter hoge Huayna Potosí wilden beklimmen met een gids. Dat leek een aardig idee om de tijd mee te vullen. Ik had een nieuw doel. Ik stapte een bureau voor alpiene beklimmingen binnen en stapte met stijgijzers, bergschoenen en een pickel naar buiten. De volgende morgen kon ik met een gids mee omhoog.

De Huayna Potosí

Een taxi bracht ons naar de berghut waar de expedities naar de Huayna Potosí begonnen. Het weer was uitstekend. Over grote moreneruggen trokken we omhoog in de richting van het basiskamp. De route was bij tijd en wijle spekglad vanwege resten sneeuw en ijs tussen de losse stenen. We klommen snel en bereikten al gauw de kampplaats aan de voet van de gletsjer. De uitzichten over de verschillende bergtoppen van de Cordillera Real waren adembenemend. Op dat moment was ik nog nooit zo hoog geweest. Als alles de volgende dag goed zou gaan, zou het de eerste keer worden dat ik boven de zesduizend meter hoogte zou klimmen. Het zuurstoftekort was in het basiskamp al extreem en ik kon me geen voorstelling maken hoe dat duizend meter hoger op de top zou aanvoelen. Na het opzetten van de tent en het nuttigen van een eenvoudig avondmaal was het sociale uurtje tussen de diverse klimgroepen aangebroken. De Spanjaarden bleken ervaren klimmers. Een jong Nederlands stel leek minder vertrouwd met het alpiene terrein. Bezorgdheid overheerste dan ook in het Nederlandse kamp over wat de dag van morgen zou brengen.

De gids wekte me om half een in de nacht. Dat was een half uur later dan de andere groepen, die inmiddels al op weg waren. Door de hoogte kon ik de slaap niet vatten en ik was dan ook blij dat ik op kon staan. Ik trok mijn kleren aan en wurmde me door de tentopening naar buiten. Ik had de neiging om onmiddellijk weer terug in mijn warme slaapzak te kruipen. Het was met vijfentwintig graden onder het vriespunt afschuwelijk koud. Huiverend voegde ik me bij de gids. Hij stond klaar met stijf bevroren broodjes die zo hard waren als gewapend beton. Ik wist dat ik moest eten, maar ik kon geen hap brood door mijn keel krijgen. Plichtmatig kauwde ik wat wit uitgeslagen chocolade weg. Meer kon ik niet naar binnen werken.

Naar de top van de Huayna Potosí

Langzaam trokken we omhoog over de gletsjer. Mijn gids was nog maar twintig jaar oud, maar hij bezat een uitstekende fysieke conditie. Hij liep in een mooi, regelmatig tempo. Ik volgde. Binnen twee uur hadden we alle groepen ingehaald. De klim van de Huayna Potosí was rechttoe rechtaan totdat een grote gletsjerspleet op onze weg lag. Een ladder lag horizontaal gepositioneerd over de twintig meter diepe scheur in het ijs. Voorzichtig balancerend overwonnen we spijl voor spijl de passage over de gapende diepte. Na de spleet volgde een twintig meter hoge ijshelling van zestig graden, de eerste serieuze test voor mijn stijgijzers.

We wonnen snel hoogte. Ik zag de nabij gelegen bergtoppen steeds verder wegzinken in de diepte. Het was nog altijd donker toen we een groot plateau bereikten op 5.900 meter hoogte. In de verte doemde de topwand van de Huayna Potosí boven het plateau op. De oversteek van de vlakte tot de topwand was niet zo eenvoudig. We moesten een spoor banen door kniediepe sneeuw. Het gebrek aan zuurstof begon het leven nu serieus moeilijk te maken. Ik was voortdurend buiten adem. Als een bejaarde man hing ik voorover gebogen over mijn pickel om mijn benen te ontlasten van mijn eigen gewicht. Ik was niet de enige. Ik zag dat ook mijn gids zwaar hijgend over zijn pickel gebogen voort strompelde.

Naar de top van de Huayna Potosí

Na de oversteek van het eindeloze sneeuwplateau moesten we bijna een uur pauzeren. We hadden veel te snel gelopen; zonder rustpauze zouden we een uur voor zonsopkomst de top bereiken. Uitgerust betraden we de tweehonderd meter hoge topwand. De muur van ijs was tussen de vijftig en zestig graden steil en was stijf bevroren. Normaliter wordt in deze condities met pickel en met ijsbijl geklommen. Op die manier heb je vier fixatiepunten met de wand: met een ijsbijl voor de ene arm, een pickel voor de andere en de twee stijgijzers voor beide benen. Als je bij het klimmen om beurten een arm of een been omhoog beweegt en in het ijs ramt, zijn er altijd minimaal drie fixatiepunten. Ik had echter geen ijsbijl meegekregen. Ik leefde in de naíeve veronderstelling, dat we deze ook niet nodig zouden hebben op deze relatief eenvoudig te beklimmen zesduizender, maar die aanname bleek onjuist. Het was zaak om te zorgen dat ik stevig in de wand hing met datgene dat ik wél tot mijn beschikking had: de pickel en de stijgijzers. Ik probeerde mijn pickel zo diep mogelijk in het ijs te krijgen, maar ik kreeg het ijzer niet verder dan een halve centimeter in de wand. Ook mijn stijgijzers kwamen niet verder dan enkele millimeters in het ijs. Elke stap opnieuw moest ik met volle kracht mijn stijgijzers en pickel in het ijs rammen om zo stevig mogelijk in de wand te hangen. Op zesduizend meter hoogte kostte dat meer zuurstof dan beschikbaar was. Het was belangrijk om vertrouwen te hebben dat ik stevig in de wand hing. De paar millimeters die de stijgijzers en pickel in het ijs boorden, zijn ruim genoeg als je gelooft dat je stevig in de wand hangt. Als je het geloof verliest, wint de zwaartekracht en stort je naar beneden.

De topwand van de Huayna Potosí

Mijn gids had maar weinig kaas gegeten van zekeringstechnieken.
"Hee joh," schreeuwde ik naar de gids dertig meter boven me, "je gebruikt maar een ijsschroef om te zekeren. Zou je geen twee ijsschroeven gebruiken? Je moet een krachtendriehoekje maken, anders heeft het zekeren geen zin!"
"Ja, maar ik heb maar een ijsschroef," hoorde ik hem dertig meter boven me roepen.
"Dat meen je niet!?!"
"Ach joh, zo belangrijk zal het toch niet zijn, die krachtendriehoek??"
"Weet je, laten we maar gewoon door klimmen. Vanaf nu hoef je me niet meer te zekeren."
"Wat jij wilt!"

Op de top van de Huayna Potosí Zonder het gepriegel van de zinloze zekeringspunten ging het klimmen aanmerkelijk vlotter. We zetten een stevig tempo in om zo kort mogelijk in de wand te blijven. Ik hijgde als een dolle hond toen ik het kleine topplateau bereikte. We waren de eerste klimmers die op de top stonden. Na een minuut kwam de zon op achter de vijf- tot zesduizendmeter lager gelegen Yungas. De dunne laag wolken begon al aan te zwellen boven het oerwoud. Aan de andere zijde van de bergen hadden we uitzicht over de Altiplano, de uitgestrekte Boliviaanse hoogvlakte, die zich baadde in de eerste zonnestralen. Twee- tot driehonderd kilometer verder naar het westen ontwaarde ik de grensbergen met Chili. Ik herkende de hoogste berg van Bolivia, de Nevado Sajama, en de tweelingvulkanen Parinacota en Pomerape. Op de afdaling kwam ik mijn Spaanse maten tegen. Ze hadden bijna de top bereikt. Nu de zon de topwand bescheen, was het ijs zachter en bleek de wand ineens eenvoudig begaanbaar te zijn. Achteraf bezien hadden we twee uur langer door moeten slapen. Dan hadden we op veilige wijze de topwand kunnen beklimmen. Zonder verdere moeilijkheden daalden we af naar het basiskamp.

Ook na de beklimming van de Huayna Potosí was de rust niet teruggekeerd in La Paz. Opnieuw waren er grootschalige stakingen gepland. Ik oordeelde dat de situatie te gevaarlijk was om de komende dagen de stad te verlaten. Ook taxi's en bussen zouden niet rijden. Ik zou voorlopig dus nog even in La Paz moeten vertoeven. Zodra ik de kans zou krijgen, wilde ik rechttoe rechtaan en zo snel mogelijk naar de Chileense grens fietsen. De situatie was vloeibaar en alles was mogelijk. De rellen zouden kunnen leiden tot een burgeroorlog en zelfs al zou het bij hevige onlusten blijven, dan nog moest ik elke mogelijkheid aangrijpen om Bolivia te verlaten. Ik was niet naar Zuid-Amerika gekomen om voor dagen of weken uitgerangeerd te staan in La Paz.

Al vroeg in de morgen bleek dat de protesten van de afgelopen dagen slechts kleine schermutselingen waren vergeleken bij wat zich nu aan het voltrekken was. Deze keer zouden de onlusten niet beperkt blijven tot de bovenstad. Over de snelweg stroomde een kilometers lange processie vanuit El Alto naar het centrum van La Paz. Er was geen auto op de weg. Iedereen liep. Op de televisie zag ik dat er geschoten werd op het Plaza de los Héroes. Duizenden mensen verzamelden zich op het plein, dat slechts honderdvijftig meter van mijn hostal vandaan. Met enkele andere reizigers gingen we naar buiten om de sfeer te proeven. We drongen door de mensenmassa's op de straten naar het plein. Op de spandoeken zag ik dat de dood van de president werd geëist en zelfs de dood van de hele regering.

Duiven in La Paz

In de hele stad waren er onlusten en kleine vuurgevechten. Het leger probeerde de orde in de straten te handhaven. Een onmogelijke missie. Het viel me op dat het leger beheerst en terughoudend reageerde, ook onder deze moeilijke omstandigheden. Later op de middag werd de sfeer grimmiger. Op de televisie zag ik hoe een politicus door een grote menigte in elkaar werd geslagen. Een andere politicus werd met volle kracht met een houten stoel op zijn hoofd geslagen totdat hij het bewustzijn verloor. Ondanks de overduidelijke escalatie werd door de president aangekondigd dat er een compromis was bereikt met de oppositiepartijen. Deze ontkenden dit in alle toonaarden. Het doel leek bereikt voor de zittende regering. Er was genoeg verwarring gezaaid, zodat in ieder geval vandaag de olie even van het vuur was. Op de langere termijn zag de toekomst van de regering er hachelijk uit. Een jaar later zouden de onlusten dan ook leiden tot het aftreden van het regime en de leider van het verzet Evo Morales zou in 2005 de nieuwe president worden.

De volgende dag verliet ik La Paz in alle vroegte. Terwijl de bevolking zijn roes nog uitsliep, wist ik door de lege straten van La Paz en El Alto de hoogvlakte te bereiken. Ik kon mijn fiets over de vele wegversperringen van vuistgrote stenen heen tillen en in drie dagen fietste ik over de hoogvlakte naar Chili Andere toeristen zouden nog drie weken vastzitten in La Paz, totdat het Duitse leger de aanwezige toeristen zou evacueren.


Vuurgevecht op de Altiplano

Anno 2011 was La Paz in aanmerkelijk rustiger vaarwater terecht gekomen dan de revolutionaire dagen van 2003. Ik fietste over de hoogvlakte naar het westen, in de richting van een vulkaangebied aan de grens met Chili. Na een dag fietsen bereikte ik het stadje Patacamaya. Ik betrok een modern, maar simpel hotelletje.

De Altiplano near Patacamaya

Ik posteerde me op het bed en begon aan mijn traditionele snackronde. Doorgaans was de eerste handeling in een hotelkamer het openen van een zak chips. Ik was koud begonnen te eten, toen er beneden een hels kabaal losbarstte. Ik sloeg er in eerste instantie geen acht op en snackte rustig door. Zuid-Amerika is het continent van lawaai en ik zou me pas echt zorgen maken als het muisstil was. Even later klonk er echter een buitengewoon agressieve kreet, gevolgd door een schot. Ik luisterde nog eens goed. Opnieuw klonk er een schot. En nog een. De agressieve kreten hielden niet meer op en ook de schoten hielden aan. Wat kon dit te betekenen hebben? Het moest een afschuwelijk bloedbad zijn beneden. Wat kon de reden zijn voor het zware vuurgevecht dat zich beneden afspeelde? Mijn gedachten gingen uit naar de slachtoffers en aan de horror die de overlevenden moesten doorstaan. Zelf bevond ik me ook in een hachelijke situatie. Ik moest hier weg zien te komen. Maar hoe? Ik begon na te denken over de mogelijkheden. Die waren beperkt. De enige route naar buiten voerde door het trappenhuis. Daarbij zou ik me dus in het bloedbad moeten begeven. De enige andere mogelijke uitweg werd geboden door het piepkleine geblindeerde raampje met ijzeren traliewerk. In uiterste nood zou ik met mijn vuist de ruit inslaan, de tralies verbuigen, aan de spijlen hangen en twee en een halve verdieping naar beneden springen. De kans dat ik op deze wijze ongeschonden het strijdtoneel zou verlaten, was zo goed als nihil. Het schieten ging nog steeds met dezelfde intensiteit door. De kreten leken alleen nog maar agressiever te worden. Een van de mannen slaakte bij elk schot een overspannen kreet zoals in een Japanse vechtfilm in de stijl van Seven Samurai. Geen enkel mededogen hoefde ik van deze mensen te verwachten. Ik begon strategieën uit te denken. Welke wapens had ik tot mijn beschikking? Ik had alleen een klein Victorinox zakmesje, welke ik nota bene niet eens op mijn kamer had. Die was achtergebleven in de stuurtas van mijn fiets die beneden stond. Het beste wapen dat ik wél tot mijn beschikking had, was het bijna lege brandstofflesje. Daar kon ik eventueel iemand mee op zijn hoofd slaan. Of een bescheiden vuurtje mee stoken. Al met al was het een karige verdedigingslinie tegenover deze klaarblijkelijk tot de tanden gewapende bende. Ik barricadeerde mijn deur met de twee bedden die in mijn kamer stonden. Dan zouden de terroristen al gauw een minuut nodig hebben om mijn kamer binnen te dringen, precies de tijd die ik nodig dacht te hebben om door het raampje te ontsnappen. Ik moest in ieder geval geen geluid maken, dat leek het belangrijkste.

De Altiplano

De tijd verstreek. Het ene schot na het andere werd gelost en ook de agressieve kreten hielden niet meer op. Het leek bij nader inzien onwaarschijnlijk dat de bandieten uit waren op de buit van hotelgasten. Er waren al honderden schoten gelost, dat zou de buit niet waard zijn. Een mogelijk scenario was dat de bendeleden achtervolgd werden door de politie en een veilig heenkomen zochten in het hotel, waar ze bijvoorbeeld mensen in gijzeling zouden kunnen nemen. Ik had met mezelf afgesproken dat ik me dat in ieder geval niet zou laten gebeuren. Ik zou nog liever de risicovolle ontsnapping door het raampje van mijn kamer proberen. Op een van de sporadische stiltemomenten hoorde ik het vijfjarige dochtertje van de eigenaresse van het hotel:
"Mama. Mamaaaa."
Ik hoorde geen respons van mama en de woorden stierven weg in de snijdende stilte. Gedurende een seconde kon je een speld horen vallen. Toen begon het schieten weer. Ik begon er inmiddels ernstig rekening mee te houden dat het hotel van Patacamaya wel eens het einde van de weg zou kunnen zijn voor de Eenzame Fietser. Ik dacht aan mijn familie en mijn vrienden. Ik kon me troosten met de gedachte dat ik in ieder geval met een mooie reis mijn leven kon besluiten. Ik betreurde het dat ik van niemand afscheid kon nemen.

Opnieuw viel een stilte. Deze keer blééf het stil. Dit is het moment, bedacht ik. Het is nú of nooit. Geluidloos hief ik de barricade op. Voorzichtig opende ik de deur en keek door een kier naar buiten. Er was niemand. Ik besloot het erop te wagen. Ik stormde over de trappen naar beneden. Bij elke bocht hield ik in om de omgeving in me op te nemen. Nadat ik me ervan vergewiste dat de kust veilig was, vloog ik pijlsnel over de trappen naar beneden. Bij elke blinde bocht nam ik de veiligheidssituatie op, alvorens verder te gaan. Eenmaal beneden aangekomen, bleek er geen spoor van geweld zichtbaar. Ik rende verder naar de uitgang, waar ik de eigenaresse van het hotel trof met haar dochtertje. Zowel moeder als dochter bleken in leven.
"Wat is er gebeurd??" vroeg ik opgewonden.
"Gebeurd? Wat bedoel je?"
"De schoten in het hotel..."
De eigenaresse schoot in de slappe lach.
"Schoten? Het is altijd erg rustig hier in Patacamaya, hoor." De eigenaresse was in een staat van voortdurende slappe lach.
"Er is een sporthal op de eerste verdieping en de plaatselijke jeugd pleegt hier graag een potje volleybal te spelen. Ik hoop niet dat dat je schrik aanjaagt."
Terwijl ik vertwijfeld terugliep naar mijn hotelkamer, passeerde ik de sporthal. Twee nieuwe volleybalteams traden aan voor een gevecht op het scherpst van de snede. Het geluid van de sprongservices en de smashes en de bijbehorende kreten werd nog altijd overstemd door de aanhoudende schaterlach van de eigenaresse.

Tussen Patacamaya en Tambo Quemado

Tussen Patacamaya and Tambo Quemado

Tussen Patacamaya en Tambo Quemado

Tussen Patacamaya en Tambo Quemado


Naar de top van de Vulkaan Parinacota

Ik vervolgde mijn route over de hoogvlakte van Bolivia. Honderd kilometer voor me torende een keten van besneeuwde vulkanen boven de Altiplano uit. De vulkanen markeerden het grensgebied met Chili. Helemaal vlak was de hoogvlakte niet. Er waren de nodige heuvelruggen op mijn weg. Op een van deze klimmetjes zag ik twee fietsers voor me. Vlak voor de top haalde ik ze in. Het bleken Marten en Karin te zijn. Het was al weer de derde keer dat ik de langeafstandsfietsers ontmoette. Samen fietsten we door en vonden een kampplaats met uitzicht op de Nevado Sajama, de hoogste berg van Bolivia.

Kampplaats op de Altiplano

Marten en Karin op de kampplaats op de Altiplano

Kampplaats op de Altiplano

Kampplaats op de Altiplano

Kampplaats op de Altiplano

Kampplaats op de Altiplano

Marten op de kampplaats op de Altiplano

Karin op de kampplaats op de Altiplano

Over de brede, golvende hoogvlakte tussen de Nevado Sajama en de tweelingvulkanen Parinacota en Pomerape fietsten we naar het plaatsje Sajama. Hier probeerde ik een gids te charteren om de Vulkaan Parinacota te beklimmen. In een mum van tijd waren de gids, de bergschoenen, de rugzak en de pickel geregeld. Een paar uur later, om twaalf uur 's nachts, voegde ik me bij de plaatselijke leraar van de basisschool, een Franse berggids in opleiding en de plaatselijke berggids om de 6.342 meter hoge berg te beklimmen.

Marten en Karin op de route naar Sajama

Marten op de route naar Sajama

Marten en Karin op de route naar Sajama

Marten en Karin op de route naar Sajama

Nederzetting op de route naar Sajama

Ja ik weet het ook niet...

Marten en Karin en de Nevado Sajama

Kerk op de Altiplano

De tweelingvulkanen Parinacota en Pomarape

Meer op de Altiplano

Meer op de Altiplano

Met een busje werden we naar de voet van de berg gereden. De gids zei dat we geluk hadden. Volgens hem genoten we met ongeveer twintig graden onder het vriespunt een ongewoon warme nacht. Ik huiverde van de kou en deelde de gelukservaring niet met de gids. Daarnaast had ik nog een ander probleem. Mijn bergschoenen waren twee maten te klein. Mijn maat was niet beschikbaar en dus betrad ik de berg met de tenen dubbel gevouwen en samengeperst in de veel te kleine schoenen.

Sajama

Sajama

Ik was gewend om bij dit soort gelegenheden de snelste van de groep te zijn, maar deze keer was ik omringd door superfitte atleten die allemaal meer alpiene ervaring hadden dan ik. Mijn ademhaling was opgedreven tot een waanzinnige frequentie. Wanhopig hapte ik naar lucht. Mijn gedachtewereld was leeg. Net als een maand geleden op de Chachani zakte ik weer diep weg in het vulkaangruis. De kleine schoenen klemden mijn tenen ernstig af en zorgde voor een aanhoudende reeks pijnscheuten. Dit kon nog wel eens een taaie dag worden, bedacht ik me. Vermoedelijk zou de pijn gedurende de dag eerder toenemen dan afnemen. Ik zag alleen nog maar de ritmische cadans van de voeten van mijn voorganger. Blijkbaar liep ik zelf in een vergelijkbare tred omhoog, want een eeuwigheid later zag ik nog steeds hoe de voeten van mijn voorganger anderhalve meter voor me in een soepel ritme omhoog traden.

Op de flanken van de vulkaan Parinacota

We hielden pauze bij de sneeuwgrens. Volgens mijn GPS bevonden we ons op 5.800 meter hoogte. Dat betekende dat we nog vele uren verder moesten klimmen, vanaf nu over sneeuw en ijs. Alleen al daardoor zou het alleen maar zwaarder worden. Daarnaast zou het tekort aan zuurstof zich steeds sterker doen voelen. Werktuiglijk trok ik de stijgijzers aan.

Op de klim naar de top van de Vulkaan Parinacota

In een trance liep ik over de eindeloze sneeuwhelling omhoog. Het was nog altijd donker en iedereen was op zichzelf teruggeworpen. Ik liep als tweede omhoog, direct achter de gids. De verijsde sneeuwhelling had de grillige structuur van penitentes. Door de felle zon smelt de sneeuw zodanig, dat een soort spijkerbed van ijspilaren ontstaat. Deze penitentes of spijkers waren op de Vulkaan Parinacota tussen een halve en een hele meter hoog. De ijsstructuren vormden serieuze obstakels. Als ik onderlangs een weg probeerde te banen, liep ik voortdurend vast in het doolhof. Bovenlangs zakte ik geregeld door de penitentes heen en viel dan een meter omlaag: een ervaring van pure horror met de dubbelgevouwen tenen in mijn bergschoenen.

Op de flanken van de vulkaan Parinacota

Op de flanken van de vulkaan Parinacota

Het was ieder voor zich op de sneeuwhelling. De leraar haalde me in en even later haalde hij ook de gids in. Urenlang worstelden we ons een weg naar boven. We bevonden ons bijna tweeduizend meter boven de hoogvlakte toen de zon opkwam boven de Altiplano. Boven me kon ik in de verte de top zien. Ik zag de leraar als een kleine zwarte stip op de witte helling, halverwege mijn positie en de top. Tergend langzaam trok ik omhoog over het hellende, witte vlak. Soms had ik iets te pakken dat leek op een ritme. Totdat ik weer eens door een penitente heen zakte. Vervolgens moest ik dan weer moeizaam boven op een andere penitente zien te klimmen om mijn route te kunnen vervolgen.

Op de top van de vulkaan Parinacota

De leraar bereikte het eerst de top. Daarna kwamen de gids en ik aan en even later ook de Franse gids in opleiding. Voor iedereen behalve de gids was dit het hoogste punt in ons leven. Voor mij zelf was dit al weer de derde berg van meer dan zesduizend meter hoogte. Het zou vermoedelijk de laatste zijn. De gebruikelijke extase bleef uit. Ik had het koud en ik had pijn aan mijn tenen, die nu al uren waren samengeperst in mijn te kleine bergschoenen.

Op de top van de Vulkaan Parinacota

Rockend op de top van de vulkaan Parinacota

De gids en de leraar op de top van de vulkaan Parinacota

De klim was vervelend, maar de afdaling was een hel. Iedere stap die ik zette, stootten mijn tenen met bruut geweld tegen de bergschoenen. Het ergste waren de instortende penitentes. Elke keer als ik door een ijspilaar heen zakte, vreesde ik dat de botten van mijn tenen zouden knappen als luciferhoutjes. Een rode waas maakte zich van me meester. Mijn belevingswereld was beperkt tot een helse pijn en een allesomvattende misselijkheid. Ik had het gevoel dat ik elk moment mijn ingewanden uit zou kunnen braken. Elke ijspilaar die brak, zorgde voor een nieuwe vrije val. Ik wist niet meer waar ik het moest zoeken. De pijn in mijn tenen was ondraaglijk. Ik hoorde mezelf kermen van de pijn. Alle gedachten losten op in de rode waas. Ik wilde niets meer, alleen nog maar dat de foltering zou ophouden.

Ik wilde niet meer, maar ik zette na elke gruwelijke stap weer een nieuwe gruwelijke stap. Blijkbaar was er ergens diep van binnen toch een energievaatje, waar ik wilskracht uit kon tappen. We bereikten het einde van de sneeuw. Over een helling van instabiel gestapelde stenen zetten we de afdaling voort. Mijn lichaam moest een massaproductie van verdovende hormonen op gang hebben gezet. De sensatie van pijn was inmiddels een grens gepasseerd en ik voelde alleen nog maar een doffe verdoving. Ik was niet meer in staat om me te concentreren. Pas toen de puinhellingen met losse blokken plaats maakten voor een stabiel gestapelde ondergrond van vulkaangruis, voelde ik weer enig leven in me terugvloeien. In dit terrein kon ik snel en effectief afdalen door in vrije vaart naar beneden te stormen en daarbij mijn hakken voorwaarts in de gruishelling te plaatsen. Bovendien kon ik op deze wijze de voortdurende overdruk van mijn tenen tegen mijn schoenen voorkomen. Ik daalde snel en met alle mogelijke risico's, om maar zo gauw mogelijk beneden te komen en de schoenen uit te kunnen trekken.

De vulkaan Parinacota

Ik bereikte als eerste de bus die voor ons klaar stond. Op het moment dat ik mijn schoenen uittrok, verdween de rode waas voor mijn ogen. De pijn maakte plaats voor een intense ontspanning. De oorlog was voorbij. Na enkele minuten druppelden ook de anderen binnen. We feliciteerden elkaar met het behaalde resultaat. Daar was niets op af te dingen. We hadden allemaal de top gehaald en we waren ook nog eens buitengewoon snel. Maar ik had ondanks het mooie resultaat, de schitterende uitzichten en de prima sfeer in de groep geen moment kunnen genieten van de beklimming. We bereikten het dorpje Sajama moe maar voldaan, maar wat mij betreft toch vooral moe.

De tweelingvulkanen Parinacota en Pomarape

De Altiplano en de Nevado Sajama

Ik had geen blijvende schade ondervonden aan mijn tenen. Alleen op momenten dat ik mijn tenen stootte, kwamen de pijn en de rode waas weer terug. Ik zou nog maanden rondlopen met tenen die aanvankelijk rood, vervolgens paars en daarna zwart waren van de bloeduitstortingen. Mijn teennagels hadden een ingewikkeld patroon van scheuren en dwarsscheuren. Uiteindelijk zou ik de nagels van mijn grote tenen binnen drie weken verliezen. Maar ik had geen botten gebroken en alles deed het nog. Ik kon mijn reis zonder problemen voortzetten.

Zonsondergang over de Nevado Sajama

Zonsondergang over de tweelingvulkanen Parinacota en Pomarape


Tussen Hemel en Aarde

Na de alpiene uitspatting kon ik me weer op het fietsen concentreren. Ik koerste verder in de richting van de Chileense grens. Onderweg haalde ik voor de vierde keer Marten en Karin in. Deze keer was het erop en erover. Zij hadden voor vandaag een andere eindbestemming.

De Altiplano tussen Sajama en de Chileense grens

De Altiplano tussen Sajama en de Chileense grens

'Ik heb een ei in mijn band en dat is níet leuk!' 'Ik heb een ei in mijn band en dat is inderdaad toch wel leuk...'

De Altiplano bij Tambo Quemado

De vulkanen Parinacota en Pomarape

De vulkaan Parinacota

Landschap in het Parque Nacional Lauca, Chili Na een klim over een kleine bergketen passeerde ik de Chileense grens. Ik koerste af op het plaatsje Putre. De route kende ik nog van mijn reis in 2003. Toentertijd was de weg perfect geasfalteerd. Dat bleek nu niet meer het geval te zijn. Ik ploegde moeizaam door diepe zandlagen. Over een traject van veertig kilometer waren er wegwerkzaamheden. Kilometers lange colonnes van vrachtwagens trokken voorbij. Samen met de stormachtige tegenwind veroorzaakten ze stofwolken, die de adem afsneden en aanhoudende hoestbuien produceerden. Het zicht was beperkt tot enkele meters. Ik troostte me met de gedachte dat ik vast weer snel asfalt onder de wielen zou krijgen. Dat bleek vergeefse hoop. Ik kon de stofstorm tijdelijk omzeilen door een bezoekje te brengen aan de nederzetting Parinacota aan de voet van de gelijknamige vulkaan. De kerk is een van de schitterende kerken van de Altiplano van het Boliviaans-Chileense grensgebied.

De Altiplano in het Parque Nacional Lauca

Landschap in het Parque Nacional Lauca

De kerk van Parinacota op de Chileense Altiplano

Van Parinacota leidde het gruisweggetje weer terug naar de hoofdweg. Ik bevond me wederom in de verschrikkelijke inferno van wind en stof. Er was nergens bescherming tegen de stofwolken en ik schreeuwde het uit van ellende. Ik kon geen hand voor ogen zien en mijn ogen hadden zwaar te leiden. Het ergste waren de continue hoestbuien. Ik had geen enkele controle over mijn ademhaling. Ik hapte wanhopig naar adem, waardoor nieuwe overdoses zand in de luchtwegen onmiddellijk nieuwe hoestbuien produceerden. Pas na vele uren in de dust bowl bereikte ik de "normale" weg en kon ik tempo maken. In de avondschemer bereikte ik de bewoonde wereld in Putre.

Spookachtige sfeer op de Altiplano

De kerk van Parinacota op de Chileense Altiplano In het kleine bergdorp trok ik een dag uit om voorraden in te slaan voor de komende dagen. Ik was van plan om het grensgebied met Bolivia door te steken, waar een keten van Nationale Parken de vulkanen, zoutvlaktes en wildlife van dit bijzondere gebied beschermen. Een tweehonderd kilometer lange route van niet of nauwelijks onderhouden onverharde wegen verbindt de Nationale Parken Lauca, Vicuñas en Isluga met elkaar. De route komt nergens onder de vierduizend meter hoogte. Volgens blogs op het internet moest ik rekenen op vijf tot zeven dagen fietsen in het onherbergzame gebied. Afgezien van enkele spookdorpen zou op de route geen spoor van menselijke activiteit te vinden zijn. Ik zou de komende dagen dus niet op voorzieningen zoals water, voedsel of overnachtingsmogelijkheden hoeven te rekenen. Alleen in een berghut aan de zoutvlakte Salar de Surire zou ik aan vers drinkwater kunnen komen.

Putre

Met twintig liter water en een voedselvoorraad voor een week begon ik aan de route over de Chileense Altiplano. Mijn voedselpakket bestond niet alleen uit pasta's en groenten, maar vooral uit koekjes en chocoladerepen. Benzinebranders kunnen stuk gaan en de benzinefles kan lekken en ook dan zou ik graag levend terugkeren in de bewoonde wereld. Zelfs zonder functionerende brander zou ik met mijn tas vol met koekjes een betrouwbare, maar enigszins eenzijdige voedselvoorraad bezitten. Twintig liter water zouden moeten volstaan, zelfs als ik in de berghut niet aan aanvullend drinkwater zou kunnen komen.

De weg naar Guallatire

De weg naar Guallatire

De Altiplano met de vulkanen Parinacota en Pomarape

Vicuña met de Vulkaan Guallatire

Ik klom naar de afslag voor de route door de Nationale Parken. Ik voelde spanning om te beginnen aan het desolate traject. Ik zou misschien wel een week geen levende ziel tegenkomen. Alleen Marten en Karin verwachtte ik tegen te komen. Zij zouden me nu een of twee dagen voor zijn op de route.

De Chileense Altiplano van het Parque Nacional Vicuñas

Ik had de vrijheid gezocht en ik had haar gevonden. Ik leidde een leven zonder dagelijks ritme, zonder reguliere kring van mensen, zonder inkomen. Alleen in mijn wereld. Vrijheid is het loslaten van het contact met de Aarde. Ik had het stuur van mijn leven volledig in eigen handen, maar hoe sterk waren die handen? De romantische droom die ik leefde, was niet ongevaarlijk. Ik betrad de mooiste plekken van onze Aarde, maar die plaatsen waren niet levensondersteunend. Op de hoogvlaktes en in de woestijnen van Chili is geen water en geen voedsel en de nachten zijn huiveringwekkend koud. Bevrijd van de aardse beslommeringen zweefde ik als een vogel in de hemel. Ik begaf me in de ijle hoogten van het hooggebergte en ik begaf me in de ijle hoogten van de menselijke geest. Wie te hoog vliegt, komt ten val. Of verliest definitief het contact met de Aarde en wordt als een blaadje meegesleurd in de razende storm die voort jaagt over het barre landschap.

Landschap in het Parque Nacional Vicuñas

Landschap in het Parque Nacional Vicuñas

De weg voerde door een grootse woestijnvlakte, omgeven door vulkanen en bergketens. Aanvankelijk was ik niet helemaal alleen op de weg. Bij tijd en wijle passeerde een vrachtwagen. Aan het einde van de eerste dag bereikte ik het spookdorp Guallatire. De atmosferische, wit gepleisterde, romaanse kerk tekende scherp af tegen de intens blauwe hemel en de okergele punavegetatie. Op de achtergrond domineerde de besneeuwde Vulkaan Guallatire. Op diverse plaatsen stegen rookwolken op uit de diepere lagen van Moeder Aarde. Ik had het gevoel dat ik een spirituele wereld van uitzonderlijke diepte en intensiteit betrad. De ijle lucht, de hooggebergtewoestijn, de eeuwige sneeuw van de hoge bergtoppen, de rommelende vulkaan en de verheven schoonheid van de romaanse kerk, alle elementen droegen bij aan de mystiek.

De kerk van Guallatire

De kerk van Guallatire

De kerk van Guallatire

Landschap tussen Guallatire en Isluga Guallatire leek volledig verlaten. Op een van de huisjes was een nauwelijks leesbaar bord met het opschrift "hotel" bevestigd. Het huisje leek al net zo verlaten als de overige huizen, maar voor de vorm klopte ik toch maar even op de deur. Ik schrok van verrassing, toen de deur onverwachts werd geopend. Ik stond tegenover een vriendelijk ogende vrouw met een gezicht vol met brandwonden. Achter haar stond een andere vrouw, eveneens met brandwonden op haar gezicht. Tegen alle verwachting in had ik nu een overnachtingsplaats in een hotelkamer. Tevens serveerden de dames eenvoudige, voedzame maaltijden. Ik hoefde zodoende mijn voedselvoorraden niet aan te spreken. Besparingen van nu zouden later op de route nog wel eens van pas kunnen komen. Ik dineerde samen met een Chileense vrachtwagenchauffeur. Mijn disgenoot was een grote, forse man met borstelige wenkbrauwen. Hij vertelde urenlang over zijn leven "on the road". De man hield van zijn werk en hij was er vast van overtuigd dat zijn Chili het mooiste land van de wereld is.

In een schitterend morgenlicht fietste ik door het panoramische landschap. Er waren honderden vicuña's en flamingo's op de open vlaktes en zoutmeren. Landschappelijk hoogtepunt was de Salar de Surire, een hallucinerend witte zoutvlakte, omringd door bergen in etherische blauwe en paarse kleuren.

Weg naar de Salar de Surire

Salar de Surire

Salar de Surire

Salar de Surire

Vicuña's op de weg

Na het zoutmeer volgde een klim naar bijna vijfduizend meter hoogte. Vervolgens daalde ik af naar een kilometers brede vallei, omringd door de majestueuze bergen van de Chileense Andes. Ik zette mijn tent op ergens in het midden van de immense vlakte. Terwijl ik mijn avondmaal kookte, zakte de zon achter de horizon en dompelde de bergen voor korte tijd in een alles doordringende oranje gloed. Een mystiek moment dat een eeuwigheid duurde en tevens voorbij was, voor ik er erg in had.

Landschap tussen Guallatire en Isluga

Pas tussen Guallatire en Isluga

Landschap tussen Guallatire en Isluga

Landschap tussen Guallatire en Isluga

Kampplaats tussen Guallatire en Isluga

Kampplaats tussen Guallatire en Isluga

Kampplaats tussen Guallatire en Isluga

De volgende dag was ik vanaf het opkomen van de zon in touw. De eindeloze zandweg voerde naar de horizon. De zon dompelde de aarde onder in een intens wit licht. Ik moest mijn fiets kilometers lang door diep zand duwen. Pas na enkele uren duwen door het zand werd de weg beter en kon ik mijn weg vervolgen door gemakkelijker stenig terrein. Daarnaast had ik een steeds krachtiger wordende wind in de rug. De omstandigheden waren zo gunstig, dat ik snel voortgang boekte. Rond het middaguur bereikte ik het spookdorp Isluga en even later bevond ik me op de doorgaande en geasfalteerde route naar Colchane.

Spookdorp tussen Guallatire en Isluga

Spookdorp tussen Guallatire en Isluga

Landschap tussen Guallatire en Isluga

Ik had het afgelegen traject van Putre naar Colchane veel sneller afgelegd dan gedacht. De route had me nog geen drie dagen gekost, waar ik op ongeveer zes dagen had gerekend. Het was nog maar een paar kilometer naar de bewoonde wereld. De wind was inmiddels sterk aangewakkerd en overal om me heen ontstonden zand- en zoutstormen. Ik had de wind mee en vloog zonder te trappen met veertig kilometer per uur omhoog. Waar ik normaliter in grote vreugde zou zijn na het voltooien van een dermate lastig en buitengewoon mooi traject, zou ik na deze route in extase moeten zijn maar boven alles was ik bezorgd. Ik had geen spoor van Marten en Karin gezien. Aangezien ik lange dagen had gemaakt en het traject snel had overbrugd, zou ik mijn landgenoten logischerwijs ergens moeten hebben ingehaald. Na de Salar de Surire voerde de route goeddeels door mul zand en daar had ik slechts een enkel fietsspoor gezien. Dat konden Marten en Karin niet zijn. In Colchane nam ik via de e-mail contact op met de vraag of ze nog in leven waren. Enkele dagen later kreeg ik antwoord. Het bleek dat zij links om de Salar de Surire heen waren gereden, terwijl ik juist op dat moment rechtsom fietste; in die tijd had ik ze precies gepasseerd.

Kerk van spookdorp Isluga


De Makkelijke en de Moeilijke Weg

De bus stopt in een eenzame nederzetting op de Altiplano Ik vervolgde mijn weg in Bolivia om de koloniale steden Sucre en Potosí te bezoeken. Ik passeerde de Boliviaanse grens en stak de Altiplano andermaal over. In twee lange dagen bereikte ik Oruro aan de overzijde van de Altiplano.

De weg van het leven kent vele kruispunten. Soms was het duidelijk voor welke weg ik moest kiezen, op andere momenten was er geen eenduidige "goede" weg. Vanuit Oruro waren er twee mogelijkheden om Sucre en Potosí te bereiken. Enerzijds was er de hoofdroute langs de rand van de hoogvlakte naar Potosí en verder naar Sucre. Anderzijds was er een mogelijkheid om over een bergachtige rechtstreekse route naar Sucre te fietsen. De geasfalteerde route over de hoogvlakte zou vijfhonderd kilometer lang zijn. De rechtstreekse route over zanden steenweggetjes driehonderd kilometer. Op de eerste vijfentwintig kilometer naar de splitsing kreeg ik een voorproefje van de geasfalteerde route over de hoogvlakte. De tegenwind zorgde ervoor dat ik met twaalf kilometer per uur voortkroop over de oneindige vlakte. En dan was het nog maar het begin van de morgen. Doorgaans begon het in de middag pas echt hard te waaien.

De Boliviaanse Altipano

De Boliviaanse Altipano

De Boliviaanse Altipano

De Boliviaanse Altipano

Nederzetting op de weg naar Oruro

Jongeman op de route van Oruro naar Sucre Ik bereikte de tweesprong. Alle weggebruikers moesten voor het kruispunt wachten. Er was een wielerwedstrijd gaande. Het verkeer mocht pas doorrijden, nadat alle deelnemende renners gepasseerd waren. Een kleine politiedelegatie moest alles in goede banen leiden. Ik raakte met een geïnteresseerde agent in discussie over mijn route. Links voerde de weg de bergen in. Rechts bleef de weg op de hoogvlakte, westelijk van de bergen. Links was de moeilijke weg, rechts de gemakkelijke. De hoofdagent was duidelijk:
"Er is maar een weg naar Sucre en die loopt via Potosí."
"Nee hoor," wierp ik tegen, "kijk maar op de kaart, de andere route is korter."
"Maar dan moet je klimmen."
"Dat vind ik juist leuk."
"Ja, maar de weg is onverhard..."
"O, maar dat vind ik juist zo sfeervol."
Vertwijfeld schudde de hoofdagent zijn hoofd. Moedeloos keek hij zijn collega's aan. Ik zag hem denken: "Wát een stuk eigenwijs is dat, zeg. Nou, dan moet-ie het zelf maar weten."
Welke keuze ik ook zou maken, het was belangrijk om achter de keuze te staan, om de verwachte en de onverwachte gevolgen te aanvaarden. Niets is zo energieverspillend om na te denken hoe het leven zou hebben gelopen, als ik andere keuzes zou hebben gemaakt. Het gaat erom om je energie te richten op de dingen die je wél doet. Nadat de renners passeerden, werd de weg vrijgegeven. Ik sloeg linksaf, de moeilijke route op. Vol ongeloof staarden de agenten me na.

Vooralsnog viel de weg mee. De eerste zeventig kilometer van de moeilijke weg waren nog niet zo heel erg moeilijk. Tot aan het mijnstadje LLallagua bleek de weg geasfalteerd, een onverwachte meevaller. Llallagua was een ongepolijste Zuid-Amerikaanse stad. Vijftigduizend mensen woonden op enkele hectaren in een uithoekje van een dal. De ongekende drukte en bedrijvigheid waren zelfs voor Zuid-Amerikaanse begrippen ongewoon. Ik had de sensatie alsof ik me in een mierenhoop bevond. Een aangename mierenhoop, want de sfeer was prima in de stad die nooit enige toeristen ziet.

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Meisje op de route van Oruro naar Sucre Ik checkte op internet toch maar even de staat van de weg die voor me lag. Ik zocht op de trefwoorden Cycling, Oruro en Sucre. Google Bolivia kwam terug met slechts drie relevante zoekresultaten. De bovenste entry had het kopje "Worst Road of the World". Klikken op de entry leverde een site op met foto's van een rode modderweg met bandensporen van twintig tot dertig centimeter diep. De auteur in kwestie had de ongelijke strijd tegen de elementen na honderd kilometer opgegeven en had liftend de route voltooid. Een tweede entry was het relaas van een stelletje dat maar liefst drie weken nodig had om de driehonderd kilometer te overbruggen, een gemiddelde van slechts vijftien kilometer per dag. De derde entry handelde over een fietser, die had getwijfeld of hij de rechtstreekse of de geasfalteerde route zou nemen en die toch maar de geasfalteerde route had genomen. De beschikbare informatie gaf me niet het gewenste vertrouwde gevoel, dat ik de juiste keuze had gemaakt. Ik besloot om toch door te gaan op de ingeslagen weg. Al zou ik op de vele klims met een sukkelgang van vijf kilometer per uur omhoog fietsen, dan nóg zou ik sneller zijn dan als ik nu nog terug zou fietsen naar de geasfalteerde route over Potosí.

Met vier kilometer per uur worstelde ik omhoog. De weg was ongebruikelijk steil. Het schoot niet erg op, maar ik passeerde mooie berglandschappen en dorpjes waar ik gastvrij werd onthaald. De plaatselijke bevolking deelde het eten met me en iedereen had tijd voor een praatje.

Herderin op de route van Oruro naar Sucre

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Dorp op de route van Oruro naar Sucre

Tot dusverre viel de route me nog steeds niet tegen. De volgende dag werd de weg echter aanmerkelijk slechter. Deze bestond uit grote stuiterstenen en diepe lagen zand. Veelal had ik te maken met wasbord, een golvend patroon van ongeveer een decimeter lengte en twee centimeter hoog. Het golvende wegpatroon zorgt er voor dat je geen kracht kunt zetten en volledig door elkaar geschud wordt: een dollemansrit op een psychedelische lama.

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Zelfs op de afdalingen waren er soms kilometers achter elkaar dat ik met minder dan vijf kilometer per uur vooruit kwam. Ik moest de snelheid laag houden om mijn fiets en mezelf nog enigszins te beschermen. Een hele dag keihard werken bracht me dan vijftig kilometer verder. De weg was slecht, maar ik fietste niet door volledig onbewoonde gebieden. In de dalen werd landbouw bedreven en om de dertig tot zestig kilometer was er wel een dorp met zeer beperkte voorzieningen.

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

Herderin op de route van Oruro naar Sucre

De weg van Oruro naar Sucre "Sometimes I don't know where this dirty road is taking me," zingt Townes van Zandt. De ene na de andere anonieme bergrug lag op mijn weg. De route was een aaneenschakeling van onmogelijk steile klims en onmogelijk steile afdalingen. Op de klims had ik alle kracht in mijn benen nodig om niet af te hoeven stappen en op de afdalingen had ik alle kracht in mijn vingers nodig om hard genoeg te remmen. De weg was in een buitengewoon deplorabele staat. Grote scherpe stenen staken uit de weg omhoog. Mijn maag en darmen kregen een drilboormassage te verwerken en op de afdalingen trilden mijn polsen zodanig dat ik bang was dat ze als luciferhoutjes zouden breken. De fiets kraakte in zijn voegen. Ik maakte me zorgen, dat er weer bevestigingsmoeren van mijn voordrager stuk zouden trillen.

Landschap op de route van Oruro naar Sucre

De weg van Oruro naar Sucre

De weg van Oruro naar Sucre

De weg van Oruro naar Sucre

De route van Oruro naar Sucre leek eindeloos maar zes dagen na mijn vertrek uit Oruro stuiterde ik Sucre binnen. Een groot bord liet zien, dat ik de constitutionele hoofdstad van Bolivia had bereikt. De andere hoofdstad, La Paz, is echter de stad van waaruit Bolivia daadwerkelijk geregeerd wordt.

Landschap op de route van Oruro naar Sucre


In de Sporen van Che Guevara

In een eettentje in Sucre ontmoette ik Suzie. Het was haar eerste dag op het continent. Ze wilde een bestaan opbouwen in Zuid-Amerika, een regio waar ze nog nooit eerder was geweest. In Sucre wilde ze Spaanse lessen nemen om vervolgens door Zuid-Amerika te reizen en onderwijl Engelse les te geven. Ze had de droom om naar Colombia te reizen om daar te werken op een taalschool.

Sucre - de witte stad

Sucre - de witte stad

Onweersbui boven Sucre De Recoleta, Sucre

Sucre by night

Suzie en ik bezochten een weeshuis, een school voor gehandicapte kinderen en een opvangverblijf voor pubers uit probleemgezinnen. We werden rondgeleid door Linda, een Nederlandse eigenares van een café in het centrum van Sucre. Ze had een stichting die projecten ontplooide om het voorzieningenniveau van deze opvangverblijven op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren. Ik was aangenaam verrast door de professionele kwaliteit van de instellingen. Ik zag vrolijke kinderen en gedurende ons verblijf hingen er altijd wel een paar kinderen aan onze armen en benen. In een arm land als Bolivia is het een goed teken als kinderen onbevangen en enthousiast zijn.

Kinderdagverblijf in Sucre

Op een opvangverbijf voor kinderen zonder ouders

Bijna al mijn Zuid-Amerikaanse fietsmaatjes druppelden een voor een binnen in Sucre. Ik ontmoette de Duitse motorrijder Uwe voor de derde maal op deze reis en in een internetcafé kwam ik José tegen, mijn Ecuadoraanse vriend met wie ik ruim een week samen fietste in Noordelijk Peru. Ik had de nodige afspraken met José, die bij zijn vriend Javier in Sucre logeerde. Toen onze wegen in Chachapoyas scheidden, had ik nog mijn twijfels of het een goed idee was om samen te fietsen. Ik hield van zijn zorgeloze manier van doen, maar ik was onzeker of hij er klaar voor was om lange afstanden zonder voorzieningen in afgelegen berggebieden te overbruggen. Het feit dat hij hier was, liet zien dat mijn twijfels ongegrond waren. José was in staat gebleken om zich aan te passen en inmiddels was hij een ervaren langeafstandsfietser. Het klikte onmiddellijk weer en we begonnen plannen te maken om samen verder te reizen. Op enkele dagen fietsen van Sucre, in Uyuni, begint de zware Zoutvlakte- en Lagunaroute naar San Pedro de Atacama. José twijfelde of hij ervaren genoeg was om het zware traject alleen te fietsen. We filosofeerden samen over de risico's: de eenzaamheid, de kou, de wind, de staat van de wegen, de oriëntatiemoeilijkheden en de afwezigheid van dorpen, mensen, water en voedsel. José en ik keken elkaar diep in de ogen. Ik wist dat ik klaar was om alleen het traject te overbruggen en ik was er inmiddels van overtuigd, dat we het zware traject ook samen veilig zouden kunnen overbruggen. Omdat José nog wat langer bij zijn vriend Javier wilde blijven, hadden we afgesproken om over drie weken op weg te gaan.

De stralende lach van Suzie

In de binnentuin van het hostal in Sucre

Suzie in de hangmat Ik volgde gedurende een week Spaanse lessen op een taalschool in Sucre. Ximena was mijn lerares, een vrouw die al op haar tweeëntwintigste weduwe was geworden. Haar man en tweejarige dochter Laura werden op een brug door een bus geramd en stortten vele meters het ravijn in. Ximena had alles zien gebeuren. Ze vond het levenloze lichaam van haar man met de kleine Laura in zijn armen gevouwen. Gevreesd werd ook voor het leven van Laura, maar zij kon met een operatie gered worden. Ze was nu een levendig kind van zeven jaar oud. Ximena had een pittig leven als jonge weduwe. Regelmatig stortte ze haar hart uit en dan rolden de tranen over haar wangen. Haar veerkracht was ondanks de tragische geschiedenis niet gebroken. Naast de opvoeding van haar dochtertje en het werk op de taalschool volgde ze een universitaire studie rechten om op termijn een beter betaalde baan te verwerven en zich te ontworstelen uit de armoede.

Lerares Ximena

In de week van mijn Spaanse les kwam de crew van het televisieprogramma Drie op Reis langs in Sucre bij de taalschool. De populaire presentator Chris Zeegers wilde een Engelse les voor Bolivianen schieten en zo werd Suzie voor de klas gefilmd. Daarna wilden de programmamakers een Spaanse les voor buitenlanders schieten. Omdat de ploeg in de avond kwam, was er geen Spaanse les en moest er geïmproviseerd worden. De directeur van de taalschool wees Yashira aan om les te geven en vroeg aan Marco en aan mij, de enige Nederlanders, om als klasje te dienen. De derde aangewezen vrijwilliger was de Japanse Yoshi, die met zijn haardracht en baard, baret en legeruitrusting een honderd procent replica van Che Guevara was. Uiterlijk was Yoshi volledig gestyled naar dit mythische Latijns-Amerikaanse icoon en hij noemde zich ook Che. Op BNN zou te zien zijn, hoe Marco, Che Guevara en de Eenzame Fietser Spaanse les kregen op het taalinstituut Fenix. Chris vroeg ons om te vertellen over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk. Op de vraag of Nederlanders na twee weken Spaanse les voldoende beslagen ten ijs zouden komen om zelfstandig door Zuid-Amerika te kunnen reizen, antwoordde ik zelfverzekerd: "Zeker."
Che knikte instemmend.

Met Marco de Greef en Chris Zeegers

Met onder meer Chris Zeegers, Suzie en Che Guevara bij de opnames van Drie op Reis

De Japanse Yoshi reisde net als Che Guevara vijftig jaar geleden met de motor door Latijns-Amerika. De legendarische motorreizen van Che Guevara zijn beschreven en verfilmd als de Diarios de Motocicleta, ofwel The Motorcycle Diaries. Mijn eigen camino had natuurlijk ook geregeld de bandensporen van Che Guevara gekruist. Ik had in die zin mijn eigen Diarios de Bicicleta.

Meisje tussen Potosí en Uyuni Menige gekscherende discussie heb ik gehouden met de Japanse comandante over de toekomst van de pueblo, de toekomst van het dorp. In de communistische propaganda stond de pueblo symbool voor een samenleving waar de mensen zich met ziel en zaligheid inspanden voor de commune. In deze ideale samenleving had het hele dorp vertrouwen in de comandante en werkten de bewoners hard, omdat de arbeiders wisten dat iedereen zou profiteren van de persoonlijke opofferingen. De realiteit was weerbarstiger. In alle communistische samenlevingen kwamen de toch al beperkte opbrengsten van de opofferingen die de pueblo zich getroostte vooral ten goede aan de comandante. De dorpelingen die minder vertrouwen hadden, werden door de comandante vervolgd en eindigden in strafkampen. Alles ter meerdere eer en glorie van de pueblo, maar na bijna honderd jaar communisme op wisselende locaties in de wereld laat de beloofde vooruitgang van de pueblo nog altijd op zich wachten.

De markt van Tarabuco De markt van Tarabuco

Tarabuco

Tarabuco Tarabuco

Na twee weken verblijf in Sucre reisde ik met Suzie, Gaeme en Zia met de bus naar het zuiden van Bolivia. Via de wijnregio Tarija reisden we naar Tupiza, in een wildwestlandschap van een halfwoestijn met bizarre rode rotsformaties en gigantische cactussen. Tupiza is de paardrijdhoofdstad van Zuid Amerika en ook Suzie en ik moesten er aan geloven. Zia en Graeme hadden zeer ruime paardrijdervaring en zouden een lange tour doen terwijl beginners Suzie en ik en een Australisch stelletje een korte tour zouden doen. Gelukkig kregen we vooraf enige instructies van Zia. De gidsen bleken dronken pubers te zijn die geen enkele aanwijzing gaven. Braaf sjokten het Australische stelletje en Suzie en ik achter de gidsen aan. Ik dacht even dat ze doofstom waren want het eerste anderhalf uur kwam er geen woord uit de mond van deze lieden en ook nonverbaal reageerden ze niet op input van de buitenwereld. Na een paar kilometer raakten de pubers ons tot overmaat van ramp kwijt en waren we geïsoleerd. Al paardrijdend discussieerden we wat te doen. We besloten om de paarden te laten omkeren om de gidsen te zoeken. Nadat de gidsen boven water waren, ging een van hen met Suzie een andere kant op dan de andere gids en de Australische beginners. Ik vroeg aan de ene gids of de andere gids niet met Suzie de verkeerde kant op ging.
'Ja, ze gaan de verkeerde kant op.'
'Dan moeten we Suzie ophalen.'
'Wacht maar af, ze komt vanzelf wel terug met de gids.'
Uiteindelijk kwam de andere gids terug maar zonder Suzie.
'Welke kant moeten we nu op?' vroeg ik geïrriteerd.
De ene gids wees de ene kant op, de andere gids de andere. Ik verloor mijn geduld.
'Nogmaals, welke kant moeten we op?'
Tupiza

Paardrijden in Tupiza

Paardrijden in Tupiza

Wederom wees de ene gids de ene kant op en de andere gids de andere. Ik kon mijn woede niet meer voor me houden. Ik vroeg voor de laatste keer of we nu de ene kant op moesten of de andere. Ook de laatste poging was vergeefs. Ik zette mijn paard in beweging en een van de gidsen hobbelde amechtig achter me aan. Ik bereikte Suzie. We vervolgden met een van de gidsen de route over een steile prairie. De andere gids was met het Australische stelletje een andere kant opgegaan. Gelukkig hadden we van Graeme en Zia vooraf de instructie gekregen dat we steil omhoog naar voren moesten hangen en steil naar beneden naar achteren. De gids hulde zich weer in stilzwijgen. In het midden van de woestijn verliet hij ons. Een vrouw te voet zou ons terug begeleiden naar de manege. Dat was echter nog vijf kilometer ver. Ik voelde er weinig voor om in een sukkelgang naar de manege terug te sloffen. Gelukkig viel met de vrouw wel fatsoenlijk te communiceren. Na enige afstemming besloten we dat Suzie en ik zelfstandig terug zouden keren. Ik liet mijn paard in draf gaan en Suzie en haar paard volgden. Netjes leverden we de paarden af in de manege.

Paardrijden in Tupiza

Suzie in Tupiza Suzie in Tupiza

Suzie in het wildwestlandschap van Tupiza

Ik nam afscheid van Suzie, Graeme en Zia. Of en wanneer we elkaar zouden weerzien, was onzeker. Wie ik in ieder geval voorlopig niet meer terug zou zien, was José. Ik kreeg een zeer onaangename sms-boodschap binnen. José en Javier hadden een zwaar busongeluk gehad op een weekendtrip naar La Paz. José moest in La Paz geopereerd worden om een glassplinter uit zijn oog te laten halen en ook Javier moest behandeld worden aan zware verwondingen. Of José opgelapt kon worden om verder te reizen, en of hij überhaupt zijn gezichtsvermogen terug zou krijgen, was onzeker. De operatie was in ieder geval gelukt en ook Javier zou er weer bovenop komen. Wanneer José weer aan reizen toe zou komen, was echter zeer ongewis. Ik kreeg foto's opgestuurd van vlak na het ongeluk. De foto's waren pure horror. Zijn gezicht was bedekt met dikke lagen geronnen bloed, die het grootste deel van zijn gezicht bedekten en een van zijn ogen dicht plamuurden.

Het wildwestlandschap van Tupiza

Landschap bij Tupiza

Suzie in het wildwestlandschap van Tupiza

Tupiza

Na vier weken van stadswandelingen, paardrijden, wijntours, liggen aan het zwembad en schommelen in hangmatten was het tijd om de draad van de fietsreis weer op te pakken. Alles wat ik de afgelopen weken eventueel aan uitdaging tekort was gekomen, zou de komende weken ruimschoots gecompenseerd worden.

Landschap tussen Sucre en Potosí

Landschap tussen Potosí en Uyuni

Landschap tussen Potosí en Uyuni

Landschap tussen Potosí en Uyuni

Landschap tussen Potosí en Uyuni

Landschap tussen Potosí en Uyuni

Tussen Potosí en Uyuni

Landschap tussen Sucre en Potosí Ik fietste naar Potosí, de Boliviaanse mijnstad waar in het verleden aanzienlijke hoeveelheden goud en zilver zijn gewonnen. Het rijke koloniale centrum getuigde nog altijd van de opbrengsten van het verre verleden. De grauwe, armoedige huizen van de omringende stad getuigden van de opbrengsten van het recente verleden. Toch betraden dagelijks honderdveertigduizend mannen de donkere schachten van de Cerro Rico, in de hoop een nieuwe goud- of zilverader aan te boren. Voor de meesten zou de hoop vergeefs blijken te zijn. Maar een enkele keer had iemand geluk. Een onafhankelijke mijnwerker zou in een klap schatrijk kunnen worden als hij een goud- of zilverader zou aanboren en als hij dat dan ook nog lang genoeg zou kunnen verbergen voor zijn honderdveertigduizend concurrenten. De laatste mijnwerker die dat kunstje flikte, bezat meerdere koloniale panden in het centrum van de stad.

Potosí

Potosí

Potosí

Potosí

Diverse toeraanbieders boden een rondleiding in de mijnen. Met een ex-mijnwerker trok ik de smalle, donkere schachten in. De ervaring was een soort Dantes Hellevaart voor dummies. Na een dag fietsen in het hooggebergte zag ik er soms getekend uit, maar dat was niets vergeleken met de mijnwerkers. Gemiddeld veertien uur per dag werkten de mannen (ik had geen enkele vrouw gezien) in de claustrofobisch kleine gangen. De schachten waren tachtig centimeter tot een meter hoog en vijftig centimeter breed. In Nederland maken we ons soms zorgen over fijnstofconcentraties, maar in de mijnen van Potosí zag het blauw van het stof. Mijnwerkers die langer dan een uur of acht in de mijnen waren, keken zonder uitzondering met een wezenloze blik voor zich uit, de ogen dof en levenloos. Om de pijn te verdoven, werd de ganse dag op cocablaadjes gekauwd. Daarnaast werd ceibo gedronken, een drankje dat bestaat uit vrijwel pure alcohol. Een druppel was voldoende om je gehemelte weg te schroeien. Als je nog geen hoestaanvallen had van het stof in de lucht, kon dit drankje je er wel aan helpen.

De mijnen van Potosí

De mijnen van Potosí

Er was weinig organisatie in de mijnen. Niemand had het overzicht over de gangen die in het verleden waren geboord. De bovenste driehonderd meter van de berg was verboden terrein, maar daaronder werden nog altijd stukken berg opgeblazen. Ooit zal het onvermijdelijke gebeuren en zullen delen van de berg instorten. Er werd sowieso niet aan veiligheidsmaatregelen gedaan in de mijnen. Ook de toeristen daalden ongezekerd af in de verticale schachten over lange, nonchalant opgehangen touwen. Klims werden mogelijk gemaakt met twintig tot dertig meter hoge ladders. Aan het einde van de toer werd bij wijze van afscheidsstunt een stuk dynamiet afgestoken.

In de mijnen van Potosí

In de mijnen van Potosí In de mijnen van Potosí

In de mijnen van Potosí


De Zoutvlakte en de Lagunas

Uyuni is het beginpunt van misschien wel de zwaarste fietsroute van het Amerikaanse continent. De route naar San Pedro de Atacama voert over de grootste zoutvlakte van de wereld en vervolgens door onbewoonde hooggebergtewoestijnen zonder voorzieningen en zonder drinkbaar water. Tweehonderd kilometer zoutvlakte en vierhonderd kilometer jeepsporen op grote hoogte scheidden me van de woestijnstad in Chili. Volgens de verhalen op internet zou de route een kleine twee weken kosten. Omdat het gebied niet alleen ontoegankelijk maar ook erg mooi is, trekken er dagelijks de nodige jeeptours door het gebied. Daardoor zijn er enkele hutten waar mogelijkerwijs chocoladerepen en biscuitjes verkrijgbaar zouden zijn. De bevoorrading is in de eerste plaats bedoeld voor de jeeptours. Het was dan ook onzeker of ik van de eenvoudige voorzieningen in de hutten gebruik zou kunnen maken. Er zouden geen echte wegen zijn. Volgens de blogs op het internet zou ik de helft van de tijd mijn fiets door los zand of over grote stenen moeten voortduwen. Verder zouden de beruchte dagelijkse zuidwesterstormen zorgen voor een vrijwel permanente tegenwind. De route voert continu door hoge gebieden en ook qua oriëntatie is de route een uitdaging met jeepsporen die splitsen, maar niet altijd weer samenkomen.

Straatbeeld in Uyuni

Treinkerkhof van Uyuni

Treinkerkhof van Uyuni

Treinkerkhof van Uyuni

Gewapend met veertien liter water en zeven kilogram etenswaren - spaghetti, ingeblikte groenten, blikken tonijn, poedersoepen, tientallen biscuitjes en chocoladerepen - verliet ik de bewoonde wereld. Na twintig kilometer bereikte ik de Salar de Uyuni, een zoutvlakte van tweehonderd bij tweehonderd kilometer. Het zoutbekken ligt op een hoogte van 3.650 meter en wordt omgeven door nog hogere gebieden. Zover het oog reikte, was ik omgeven door het oogverblindende witte licht dat weerkaatste op de vlakte.

Op de Salar de Uyuni

De Salar de Uyuni

Salar de Uyuni

De Salar de Uyuni De zintuiglijke ervaringen bleven beperkt tot het blauw van de lucht en het wit van de vlakte. Op grote afstand staken er enkele bergketens boven de witte zee van zout uit. Alle schaal was weggevallen op de oneindige vlakte. Iedereen zoekt zijn eigen weg. De Salar de Uyuni kan dan ook beschouwd worden als de breedste weg van de wereld, maar het is een weg die eigenlijk nergens naar toe gaat. Er woont niemand op de zoutvlakte en ook in de omliggende gebieden is vrijwel geen bewoning. Ik richtte mijn GPS op het Isla de los Pescadores. Ik had nog honderd kilometer af te leggen tot het eiland in het midden van de Zoutvlakte. Het was zaak om vandaag nog het Isla de los Pescadores te bereiken. Het zou niet meevallen om mijn tent op te zetten op het harde zout. Nog veel belangrijker was het om niet te verdwalen. Zo lang de batterijen in mijn GPS bleven functioneren, was de route eenvoudig en hoefde ik alleen maar rechtdoor te fietsen. Als de GPS echter niet zou functioneren, zou ik slechts de zon tot mijn beschikking hebben om me op te oriënteren.

Isla de los Pescadores De overtocht over de zoutvlakte werd begeleid met het gezellige geknisper van zout onder de wielen. Over vrijwel de hele zoutvlakte lag een patroon van ongeveer drie meter brede zeshoeken. De randen van deze zeshoeken waren ongeveer een centimeter hoog en remden behoorlijk af. Veel meer nog dan deze wrijvingsranden vormde de wind een remmende factor. Ik kreeg alvast een voorproefje van wat me te wachten stond op de aansluitende Lagunaroute, waar het normaliter nog veel harder waait. Aan het einde van de dag maakte ik een preciesielanding op het Isla de los Pescadores, het kleine eiland in het midden van de zoutvlakte met imposante reuzencactussen. De eerste dag van de route zat er op.

Isla de los Pescadores

Isla de los Pescadores en de Salar de Uyuni

Isla de los Pescadores en de Salar de Uyuni

De Salar de Uyuni Dag twee leek op dag een. Gedurende vijf tot zes uur fietste ik over de zoutvlakte totdat ik het vasteland bereikte. Op dag drie bereikte ik San Juan de Rosario, het enige dorp op de route naar San Pedro de Atacama. Er waren een paar hotelletjes en er waren enkele winkeltjes waar ik mijn etens- en watervoorraden kon aanvullen. Ik was niet de enige gringo in San Juan. Ik ontmoette Nathan, een jonge Joods-Amerikaanse wetenschapper die onderzoek deed naar de geschiedenis van de bewoners rondom de Zoutvlakte. Er bleek weinig bekend over hun achtergrond en hun geschiedenis. Nathan fietste van de ene naar de andere commune om mensen te interviewen. Hij bleek een bijzondere en intelligente jongeman. Het leek me leuk om enige tijd samen te reizen. Ik vroeg hem of hij zin had om met me mee te fietsen naar San Pedro de Atacama. Ondanks een sterke drang om mee te gaan, sloeg hij mijn aanbod toch af. Dat zou niet correct zijn richting zijn geldschieters. Het onderzoek stond op de eerste plaats.

De Salar de Uyuni

Waar is de arbeidsinspectie?? Deel een van de route, het oversteken van de zoutvlakte, was afgerond. Nu zou het veel zwaardere deel twee van de route beginnen, langs de Lagunas, de meren van Zuidwest Bolivia. Volgens de meest gebruikte routebeschrijving op het internet zou ik tien dagen op mezelf zijn aangewezen. Met vijfentwintig liter water en met voedselvoorraden voor tien dagen vertrok ik uit de laatste nederzetting van de bewoonde wereld.

De eerste vijftig kilometer na San Juan de Rosario was de wegkwaliteit opmerkelijk goed. Ik trok over grote witte vlaktes van zout en klei, waar de banden goed grip op hadden. In de verte reikten purperen vulkanen tot zesduizend meter hoog de hemel in.

De immense Altiplano

De immense Altiplano

Op weg naar de Laguna's

Rustige dag op het spoor

Na het oversteken van de laatste vlakte volgde de eerste lange klim. De weg verslechterde dramatisch. Over een mengsel van los zand met grote stenen duwde ik mijn fiets omhoog. Het voortduwen door het mulle zand was in de verbeelding vooraf romantischer dan het in werkelijkheid bleek te zijn. Mijn fiets was als gevolg van de gigantische water- en voedselvoorraad ruim zestig kilogram zwaar. Soms kon ik met enorme inspanning een stukje fietsen, maar elk moment kon mijn vehikel ineens tot stilstand komen.

Landschap op de Lagunaroute

Tussen de Salar en de Laguna's

Na vele uren eindigde de klim. Ik betrad een golvend landschap tussen de vier- en vierenhalf duizend meter hoogte. De weg verbeterde en ik kon het grootste deel van de route weer fietsen over tien tot dertig centimeter diepe jeepsporen. Het was zaak om niet met de tassen tegen de zijwanden van het spoor te komen. Centimeterwerk dat gedoemd was om te mislukken op de zandige ondergrond. Het moest een keer mis gaan en het ging ook mis. Door een klein stuurfoutje manoeuvreerde ik een van de fietstassen tegen de wand van een van de sporen. Voor de zoveelste keer brak een bevestigingmoer van de voordrager en was ik gedwongen om de benodigde reparatiewerkzaamheden uit te voeren. Even later viel de nacht in. Op een grote eenzame vlakte hield ik kamp. Ik kookte mijn eerste pastamaaltijd met soeppoedersaus. Echt smullen was het niet, maar de energievoorraad was weer aangevuld. Ik was de eerste dag goed opgeschoten en ik was positief over wat nog zou komen.

De volgende morgen bereikte ik al gauw de eerste van de lagunas, de hooggebergtemeren die omringd werden door eenzame bergketens en de vrijwel vegetatieloze hooggebergtewoestijn. Besneeuwde vulkanen reflecteerden in het rimpelloze water. Het was nog vroeg in de morgen en de wind was nog niet op gang gekomen. Het water van de meren kon als gevolg van hoge zout- en metaalconcentraties niet gedronken worden, maar de flamingo's deden het prima in het giftige water.

Laguna Cañapa

Laguna Cañapa

Laguna Cañapa

Ik passeerde de ene na de andere laguna. Afhankelijk van de mineralen, de algen en de lichtval waren de lagunas marineblauw, groen, wit, bruin, okergeel, oranje, wijnrood en diep turquoise. Bij zonsopkomst en zonsondergang konden de meren ook geel, paars en roze kleuren.

De meeste dagen begonnen windstil, maar meestal kon ik niet lang genieten van de gunstige windcondities. De hoogvlakten van Zuidwest-Bolivia worden geplaagd door dagelijkse stormen. Meestal komen deze rond het middaguur op gang en doven rond een uur of zes uit, als de zon onder gaat. Viel het de eerste dag reuze mee met de wind, de tweede dag verraste ze met een vroeg bezoek. Al om half tien vocht ik tegen de stormachtige tegenwind. Er stond een grote meevaller tegenover. De lange klim naar de pas zou volgens de reisbeschrijving op internet een lange duwroute omhoog zijn. Honderd meter voortduwen van een zestig kilo zware fiets door los zand is al een waanzinnige inspanning, maar tien kilometer omhoog duwen op 4.700 meter zou een hel zijn. Het overgrote deel van de klim kon ik echter gewoon blijven fietsen, al ware het met de grootst mogelijke moeite. Tegen de avond van dag twee van de Lagunaroute bereikte ik een resort waar de meer luxueuze jeeptours aanklopten voor overnachting. Ik had geen zin om in een tent te slapen met de wind en de nachtelijke kou van rond de twintig graden onder het vriespunt. Het resort was opvallend mooi. Ik vreesde dan ook dat het prijsniveau te hoog zou zijn en dat ik uiteindelijk toch zou eindigen in mijn tentje. Tegen beter weten in klopte ik aan. Niet geschoten is altijd mis, dacht ik. Eigenaresse Maria zei dat ik voor honderd dollar kon overnachten. Ik moest lachen bij het horen van het bedrag.

Laguna Hedionda

Flamingo's in de Laguna Hedionda

Laguna Hedionda

Laguna Hedionda

Laguna Hedionda

Laguna Honda

"Aan welk bedrag denk jij dan?"
"Nou, ik zat meer te denken aan tien dollar."
"Dat kan ook. Maar dan moet je wel slapen in een dorm tussen de chauffeurs van de jeeptours."
Flamingo in de Laguna Hedionda Dat was nog eens een goede deal. Omdat de storm ook in de nacht nog voort raasde en de temperatuur al ver onder het nulpunt was weggezakt, besloot ik om niet buiten in het donker spaghetti met soeppoedersaus te koken, maar om binnen mee te eten met de toergroepen. De copieuze maaltijd was beduidend beter dan de spaghetti met soeppoedersaus van gisteren en ook beter dan wat de beste restaurants in de grote steden van Bolivia te bieden hadden. De meeste gasten konden de culinaire topprestaties niet op waarde schatten. Vrijwel alle reizigers waren lijkwit van de hoogteziekte en dropen een voor een af naar de slaapvertrekken. Ik bleef alleen achter, smullend van de gigantische hoeveelheden eten die de door hoogteziekte geplaagde toeristen onaangeroerd hadden achtergelaten. Toen ik na afloop van de maaltijd om de rekening vroeg, glimlachte Maria, de eigenares van het complex, breeduit. Ik vroeg waarom ze moest lachen. "We vinden je een erg aardige knaap en we zijn buitengewoon vereerd dat je met de fiets door ons prachtige land fietst en daarom ontvang je deze maaltijd van het hotel."

Tussen de Hotel del Desierto en de Árbol de Piedra

Dag drie begon met het oversteken van een grote vlakte. Mijn fiets zakte een decimeter diep weg in het zand en de stenen. Fietsen was onmogelijk. Moeizaam duwde ik mijn fiets door de losse stenen. Van het uurtje duwen eergisteren en het uurtje duwen van gisteren had ik de nodige spierpijn in mijn armen. De nachtrust tussen deze gigantische inspanningen bleek nauwelijks afdoende om alle afvalstoffen af te voeren. Dientengevolge waren mijn armen bijna te moe om mijn stuur vast te houden. Ruim twee uur duwde ik mijn fiets door de zandbak totdat ik een track vond die fietsbaar was. Ik had pech dat ik de track niet eerder had gevonden, maar ik had ook geluk dat ik de track überhaupt had gevonden, anders was ik mijn fiets nu nóg aan het voortduwen over de eindeloze vlakte.

Woestijnvos bij het Hotel del Desierto

Tussen de Hotel del Desierto en de Árbol de Piedra

Tussen de Hotel del Desierto en de Árbol de Piedra

De lopende fietser

Ik had inmiddels al bijna een week geen boom meer gezien. Het landschap liet zelfs geen dorre struiken toe. De enige boom in het landschap was de Árbol de Piedra, een door de wind uitgeslepen steen in de vorm van een boom.
"Is elk moment een eeuwigheid?"
Dat is de vraag die zanger Robert Wyatt zich stelt in het liedje Unmasked. Het zinderende witte licht van de zon spatte uiteen in duizenden witte kristallen op het naakte landschap. Het zonlicht drong door tot in de laatste haarvaten en poriën van het land zonder schaduw. Op de immense vlaktes van Zuidwest- Bolivia losten alle tegenstellingen op in de schijnbaar oneindige ruimte van het landschap.

De Árbol de Piedra

De weg naar Laguna Colorada

In een trance trok ik over kilometers lange velden van zand en stenen. Alles is cyclisch en alles keert terug. Zo ook de wind die weer vertrouwd in het gezicht beukte op de lange afdaling naar de Laguna Colorada. Aan de oevers van het wijnrode meer vond ik een eenvoudige hut, zodat ik wederom aan een koude nacht ontsnapte. Binnen kookte ik spaghetti met soeppoedersaus, deze keer met een andere smaak. Althans het betrof een andere verpakking met een andere naam. Voor de luxe voegde ik een blik met doperwten toe als zoetige tegenhanger van de ultrazoute smurrie van de soeppoeder.

Laguna Colorada

Laguna Colorada Laguna Colorada

Laguna Colorada

Laguna Colorada

Laguna Colorada

Laguna Colorada

Zonsondergang nabij de Laguna Colorada

Na een ontbijt van spaghetti met soeppoeder en ingeblikte artificiële paddenstoelen had ik voldoende energie voor de zestien kilometer mulle zandsporen langs de Laguna Colorada. Gelukkig kon ik het overgrote deel van het traject blijven fietsen en zo begon ik betrekkelijk fris aan de grote klim naar de Sol de Mañana, een pas op 4.950 meter hoogte. De wind was er vroeg bij en vanaf het begin van de klim mocht ik mijn dagelijkse ongelijke strijd voeren tegen de razende storm. Ik zag er na een week hoogvlakte niet op mijn paasbest uit. Omdat drinken meer prioriteit had dan persoonlijke hygiëne, had ik de laatste week hooguit een liter van mijn watervoorraden gespendeerd om me te wassen. Na me een week niet te hebben geschoren, zag ik eruit als een ruige variant van Rutger Hauer. Ik had een huid van leer als gevolg van de felle zon. En dan waren er de door de hoogte veroorzaakte onafgebroken hoestbuien. Mijn ogen stonden scheel van de inspanning. Mijn lippen en vingers waren opengebarsten van de uitdroging en mijn kleren waren wit uitgeslagen van mijn eigen zweet enerzijds en de straalwind van zout en zand anderzijds. Mijn lichaam had wel een wapen in de fysieke strijd tegen de wind en de hoogte. Massale hoeveelheden adrenaline pompten door mijn aderen en majestueuze scheuten endorfine zorgden voor een permanent gevoel van euforie. Wind noch hoogte kon me uit de staat van extase halen. Van jongs af aan had ik gedroomd van verre landen en hoge bergen en de camino op het Zuid-Amerikaanse continent maakte al mijn dromen waar. Ik vond me geweldig cool met mijn zongebrande huid, mijn roze tricot van de Giro d' Italia en mijn rode Gringo Starr fiets. Meer dan op andere dagen had ik contact met de vele toergroepen. Waar de jeeps zich normaliter breeduit verspreidden over de vele parallelle sporen, daar was alle verkeer op de klim naar de Sol de Mañana geconcentreerd op een enkele track. Trok ik de afgelopen dagen al veel bekijks en staken de nodige teletoeters uit de jeeps naar buiten om het zware werk van de Eenzame Fietser op de gevoelige plaat vast te leggen, op de Sol de Mañana was het pas echt feest. Mijn op dit moment toch al niet bescheiden persoontje werd nog verder volgestouwd met complimenten en alle mooie meisjes wilden met me op de foto. Ik was er heilig van overtuigd dat het me toekwam en dat er niemand aan me kon tippen.

Op weg naar Sol de Mañana

Op weg naar Sol de Mañana

Terugblik naar Laguna Colorada

Op de klim naar Sol de Mañana

Bij de geisers van Sol de Mañana

De geisers van Sol de Mañana Ik bereikte de hoogste pas van de route. Op bijna vijfduizend meter hoogte lag een groot geiserveld, waarvan de zwavelaroma's in onwelriekendheid wedijverden met de zweetgeur van de Eenzame Fietser. Een lange afdaling bracht me bij een nieuwe laguna met hot springs en een restaurant. Ik was de enige "klant" en ik had de warmwaterbronnen voor mezelf. Voor het eerst in een week kon ik me wassen. Terwijl de zon onderging en het vroor dat het kraakte, lag ik heerlijk te genieten in het dampende, hete water. In het nabij gelegen restaurantje kon ik een slaapplaats op de grond bedingen. Dat bespaarde me wederom een koude nacht buiten. Ik hoefde niet zelf te koken, maar de pasta werd door de uitbaters voor me gekookt. Een saus hadden ze weliswaar niet, maar ik mocht de ketchup wel gebruiken als smaakmaker. Ik wilde nog zeggen dat ik nog wel wat soeppoeder op voorraad had, maar ik bedacht me gelukkig tijdig en hield het bij de ketchup. Met de twee jongemannen die in het restaurant werkten, beklommen we een uitzichtpunt met vergezichten over de donkergele, oranje en violette zonsondergang over het meer.

Op weg naar Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

Laguna de Chalviri

De Termas de Polques en de Laguna de Chalviri

Ik was de afgelopen vier dagen veel meer opgeschoten dan verwacht. Slechts twee bergpassen scheidden me nog van de Chileense grens en de bewoonde wereld. Ik trok door de Desierto de Dalí, een wildernis van bizarre rotsformaties die uit de vlakte omhoog steken. De vlakte eindigde aan de voet van een bergketen. Een relatief eenvoudige klim bracht me naar de pas. In de afdaling ontvouwde zich een hallucinerend mooi panorama. Voor me lagen de Laguna Verde en de Laguna Blanca, door een smalle landengte van elkaar gescheiden. Achter de turquoise Laguna Verde en de witte Laguna Blanca torende de vulkaan Licancabúr boven de meren uit, als een wachttoren van Mordor de grens met Chili markerend.

De Desierto de Dalí

De Desierto de Dalí

De Desierto de Dalí

Vicuña's op de pas tussen de Laguna Chalviri en de Laguna's Verde en Blanca

De weg naar de Lagunas Verde en Blanca - op de achtergrond de vulkaan Licancabúr

De lange weg

Laguna Verde en de vulkaan Licancabúr

Laguna Verde

Laguna Verde

Flamingo's boven de Laguna Verde

Laguna Blanca

Laguna Blanca

Fiets in het verlaten landschap van Zuidwest Bolivia Nog een laatste klim wachtte, achter de vulkaan langs. De tegenwind kwam laat op gang en pas op de laatste kilometers van de verder betrekkelijk comfortabele klim barstte de dagelijkse storm los. Mij kon intussen niets meer gebeuren. Ik passeerde de Chileense grens en bereikte de asfaltweg die een dikke tweeduizend meter naar beneden voerde, van de diepvries van de Altiplano naar de bakoven van de Atacamawoestijn. Ik voelde hoe het trillen en bonken over de stenen ophield bij het bereiken van het asfalt. Ik draaide de doorgaande weg van Argentinië naar San Pedro de Atacama op. Slechts een lange afdaling over asfalt scheidde me nu nog van de bewoonde wereld en de bijbehorende luxe die onze beschaving ons heeft gebracht. Als een baksteen liet ik me naar beneden vallen. Ik liet Bolivia definitief achter me, op weg naar nieuwe avonturen, maar vooral naar een douche. En een goed bed. En een voedzame maaltijd die niet op smaak gebracht hoeft te worden met de afschuwelijke soeppoeder.

Landschap bij de Boliviaans-Chileense grens

Het asfalt bereikt! Slechts veertig dalende kilometers scheiden me van de bewoonde wereld van San Pedro de Atacama in de Chileense Atacamawoestijn


Kaart van mijn route door Bolivia